7.2Zoals de rechtbank in haar eerdere uitspraken heeft overwogen, ligt het, gelet op het belastende karakter van het (toerekenings)besluit, op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat aan de criteria voor overgang van onderneming is voldaan en, indien hij daarbij ook gebruik maakt van gegevens van de Belastingdienst, deze zodanig te presenteren dat de juistheid daarvan door de garantsteller en de rechter kan worden getoetst.
8. Verweerder heeft voor de onderbouwing van de door hem aangenomen overgang van onderneming van Meavita naar Thuiszorgservice Haaglanden een onderzoeksrapport van de Belastingdienst van 23 oktober 2017 (onderzoeksrapport) overgelegd. In het onderzoeksrapport, dat in een andere kwestie is uitgebracht, heeft de Belastingdienst geconcludeerd dat de overgangsrelaties tussen Meavita en Thuiszorgservice Haaglanden en tussen Thuiszorgservice Haaglanden en TSN Thuiszorg juist zijn vastgesteld. Bij dit onderzoeksrapport zijn als bijlagen overgelegd het faillissementsverslag van Stichting Meavita Thuiszorg van 31 maart 2016 en afdrukken uit het loonheffingensysteem van de Belastingdienst over Meavita Hulp en over Thuiszorgservice Haaglanden van 23 oktober 2017. In het onderzoeksrapport heeft de Belastingdienst onder het kopje ‘Bevindingen’ voor haar conclusies de volgende argumenten gegeven:
“
Volgens de Belastingdienst zijn de WMO-activiteiten van Stichting Meavita Groep (inclusief Meavita Hulp) een op zichzelf staande activiteit. Uit het verslag van de curator blijkt dat alle WMO-activiteiten van Stichting Meavita Groep, waaronder die van Meavita Hulp BV, inclusief alle werknemers, voor 100% zijn overgedragen naar Thuiszorgservice Haaglanden B.V.
Vóór verlening van de voorlopige surseance van betaling had Stichting Meavita Groep al overeenstemming met Thuiszorgservice Haaglanden BV (onderdeel van TSN) bereikt over de overdracht van de volledige WMO-activiteiten. Circa 900 werknemers van de Meavita Groep die betrokken waren bij WMO werkzaamheden, zijn van rechtswege in dienst getreden bij Thuiszorgservice Haaglanden BV. In het faillissementsverslag wordt gesproken over TSN. Hiermee wordt echter het onderdeel van TSN, te weten Thuiszorgservice Haaglanden BV, bedoeld.
Uit de steekproef is gebleken dat de werknemers na de overgang bij Thuiszorgservice Haaglanden BV op de loonlijst stonden. Na overname van Meavita Hulp BV is gebleken dat de loonsom van Thuiszorgservice Haaglanden BV is gestegen met nagenoeg de omvang van de loonsom van Meavita Hulp B.V. Zie hiervoor bijlage 4.”
9. Eiseres voert aan dat de overgang van onderneming van Meavita naar Thuiszorgservice onvoldoende uit de stukken blijkt. Eiseres wijst er allereerst op dat Meavita Hulp volgens het faillissementsverslag van Meavita Hulp B.V. van 31 maart 2016 op 5 maart 2009 haar WMO-activiteiten heeft overgedragen aan TSN Holding B.V. (Asito). Hierdoor behoort het risico van betaling van de WGA-uitkering bij een andere onderneming dan de eigenrisicodrager waarvoor zij zich garant heeft gesteld. Eiseres trekt daarnaast de conclusies in het onderzoeksrapport van de Belastingdienst in twijfel. Verweerder heeft immers in zijn verweerschrift opgemerkt dat op 24 oktober 2016 door de Belastingdienst een 100% overname is geregistreerd van Meavita Hulp naar Thuiszorgservice Haaglanden, maar dat de Belastingdienst ook heeft geconstateerd dat dit niet juist stond geregistreerd. Eiseres bestrijdt ook de bevinding in het onderzoeksrapport van de Belastingdienst, dat na overname van Meavita Hulp de loonsom van Thuiszorgservice Haaglanden is gestegen met nagenoeg de omvang van de loonsom van Meavita Hulp. Het is de ervaring van eiseres dat de Belastingdienst bij een onderzoek naar een overgang van onderneming voor de stijging van de opgegeven loonsom alleen afgaat op de loongegevens onder een loonheffingsnummer en niet afgaat op de loongegevens bij een rechtspersoon. Dit wreekt zich bij rechtspersonen in concernverband, waarbij meerdere rechtspersonen gezamenlijk hetzelfde loonheffingsnummer hanteren. In die situatie kunnen aan de wijziging van de loonsom onder een loonheffingsnummer volgens eiseres geen verdere conclusies verbonden worden.
10. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende heeft gesteld om te twijfelen aan het standpunt van verweerder dat sprake is van een overgang van onderneming van Meavita Hulp naar Thuiszorgservice Haaglanden. Gelet hierop is het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank niet op een dragende grond gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
11. Ingeval een besluit wordt vernietigd, dient de rechtbank de mogelijkheden van finale beslechting van het geschil te onderzoeken. Daarbij dient zij onder meer te beoordelen of er grond is om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen in stand te laten dan wel of zij zelf in de zaak kan voorzien. Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij nader onderzoek had moeten verrichten naar de door hem aangenomen overgang van onderneming van Meavita Hulp naar Thuiszorgservice Haaglanden. Verweerder heeft in beroep al een aanvullend onderzoek bij de Belastingdienst uitgezet, maar de uitkomst daarvan was ten tijde van de behandeling van dit beroep op zitting nog steeds niet bekend. De rechtbank beschikt dan ook over te weinig gegevens om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank ziet echter ook geen aanleiding om bij wijze van een tussenuitspraak verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat tijdens de zitting nog niet bekend was wat de reeds door verweerder uitgezette onderzoeksopdracht aan de Belastingdienst is, of de uitkomst van dat onderzoek, dat volgens de gemachtigde van verweerder ten tijde van de zitting op zijn bureau lag, volledig ziet op onderhavig gebrek en welke gevolgen dit heeft voor het standpunt van verweerder. Indien voor het herstel van het gebrek een nieuw onderzoek door de Belastingdienst moet worden uitgezet, dan zal dat ook weer geruime tijd in beslag nemen. Het is naar het oordeel van de rechtbank ondoenlijk om dat in onderhavige procedure af te wachten. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 501,- en een wegingsfactor 1).