1.3Verweerder heeft vervolgens de onder de rubriek ‘Procesverloop’ vermelde besluiten
genomen.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de betaling van de WGA-uitkering van de werknemer terecht op de rechtsvoorgangster van eiseres wordt verhaald. Eigenrisicodrager [werkgever 2] is na verschillende volledige overnames uiteindelijk voor 100% overgenomen door [werkgever 1] B.V. ( [werkgever 1] ). [werkgever 1] is op 29 december 2015 opgehouden te bestaan. Omdat [werkgever 1] de
WGA-uitkering van de werknemer niet (meer) kan betalen, heeft verweerder, gelet op artikel 40, zevende lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), de rechtsvoorgangster van eiseres als garantsteller van [werkgever 2] aangesproken. Volgens verweerder kan [werkgever 1] niet voor 100% door [werkgever 3] B.V. ( [werkgever 3] ) zijn overgenomen, zoals eiseres in bezwaar heeft gesteld, omdat [werkgever 3] op 20 juli 2017 maar 35,60% van de loonsom van [werkgever 1] heeft overgenomen. Verweerder heeft zich daarvoor gebaseerd op de loonsomgegevens in zijn systeem ‘ODS’ (Operational Data Store), waarin gegevens van de Belastingdienst zijn verwerkt. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat de verplichting tot betaling van de WGA-uitkering van de werknemer volledig bij [werkgever 3] is komen te liggen.
3. Eiseres voert aan dat sprake is van een volledige overgang van onderneming van
[werkgever 1] naar [werkgever 3] , waardoor het betalingsrisico van de WGA-uitkering is overgegaan naar [werkgever 3] . Eiseres stelt dat verweerder ten onrechte in bezwaar geen nader onderzoek heeft verricht naar deze overgang van onderneming. Uit het handelsregister, waarvan eiseres in bezwaar een uittreksel heeft overgelegd, blijkt dat [werkgever 1] door fusie is verdwenen en is opgegaan in [werkgever 3] . De gegevens van de Belastingdienst over de overname van [werkgever 1] door [werkgever 3] , waarop verweerder zich baseert, zijn onjuist. Eiseres heeft in beroep nog een kopie overgelegd van de akte van fusie.
4. De rechtbank heeft op 1 februari 2018 in elf zaken afzonderlijk uitspraak gedaan over eerdere beroepen van eiseres als garantsteller tegen zogenoemde verhaalsbesluiten van verweerder. Zie onder meer de uitspraak in de zaak met zaaknummer UTR 16/4486 (ECLI:NL:RBMNE:2018:468). De rechtbank heeft in het algemene deel van deze uitspraken een kader gegeven aan de hand waarvan een verhaal op de garantsteller dient te worden getoetst en heeft beschreven welke argumenten een garantsteller (nog) naar voren mag brengen. Daarbij is de rechtbank ingegaan op de stelplicht en bewijslast van de garantsteller en de onderzoeksplicht van verweerder. De rechtbank zal hierna bij de beoordeling van het beroep uitgaan van de uitgangspunten en het toetsingskader voor een verhaalsbesluit die zij in het algemene deel (rechtsoverweging (r.o.) 3 tot en met 26) van de uitspraken van 1 februari 2018 heeft geformuleerd. Dit kader betekent voor deze zaak het volgende. 5. Verweerder heeft ter zitting alsnog een toerekeningsbesluit willen overleggen, maar de rechtbank heeft dit ter zitting wegens strijd met de goede procesorde niet toegelaten. De rechtbank gaat bij haar beoordeling dan ook uit van ‘variant 2’ als bedoeld in r.o. 13 en 16.2 van de uitspraken van 1 februari 2018. De rechtbank zal in de lijn van de eerdere uitspraken het toerekeningsbesluit in het verhaalsbesluit inlezen. In deze zaak kan de rechtbank het verhaalsbesluit gericht aan de rechtsvoorgangster van eiseres waarin de toerekeningsaspecten zijn inbegrepen, dan ook in volle omvang toetsen.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het risico van betaling van de WGA-uitkering van de werknemer van eigenrisicodrager [werkgever 2] als gevolg van verschillende volledige overgangen van onderneming, terecht is gekomen bij [werkgever 1] .
7. De rechtbank zal hierna, gelet op de standpunten van partijen, beoordelen of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de onderneming van [werkgever 1] niet volledig is overgenomen door [werkgever 3] , waardoor het risico van de betaling van de WGA-uitkering van de werknemer bij [werkgever 1] is achtergebleven en niet door [werkgever 3] wordt gedragen.