ECLI:NL:RBMNE:2018:6250

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
16.659632-18, 16-162445-16 (vordering tenuitvoerlegging) en 16-652731-16 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen of medeplichtigheid aan poging tot woninginbraak

Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd in het Forensisch Centrum ‘Teylingereind’. De zaak betreft een vordering tot tenuitvoerlegging en de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen of medeplichtigheid aan een poging tot inbraak in een woning op 10 augustus 2018. Tijdens de zitting op 4 december 2018 heeft de officier van justitie, mr. M.S. Martherus-Meijers, de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verklaringen van getuigen en de standpunten van de betrokken partijen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. Hoewel er sterke vermoedens waren dat er een poging tot woninginbraak had plaatsgevonden, kon niet worden vastgesteld dat er daadwerkelijk een begin was gemaakt met de uitvoering daarvan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet betrokken was bij de poging tot inbraak, omdat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de plannen of dat hij enige rol had gespeeld in de uitvoering ervan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.

Daarnaast werden de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen afgewezen, omdat er geen overtredingen van de voorwaarden waren vastgesteld. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak, wat leidde tot de vrijspraak en de afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.659632-18, 16-162445-16 (vordering tenuitvoerlegging) en 16-652731-16 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Forenisch Centrum ‘Teylingereind’, Sassenheim.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door S. Hafsi, jeugdreclasseerder, namens Samen Veilig Midden-Nederland, en door C.N. Cartmel, namens Reclassering Nederland, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair: op 10 augustus 2018 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, heeft geprobeerd om in te breken in een woning aan de [adres] ;
Subsidiair: op 10 augustus 2018 te [woonplaats] , medeplichtig is geweest aan een poging inbraak, in een woning aan de [adres] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu de vereiste bewuste en nauwe samenwerking niet kan worden bewezen. Zij acht de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de poging inbraak wel wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte van [aangever] namens [benadeelde] , de verklaring van getuige [getuige 1] , de verklaring van getuige [getuige 2] afgelegd ter terechtzitting en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Verdachte ontkent bij de poging inbraak betrokken te zijn geweest. Op grond van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen dan wel medeplichtigheid van de poging woningbraak.
De raadsman heeft ten aanzien van het medeplegen aangevoerd dat, op grond van de omstandigheden die vast te stellen zijn op basis van het dossier, niet blijkt van een begin van uitvoering van de poging woninginbraak. Voor zover daarvan niettemin sprake zou zijn, blijkt uit het dossier niet van enige betrokkenheid van verdachte bij die poging dan wel enige wetenschap daarvan. De verklaring van verdachte is immers niet uit te sluiten op grond van het dossier en wordt ondersteund door de verklaring van [mededader] .
Ten aanzien van de medeplichtigheid wijst de raadsman erop dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte door te fluiten opzet had op het behulpzaam zijn bij die woninginbraak.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van zowel het primaire als het subsidiaire tenlastegelegde moet worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Hoewel op grond van het dossier een zeer sterk vermoeden bestaat dat er sprake is geweest van een poging woninginbraak, kan niet worden vastgesteld dat er daadwerkelijk een begin is gemaakt met de uitvoering daarvan. Daarvoor is van belang dat op grond van het dossier niet kan niet worden vastgesteld wanneer het raam bij de woning aan de [adres] precies is ingegooid. Daardoor kan ook niet worden vastgesteld of dit op het zelfde moment plaatsvond als toen de auto toeterend voorbij reed (hetgeen een bekende modus operandi is voor woninginbraken) of dat dit al eerder was gebeurd. Voorts is niet vast te stellen of de donkere auto die volgens getuige [getuige 1] om 00:37 voorbij reed, dezelfde auto is als de auto die op naam van verdachte staat. Deze omstandigheid kan dus evenmin in verband worden gebracht met een mogelijke poging inbraak door verdachte en zijn medeverdachten. Bovendien blijkt uit het dossier dat de twee medeverdachten ongeveer twee meter op de oprit richting de woning liepen voordat zij zich omdraaiden. Niet is gebleken dat zij daadwerkelijk in de buurt van de woning dan wel de gebroken ruit zijn geweest. Het is kortom niet vast te stellen dat er naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is geweest van een opeenvolging van handelingen gericht op het inbreken in de woning.
Nu er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering van een poging woninginbraak, kan verdachte daaraan ook niet hebben bijgedragen als medepleger dan wel medeplichtige. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd.

5.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Gelet op de vrijspraak zal de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 16.652731-16 en 16.162445-16 op grond van overtreding van de algemene voorwaarden afwijzen.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16.652731-16 op grond van overtreding van de bijzondere voorwaarden overweegt de rechtbank dat uit het terugmeldingsrapport en uit de toelichting van de jeugdreclasseerder ter terechtzitting niet is gebleken dat sprake is geweest van een overtreding door verdachte van die bijzondere voorwaarden. Deze vordering dient daarom ook te worden afgewezen.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Algemene vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.652731-16

- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Bijzondere vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.652731-16
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;

Algemene vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.162445-16

- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. Kho, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 10 augustus 2018 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres]
) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van
het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren)
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming in voornoemde woning, met zijn mededader(s), althans alleen, naar
voornoemde woning is gegaan en/of een raam/ruit van voornoemde woning
heeft/hebben ingeslagen en/of vernield en/of (vervolgens) enige tijd later de
oprit van voorgenoemde woning is/zijn opgelopen, waarna de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
Subsidiair
[mededader] en/of één of meer mededader(s) op of omstreeks 10 augustus 2018 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of één of meer mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in
verenging met elkaar, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van
het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren)
onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming in voornoemde woning, met zijn mededader(s), althans alleen, naar
voornoemde woning is gegaan en/of een raam/ruit van voornoemde woning
heeft/hebben ingeslagen en/of vernield en/of (vervolgens) enige tijd later de
oprit van voorgenoemde woning is/zijn opgelopen, waarna de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
door bij voornoemde misdrijf op de uitkijk te gaan staan en/of te fluiten toen hij,
verdachte, de politie zag.