ECLI:NL:RBMNE:2018:6247

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
471493 / HA RK 18-334
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een bewindvoeringzaak

Op 7 december 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het verzoek tot wraking van mr. A.M. Crouwel, ingediend door Stichting Prosperitas, vertegenwoordigd door mr. B.H.J.J. van Riel. Dit verzoek volgde op een beschikking van de kantonrechter van 29 november 2018, waarin verzoekster ambtshalve werd ontslagen als bewindvoerder over het vermogen van een bepaalde persoon. In deze beschikking werd tevens een nieuwe bewindvoerder benoemd. Het wrakingsverzoek werd op 3 december 2018 schriftelijk ingediend, maar de wrakingskamer besloot af te zien van een mondelinge behandeling.

De wrakingskamer overwoog dat volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, het doel van wraking kan niet meer worden bereikt als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan. Aangezien de beschikking van 29 november 2018 een eindbeslissing was, was het wrakingsverzoek niet ontvankelijk. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek tot wraking, en dat een mondelinge behandeling niet nodig was.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier werd opgedragen om de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen, waaronder de gewraakte rechter en de voorzitter van de afdeling toezicht.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 471493 / HA RK 18-334
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
7 december 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
Stichting Prosperitas,
gevestigd te Arnhem,
gemachtigde: mr. B.H.J.J. van Riel
verder te noemen: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft een verzoek ingediend tot wraking van mr. A.M. Crouwel. De kantonrechter heeft op 29 november 2018 een beschikking gegeven onder zaaknummer 7379474 UT VERZ 18-25456 EVN. Daarin is verzoekster ambtshalve ontslagen als bewindvoerder in het bewind over het vermogen van [A] , wonende te [woonplaats] . Bij dezelfde beschikking is een andere bewindvoerder benoemd. Het verzoek is op 3 december 2018 schriftelijk ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het volgende, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan.
2.3.
De kantonrechter heeft bij beschikking van 29 november 2018 verzoeker ambtshalve ontslagen als bewindvoerder en een ander tot bewindvoerder benoemd. Die beslissing is een eindbeslissing. Er staat weliswaar in de beschikking dat de ontslagen bewindvoerder nog kan reageren, maar dat maakt niet dat het geen eindbeslissing is. Onderhavig wrakingsverzoek is na het wijzen van deze beschikking op 29 november 2018 ingediend. De behandeling van de zaak was op dat moment al geëindigd.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het onderhavige wrakingsverzoek.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoekster in haar verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, alsmede aan de voorzitter van de afdeling toezicht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. G. Perrick en
A. van Dijk als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.