ECLI:NL:RBMNE:2018:6057

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
16.659610-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA met gevangenisstraf als gevolg

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 december 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Nieuwegein. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 3,27 gram cocaïne en 5768 pillen bevattende MDMA. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij het onderzoek op de terechtzitting plaatsvond op 27 november 2018. De officier van justitie, mr. M.S. Martherus-Meijers, heeft de vordering en standpunten gepresenteerd, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. S. Schuurman, hun verdediging hebben gevoerd. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het verkopen en/of afleveren van drugs in de periode van 1 juni 2018 tot en met 16 augustus 2018, en het opzettelijk aanwezig hebben van deze middelen op 16 augustus 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het verkopen van drugs, en heeft de verdachte op dat punt vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte op 16 augustus 2018 opzettelijk cocaïne en MDMA aanwezig had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, gezien de afwezigheid van hulpverlening vanuit de reclassering en de verklaring van de verdachte dat hij geen hulp wilde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.659610-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 juni 2018 tot en met 16 augustus 2018 in Hilversum opzettelijk hoeveelheden van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I heeft verkocht/afgeleverd/verstrekt/vervoerd dan wel aanwezig heeft gehad.
feit 2: op 16 augustus 2018 in Hilversum opzettelijk ongeveer 5781 pillen bevattende MDMA en ongeveer 2003,27 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Op de dagvaarding is aan verdachte onder feit 1 het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, althans het opzettelijk aanwezig hebben, van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I in de periode van 1 juni 2018 tot en met 16 augustus 2018 te Hilversum tenlastegelegd. Onder feit 2 is aan verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van hoeveelheden MDMA en cocaïne, beide middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet, op 16 augustus 2018 te Hilversum tenlastegelegd. Indien de tenlastelegging wordt bezien in samenhang met het dossier lijkt het onder 1 ten laste gelegde overeen te komen met het onder 2 ten laste gelegde, voor zover dit ziet op de verdenking dat verdachte bij zijn aanhouding 3,27 gram cocaïne en 13 pillen MDMA aanwezig had. Nu het openbaar ministerie verdachte slechts éénmaal kan vervolgen voor een en hetzelfde strafbare feit, zal het openbaar ministerie voor een deel van één van beiden tenlasteleggingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de in de dagvaarding onder de ten laste gelegde feiten aangehaalde artikelen blijkt dat de strekking van feit 1 is het vervolgen voor - kort gezegd - handel in drugs (artikel 2 aanhef en onder B van de Opiumwet) en van feit 2 het aanwezig hebben daarvan (artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet). Dit leidt ertoe dat de rechtbank de verdenking dat verdachte tijdens zijn aanhouding cocaïne en MDMA aanwezig had enkel zal beoordelen onder het onder feit 2 ten laste gelegde. Dit betekent dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging voor feit 1 voor zover dit ziet op de verdenking dat verdachte tijdens zijn aanhouding cocaïne en MDMA aanwezig had.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Feit 1 in die zin dat verdachte zich op 16 augustus 2018 schuldig heeft gemaakt aan het verkopen en aanwezig hebben van cocaïne en feit 2 in die zin dat verdachte op
16 augustus 2018 opzettelijk 5781 pillen bevattende MDMA aanwezig heeft gehad. Verdachte dient van het overige onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft wegens gebrek aan bewijs vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde voor zover dit feit ziet op het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van drugs. Op grond van de inhoud van het dossier kan alleen het onder feit 1 ten laste gelegde aanwezig hebben van cocaïne bewezen worden verklaard. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dat hij iets te maken heeft met de pillen die in de Ziggo-doos in zijn woning zijn aangetroffen. Mogelijk is een doos verwisseld tijdens de verhuizing, waardoor de pillen zonder zijn medeweten in zijn woning terecht zijn gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte zich in de periode van 1 juni 2018 tot en met 16 augustus 2018 schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I. Als al vastgesteld kan worden dat verdachte op 16 augustus 2018 iets aan andere personen heeft verkocht, kan niet vastgesteld worden dat dat een middel is geweest als bedoeld in lijst I van de Opiumwet. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat in de auto van verdachte ook pillen zijn aangetroffen die niet op die lijst voorkomen. Verdachte zal daarom wegens gebrek aan bewijs van feit 1 worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak feit 2
In de armsteun van de auto van verdachte werden 13 pillen aangetroffen. In zijn woning werden twee pakken van elk één kilo aangetroffen. Het vermoeden bestond dat dit MDMA respectievelijk cocaïne betrof. Onderzoek door het NFI heeft uitgewezen dat deze stoffen geen MDMA respectievelijke cocaïne bevatten, dan wel een ander middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I bevatten. Verdachte zal daarom van feit 2 worden vrijgesproken voor zover dit feit ziet op het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van 2000 gram cocaïne en 13 pillen bevattende MDMA.
Bewijsmiddelen feit 2 [1]
Op 16 augustus 2018 wordt verdachte in zijn auto in Hilversum door de politie staande gehouden en gefouilleerd op grond van de Opiumwet. In zijn linker broekzak wordt een portemonnee aangetroffen met daarin een wit opgevouwen stukje papier. [2] In het stukje papier zit een hoeveelheid van 0,29 gram vermoedelijk cocaïne. Een monster wordt veiliggesteld onder SIN-nummer AALU3645NL en voor onderzoek naar het NFI verzonden. [3] Onderzoek door het NFI wijst uit dat het onderzoeksmateriaal met kenmerk AALU3645NL cocaïne bevat. [4]
In de auto van verdachte wordt op de achterbank een jas aangetroffen. [5] In de binnenzak van de jas zitten zeven ponypacks met een hoeveelheid van 2,98 gram vermoedelijk cocaïne. Een monster wordt veiliggesteld onder SIN-nummer AALU3646NL en voor onderzoek naar het NFI verzonden. [6] Onderzoek door het NFI wijst uit dat het onderzoeksmateriaal met kenmerk AALU3646NL cocaïne bevat. [7]
Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen cocaïne van hem was. [8]
Na de aanhouding wordt op 16 augustus 2018 de woning van verdachte aan de [adres] in [woonplaats] doorzocht. [9] In de woonkamer werd een verzendingsdoos van Ziggo aangetroffen. In de doos zat een dichtgeknoopte plastic boodschappentas van de Jumbo met daarin een grote doorzichtige zak met een grote hoeveelheid blauwe pillen en een klein zakje met roze pillen. [10] Het betroffen hoeveelheden van circa 5461 pillen en 307 pillen vermoedelijk MDMA. [11] Monsters zijn veiliggesteld onder de SIN-nummers AAGH6932NL respectievelijk AAGH6930NL en voor onderzoek naar het NFI verzonden. [12] Onderzoek door het NFI wijst uit dat het onderzoeksmateriaal met kenmerk AAGH6932NL [13] en kenmerk AAGH6930NL [14] MDMA bevat.
Verdachte heeft verklaard dat hij de benedenwoning aan de [adres] in [woonplaats] sinds twee weken huurde en hij daar alleen woonde. Er waren geen andere personen die toegang hadden tot zijn woning. Zijn spullen hadden op diverse plekken bij vrienden/kennissen opgeslagen gelegen. Hij had zijn spullen, waaronder de Ziggo doos, uit de opslag gehaald, en in zijn woning neergezet. Hij had niet gecontroleerd wat er in de doos zat. [15]
Bewijsoverweging
Ten aanzien van de alternatieve verklaring van verdachte over de aanwezigheid van de pillen MDMA in zijn woning overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft bij de politie, bij de voorgeleiding voor de rechter-commissaris en bij de raadkamer gevangenhouding een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Hij heeft inhoudelijk niet over de strafbare feiten waarvan hij wordt verdacht willen verklaren. Pas ter terechtzitting heeft verdachte een verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt onder meer in dat hij niet wist dat de aangetroffen pillen in de Ziggo doos zaten en dat deze pillen niet van hem waren. Mogelijk is er een doos verwisseld toen deze in de opslag stond. In de opslag konden ook andere personen bij zijn spullen komen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring die verdachte geeft voor de aanwezigheid van de pillen in zijn huis vaag en algemeen is. Hij verklaart bijvoorbeeld niet op welke plek de doos opgeslagen heeft gelegen, wie er anders dan hijzelf op die plek toegang tot zijn spullen zou kunnen hebben gehad, of hoe en wanneer de verwisseling van de dozen precies zou hebben plaatsgevonden. Ook bij herhaaldelijk navraag door de rechtbank heeft verdachte geen nadere details verschaft. Zijn verklaring is daardoor niet te verifiëren en daarmee niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht aldus op grond van voornoemd bewijs wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 16 augustus 2018 opzettelijk 3,27 gram cocaïne en 5768 pillen bevattende MDMA aanwezig heeft gehad en in die zin het onder 2 ten laste gelegde feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2.
op 16 augustus 2018 te Hilversum opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 5768 pillen bevattende MDMA en
- 3,27 gram van een materieel bevattende cocaïne,
zijnde MDMA en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 2:
Telkens: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en een voorwaardelijke straf als stok achter de deur, zodat verdachte in de toekomst beter zal opletten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 3,27 gram cocaïne en 5768 pillen bevattende MDMA. Verdovende middelen als cocaïne en MDMA leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze stoffen sterk verslavend zijn en regelmatig gebruik hiervan in de regel lichamelijk, psychisch en sociaal schadelijke gevolgen met zich brengt.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 11 oktober 2018 betreffende verdachte is hij niet eerder met justitie in aanraking gekomen voor overtreding van de Opiumwet.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank mede gelet op de oriëntatiepunten voor het aanwezig hebben van harddrugs. Volgens de oriëntatiepunten wordt voor één pil 0,5 gram gerekend. Dat betekent dat verdachte 5768 x 0,5 gram = 2.884 gram MDMA aanwezig heeft gehad. Volgens de oriëntatiepunten is voor het aanwezig hebben van die hoeveelheid MDMA een gevangenisstraf van negen maanden passend. Gelet op het feit dat verdachte niet eerder voor overtreding van de Opiumwet is veroordeeld en de hoeveelheid cocaïne die hij ook bij zich had relatief gering is, acht de rechtbank deze straf gerechtvaardigd. De reclassering ziet blijkens het rapport van 21 november 2018 geen mogelijkheden voor hulpverlening voor verdachte. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard geen hulp van de reclassering te willen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles overziende zal aan verdachte worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal op het onvoorwaardelijke deel in mindering worden gebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
- verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vervolging van feit 1 voor
zover dit ziet op de verdenking dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding cocaïne en MDMA aanwezig had;
Vrijspraak
-verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

- verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder en feit 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Vegter, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met
16 augustus 2018 te Hilversum opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Hilversum opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 5781 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of een of meer middelen voorkomende op lijst I van de Opiumwet en/of
- ongeveer 2003,27 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 augustus 2018, genummerd PL0900-2018238450, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 93. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 1 en 2.
3.Pagina 30 (goednummer PL0900-2018238450-2246872), pagina’s 69 onderaan en 70 bovenaan en pagina 71.
4.Rapport identificatie van veelvoorkomende drugs van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 augustus 2018, politieregistratienummer PL0900-2018238450-29.
5.Pagina 17.
6.Pagina 32 (goednummer PL0900-2018238450-2246889), pagina 70 bovenaan en pagina 71.
7.Rapport identificatie van veelvoorkomende drugs van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 augustus 2018, politieregistratienummer PL0900-2018238450-29.
8.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2018.
9.Pagina’s 10 en 11.
10.Pagina 15.
11.Pagina 65 (goednummer PL0900-2018238450-2246891) en pagina 66; pagina 69 (goednummer PL0900-2018238450-2246864) en pagina 70.
12.Pagina’s 65, 66, 69 en 70.
13.Rapport identificatie van veelvoorkomende drugs van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 augustus 2018, politieregistratienummer PL0900-2018238450-22.
14.Rapport identificatie van veelvoorkomende drugs van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 27 augustus 2018, politieregistratienummer PL0900-2018238450-29.
15.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 november 2018.