ECLI:NL:RBMNE:2018:6275

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
16/652665-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met wapenstok

Op 19 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 31 augustus 2018 in Urk heeft geprobeerd een minderjarige met een wapenstok te doden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord, maar het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de poging tot zware mishandeling, is wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte heeft bekend dat hij het slachtoffer, een achtjarig kind, heeft geslagen met een wapenstok, wat heeft geleid tot angst en letsel bij het slachtoffer. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in rapportages van deskundigen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, waarbij de rechtbank benadrukt dat de verdachte zich bewust was van de jonge leeftijd van het slachtoffer en dat dit strafverzwarend werkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652665-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair:
op 31 augustus 2018 te Urk heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door hem met kracht met een wapenstok op het hoofd te slaan;
Subsidiair:
op 31 augustus 2018 te Urk heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met kracht met een wapenstok op/tegen het hoofd, de schouder en/of de arm te slaan;
Meer subsidiair:
op 31 augustus 2018 te Urk [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met kracht met een wapenstok op/tegen het hoofd, de schouder en/of de arm te slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde. De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het subsidiair of meer subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, gelet op de inhoud van na te noemen bewijsmiddelen, met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte niet de opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, om het slachtoffer [slachtoffer] van het leven te beroven. Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het subsidiair ten laste gelegde feit begaan. Hij heeft dit feit bekend en zijn raadsvrouw heeft voor dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 september 2018, genummerd PL0900-2018253105-2, opgemaakt door [hoofdagent 1] en [hoofdagent 2] , hoofdagenten van politie Midden -Nederland, houdende een verklaring van voornoemde verbalisanten of één hunner (pagina’s 34 tot en met 36);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 1 september 2018, genummerd PL0900-2018253105-3, opgemaakt door [hoofdagent 2] voornoemd, houdende een verklaring van [slachtoffer] (pagina’s 41 en 42);
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 5 december 2018.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Subsidiair
op 31 augustus 2018 te Urk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met kracht met een wapenstok op het hoofd en de schouder en de arm heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Subsidiair:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een Pro justitia psychologisch rapport van 9 oktober 2018, opgemaakt door drs. B. Koudstaal, klinisch psycholoog;
  • een Pro justitia psychiatrisch rapport van 22 november 2018, opgemaakt door dr. S.J. Roza, psychiater.
De deskundige Koudstaal heeft gerapporteerd dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek.
Uit het rapport van de deskundige Roza volgt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De rechtbank is gelet op de conclusie van de deskundige Roza, welke de rechtbank overneemt, van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
* een meldplicht bij de reclassering;
* opname in een zorginstelling;
* een ambulante behandeling;
* begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
* dagbesteding.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Het is geen optie verdachte te laten terugkeren naar zijn eigen woning of om hem voor langere duur te laten terugkeren naar het penitentiair psychiatrisch centrum. Bij het bepalen van een op te leggen straf en de strafmaat dient rekening te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Indien aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, dient deze straf zodanig in duur te worden beperkt dat deze zal eindigen twee weken na het wijzen van vonnis. Aan een op te leggen voorwaardelijk deel van een gevangenisstraf kunnen de voorwaarden worden verbonden zoals deze door de reclassering worden geadviseerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende overwogen.
Verdachte heeft geprobeerd het minderjarige slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem meermalen, onder andere op zijn hoofd, hard te slaan met een wapenstok. Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit deed uit frustratie vanwege pesterijen door kinderen uit de buurt waar hij last van had. [voornaam van slachtoffer] heeft door het handelen van verdachte enorme angst ondervonden, hetgeen ook blijkt uit het feit dat hij zijn urine en ontlasting heeft laten lopen, en de klappen hebben bij hem pijn en letsel veroorzaakt. Met dit handelen heeft verdachte een voor [voornaam van slachtoffer] zeer bedreigende en onveilige situatie gecreëerd en heeft hij inbreuk gemaakt op zijn geestelijke en lichamelijke integriteit. Dit klemt temeer nu verdachte totaal onverwacht en kennelijk volstrekt willekeurig [voornaam van slachtoffer] als middelpunt van zijn frustratie en agressie heeft gekozen. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijk geweld vaak nog langere tijd hinder ondervinden van de psychische gevolgen van wat hen is overkomen. De rechtbank weegt hierbij nadrukkelijk mee dat [voornaam van slachtoffer] op het moment van het treffen slechts acht jaar oud was.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte zich bewust was van de jonge leeftijd van het slachtoffer maar dat dit hem er niet van heeft weerhouden om aan een spelend kind harde klappen uit te delen.
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel justitiële documentatie van 24 oktober 2018 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank houdt voorts rekening met de navolgende rapportages:
  • het Pro justitia psychiatrisch rapport van 22 november 2018 van dr. S.J. Roza, psychiater, zoals hiervoor benoemd;
  • een reclasseringsadvies (rechtszitting) van 30 november 2018, uitgebracht door C. Langerak , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, RN Adviesunit 2 Zuid-West ;
  • een aanvullend reclasseringsadvies (rechtszitting) van 3 december 2018, uitgebracht door C. Langerak voornoemd.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Daarbij overweegt de rechtbank ook dat de voorgestelde strafmodaliteit van de raadsvrouw om de gevangenisstraf niet langer te laten duren dan het voorarrest tot aan datum vonnis onvoldoende tegemoet komt aan de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. Alles overwegende is oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden. Van deze 8 maanden zal een gedeelte van 3 maanden in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. De rechtbank acht het geïndiceerd aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaarden te verbinden, waaronder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen, althans gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot zware mishandeling.
Gelet op het door de deskundige Roza matig tot hoog ingeschatte recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich uiterlijk op de dag na zijn invrijheidsstelling zal melden bij Reclassering Nederland, [adres] te ( [postcode] ) [vestigingsplaats] , en zich bij deze reclasseringsinstelling zal blijven melden, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich, op basis van de door het NIFP-IFZ af te geven indicatiestelling, zal laten opnemen in een Forensisch Psychiatrische Afdeling of een soortgelijke zorginstelling met voorkeur voor een afdeling voor delinquenten met een autismespectrumstoornis, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling aan verdachte zullen worden gegeven. De opname duurt één jaar of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering dit wenselijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek [instelling 1] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Verdachte dient zich te houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de zorginstelling aan verdachte zullen worden gegeven;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [instelling 2] , of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* ervoor zal zorgen dat hij een passende en zinvolle dagbesteding krijgt en behoudt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Urk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven
-
die [slachtoffer] met kracht met een wapenstok op/tegen het hoofd heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Subsidiair
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Urk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
-
die [slachtoffer] met kracht met een wapenstok op/tegen het hoofd en/of de schouder en/of de arm heeft geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Meer subsidiair
hij op of omstreeks 31 augustus 2018 te Urk, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] met kracht te slaan met een wapenstok op/tegen het hoofd en/of de schouder en/of de arm;