ECLI:NL:RBMNE:2018:6045

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
7283205 ME VERZ 18-155
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en werkhervatting Expertise Manager Facilities

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2018 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van [verzoekster en tevens verweerster] B.V. tegen [verweerster en tevens verzoekster]. [verzoekster en tevens verweerster] verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerster en tevens verzoekster] te ontbinden op grond van bedrijfseconomische omstandigheden, waarbij zij stelde dat de functie van Expertise Manager Facilities kwam te vervallen door een strategische heroriëntatie. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [verzoekster en tevens verweerster] onvoldoende heeft onderbouwd dat de organisatorische veranderingen noodzakelijk waren voor het vervallen van de functie. De rechter heeft vastgesteld dat de werkzaamheden van [verweerster en tevens verzoekster] niet zijn verminderd en dat er geen overlap was met andere functies. Hierdoor werd het ontbindingsverzoek afgewezen.

Daarnaast heeft [verweerster en tevens verzoekster] een tegenverzoek ingediend om haar werkplek te mogen betreden en haar werkzaamheden te hervatten. De kantonrechter heeft dit verzoek toegewezen, omdat de formele opheffing van de functie niet in de weg stond aan werkhervatting. [verzoekster en tevens verweerster] werd veroordeeld in de proceskosten, en de rechter heeft een dwangsom opgelegd voor het geval [verzoekster en tevens verweerster] niet zou voldoen aan de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Beschikking van 30 november 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 7283205 / ME VERZ 18-155 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster en tevens verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster en tevens verweerster,
gemachtigde mr. C.S.M. Jongens-Timmer,
tegen
[verweerster en tevens verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster en tevens verzoekster,
gemachtigde mr. L.T. den Hollander.
Partijen zullen hierna [verzoekster en tevens verweerster] en [verweerster en tevens verzoekster] genoemd worden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een verzoekschrift (met producties) van [verzoekster en tevens verweerster] ;
- een verweerschrift (met producties) van [verweerster en tevens verzoekster] tevens houdende een zelfstandig tegenverzoek;
- aanvullende producties van [verzoekster en tevens verweerster]
- de mondelinge behandeling op 16 november 2018.
1.2.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster en tevens verweerster] ondersteunt de werkmaatschappijen die behoren tot het concern [naam concern] op administratief en facilitair gebied.
2.2.
[verweerster en tevens verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1976, is sinds 26 mei 2015 in dienst van [verzoekster en tevens verweerster] , en laatstelijk werkzaam als Expertise Manager Facilities op de afdeling [naam afdeling] .
2.3.
In een brief van 14 mei 2018 heeft [verzoekster en tevens verweerster] , voor zover hier van belang, het navolgende aan [verweerster en tevens verzoekster] geschreven:
Vandaag hebben we je kenbaar gemaakt dat [verzoekster en tevens verweerster] haar organisatie anders gaat inrichten in het kader van een strategische heroriëntatie.
Achtergrond hiervan is dat [verzoekster en tevens verweerster] ten opzichte van vergelijkbare organisaties
binnen Recruit Global Staffing sterk achter blijft in de conversie ratio, oftewel de mate waarin elke euro wordt omgezet in winst. Dit gegeven heeft ons doen besluiten om het in 2017 ingezette programma “One Way of Working” versneld uit te voeren om zo te kunnen komen tot de gemiddelde conversie ratio van 35% zoals die voor de geldt binnen Recruit Global Staffing. Alles in dit programma draait om “faster”,”closer” en “simpler” en heeft ons een kritische blik doen werpen op processen, met name op de toegevoegde waarde, nut en noodzaak en de efficiency van die processen.
De uitkomst van bovenstaande is een optelsom van het vereenvoudigen van processen, het
samenvoegen van activiteiten, het niet meer of anders doen van zaken en het wijzigen van
verantwoordelijkheden. Dit heeft geleid tot besparingen in de ondersteunende werkzaamheden welke bij [verzoekster en tevens verweerster] zijn belegd. Bovengenoemde wijzigingen in de strategie gaan tot onze grote spijt dan ook gepaard met het vervallen van een aantal arbeidsplaatsen, waaronder helaas ook die van jou.
De voorgenomen wijzigingen hebben we middels een adviesaanvraag voorgelegd aan de
Ondernemingsraad, welke een positief advies heeft uitgebracht. Op deze reorganisatie is het sociaal
flankerend beleid, zoals vastgelegd in de Sociale Regeling [naam concern] 2018-2021 van toepassing. Een afschrift hiervan zul je op korte termijn ontvangen.
Het vorengaande betekent dat de functie Expertisemanager op jouw afdeling per 1 juni 2018 komt te
vervallen. Helaas zijn er op dit moment geen andere passende functies vacant waarop we jou direct
kunnen herplaatsen. Wij zullen daarom op korte termijn een afspraak met je inplannen om de
herplaatsingsmogelijkheden in brede zin met je te bespreken. Hierbij zenden we je wel vast een
overzicht van de huidige vacatures binnen [naam concern] .
Indien herplaatsing in een andere functie niet mogelijk mocht zijn, dan ben je boventallig per 1juni 2018. (…)
2.4.
[verweerster en tevens verzoekster] is per 1 juni 2018 vrijgesteld van werkzaamheden.
2.5.
[verzoekster en tevens verweerster] heeft in juni 2018 toestemming aan het UWV gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verweerster en tevens verzoekster] op te mogen zeggen vanwege bedrijfseconomische omstandigheden (wegens organisatorische en/of technologische veranderingen). Het UWV heeft die toestemming bij beslissing van 27 augustus 2018 geweigerd.

3.Het verzoek van [verzoekster en tevens verweerster] en de beoordeling daarvan

3.1.
[verzoekster en tevens verweerster] verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 1 onder a en artikel 7:669 lid 3 sub a Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, met inachtneming van een opzegtermijn van 1 maand. Het verzoek is, gelet op het bepaalde in artikel 7:686a lid 4 onder d BW, tijdig ingediend.
3.2.
Artikel 7:669 lid 1 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat de werkgever de arbeidsovereenkomst kan opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
3.3.
Artikel 7:669, lid 3, aanhef en onder a, BW, bepaalt dat onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 wordt verstaan het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering.
3.4.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:671b lid 2 BW is onderzocht of een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod geldt. Dit is niet het geval.
3.5.
Over de vraag of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, wordt het volgende overwogen. Uit de wetsgeschiedenis
(zie Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 31)volgt dat in een procedure als de onderhavige de kantonrechter bij de beoordeling dient te toetsen aan dezelfde (wettelijke) criteria als die voor het UWV gelden. Deze (wettelijke) criteria zijn neergelegd in de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (hierna: de Ontslagregeling). Op grond van de Ontslagregeling dient een werkgever aannemelijk te maken dat er structureel arbeidsplaatsen vervallen door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsuitvoering (paragraaf 2 van de Ontslagregeling). Tevens dient voldaan te zijn aan het afspiegelingsbeginsel (paragraaf 4 van de Ontslagregeling) en, tot slot, dient er geen mogelijkheid te zijn om de werknemer binnen een redelijke termijn (al dan niet met behulp van scholing) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming (paragraaf 3 van de Ontslagregeling).
3.6.
[verzoekster en tevens verweerster] legt het volgende aan haar verzoek ten grondslag. De conversieratio, de mate waarin brutomarge wordt omgezet in winstgevendheid, bleef bij [verzoekster en tevens verweerster] sterk achter ten opzichte van vergelijkbare onderdelen binnen het […] -concern. Om die reden is begin 2018 besloten tot de (versnelde) invoering van een nieuwe strategie. De nieuwe strategie ("
One Way of Working, making things faster, simpler & closer") draait om het verbeteren van systemen en processen en het versimpelen ervan. Dit leidt tot een lager kostenniveau, wat een positieve uitwerking heeft op de hoogte van de conversieratio. In dit kader heeft [verzoekster en tevens verweerster] de verschillende afdelingen en processen bekeken en onderzocht. Er is gekeken naar de toegevoegde waarde, het nut en de noodzaak en de efficiency van werken. Taken van de functie van Expertise Manager Facilities bleken in de praktijk te worden uitgevoerd door en deels te zijn belegd bij anderen. Die overlap in taken en werkzaamheden was niet gewenst. Daarnaast bleek dat de resterende werkzaamheden van de functie Expertise Manager Facilities ook konden worden ondergebracht bij andere medewerkers. De omvang van de functie rechtvaardigde qua werkzaamheden niet het in stand houden van een separate functie. Daarom is besloten om de functie en arbeidsplaats van Expertise Manager Facilities te laten vervallen. Deze wijziging is per 1 juni 2018 doorgevoerd.
3.7.
Vooropgesteld wordt dat het een werkgever vrij staat om voor een bepaalde bedrijfsvoering en inrichting van zijn onderneming te kiezen, ook als dat leidt tot een organisatieverandering met verlies van arbeidsplaatsen. Bij de toetsing van die keuze past dan ook een zekere mate van terughoudendheid, maar de werkgever moet zich wel voor zijn keuze verantwoorden door onder meer het structureel vervallen van arbeidsplaatsen (bezien over een toekomstige periode van 26 weken) aannemelijk te maken.
3.8.
De door de [verzoekster en tevens verweerster] genoemde strategische heroriëntatie draait om efficiency. Een aanpassing van de organisatiestructuur om doelmatiger te kunnen werken zoals volgens [verzoekster en tevens verweerster] aan de orde is, valt binnen de hiervoor genoemde keuzevrijheid. De kantonrechter is echter van oordeel dat - zoals [verweerster en tevens verzoekster] ook heeft aangevoerd - [verzoekster en tevens verweerster] onvoldoende heeft onderbouwd dat de organisatorische verandering het noodzakelijk maakt dat de functie en arbeidsplaats van [verweerster en tevens verzoekster] komt te vervallen. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
3.9.
[verzoekster en tevens verweerster] heeft niet gesteld dat als gevolg van de invoering van de nieuwe strategie de inhoud van de werkzaamheden die door de Expertise Manager Facilities werden verricht, is veranderd of verminderd. Dat er systemen en processen op de afdeling [naam afdeling] zijn verbeterd of versimpeld die die werkzaamheden (indirect) raken, heeft zij niet naar voren gebracht. Dit wordt ook niet aan het verzoek ten grondslag gelegd.
3.10.
Wat [verzoekster en tevens verweerster] heeft gesteld is dat uit onderzoek is gebleken dat verschillende taken die formeel waren toegeschreven aan de functie van Expertise Manager Facilities in de praktijk werden uitgevoerd door en deels ook waren belegd bij anderen.
[verzoekster en tevens verweerster] heeft echter ter zitting verklaard dat er sprake was van overlap van taken op papier en niet in de feitelijke uitvoering. Met andere woorden: er was in de praktijk geen sprake van dubbel werk. [verweerster en tevens verzoekster] verrichtte kennelijk geen taken die ook al door anderen werden uitgevoerd en die anderen hielden zich kennelijk ook niet bezig met taken die al door [verweerster en tevens verzoekster] werden gedaan.
3.11.
Verder zijn partijen het er over eens dat [verweerster en tevens verzoekster] in de functie van Expertise Manager Facilities feitelijk:
- zich bezig hield met kleine verbouwingen en verhuizingen op het hoofdkantoor;
- verantwoordelijk was voor de BHV;
- contactpersoon was voor leveranciers;
- verantwoordelijk was voor de uitvoering van het contract met Facilicom (die zorgt voor de catering, schoonmaak en beveiliging).
Gelet op wat onder 3.10 is overwogen, moet er van worden uitgegaan dat [verweerster en tevens verzoekster] deze taken als enige uitvoerde en dat die dus niet door anderen werden gedaan. Dat de genoemde taken het in stand houden van de functie van Expertise Manager Facilities niet rechtvaardigen, heeft [verzoekster en tevens verweerster] onvoldoende onderbouwd. [verweerster en tevens verzoekster] heeft uiteengezet dat zij een volledig en voltijds werkpakket had. Zij werkte hard, kreeg daar waardering voor en er is nooit gezegd dat zij te weinig werk verrichtte. Dit is door [verzoekster en tevens verweerster] niet gemotiveerd bestreden. Kennelijk rechtvaardigden die taken dus een volledige werkweek van een hardwerkende en goed functionerende werkneemster. In dat licht bezien, is de stelling van [verzoekster en tevens verweerster] dat diezelfde taken door de Director Facilities, de administratief medewerker op de afdeling en de huismeester eenvoudig zouden kunnen worden opgevangen en dat dit hen gezamenlijk in totaal slechts 8,5 uur per week zou kosten, zonder uitgebreide toelichting, die ontbreekt, niet geloofwaardig.
3.12.
Op grond van het voorgaande moet worden geoordeeld dat [verzoekster en tevens verweerster] niet in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen om de functie van Expertise Manager Facilities te laten vervallen. Dat betekent dat het ontbindingsverzoek wordt afgewezen. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen bespreking meer.
3.13.
[verzoekster en tevens verweerster] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten.

4.Het tegenverzoek van [verweerster en tevens verzoekster] en de beoordeling daarvan

4.1.
[verweerster en tevens verzoekster] verzoekt [verzoekster en tevens verweerster] te veroordelen om haar binnen twee dagen na betekening van de beschikking toe te laten tot haar werkplek om haar in staat te stellen haar werkzaamheden als Expertise Manager Facilities te hervatten, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [verzoekster en tevens verweerster] daarmee in gebreke blijft.
4.2.
Het verzoek van [verweerster en tevens verzoekster] zal worden toegewezen. Het verweer van [verzoekster en tevens verweerster] dat de functie van [verweerster en tevens verzoekster] niet meer bestaat, wordt niet gevolgd. Zoals hiervoor is overwogen is onvoldoende onderbouwd dat de werkzaamheden die [verweerster en tevens verzoekster] als Expertise Manager Facilities verrichtte niet meer volledig bestaan dan wel zijn overgenomen door anderen. De formele opheffing van de functie staat dan ook niet aan werkhervatting in de weg. Het verzoek van [verzoekster en tevens verweerster] om een langere termijn voor werkhervatting te bepalen (in verband met de praktische uitvoerbaarheid) zal worden ingewilligd. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de dwangsom af te wijzen of te matigen zoals [verzoekster en tevens verweerster] heeft verzocht. Wel zal de dwangsom worden gemaximeerd op de wijze als in het dictum vermeld.
4.3.
[verzoekster en tevens verweerster] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten. Nu niet is gebleken dat de gemachtigde van [verweerster en tevens verzoekster] noemenswaardig meerwerk heeft verricht in het tegenverzoek zullen de proceskosten op nihil worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek van [verzoekster en tevens verweerster]
5.1.
wijst het ontbindingsverzoek af;
5.2.
veroordeelt [verzoekster en tevens verweerster] in de proceskosten aan de zijde van [verweerster en tevens verzoekster] , tot deze beschikking begroot op € 600,00 aan gemachtigdensalaris;
in het tegenverzoek van [verweerster en tevens verzoekster]
5.3.
veroordeelt [verzoekster en tevens verweerster] om [verweerster en tevens verzoekster] binnen een maand na betekening van de beschikking toe te laten tot haar werkplek om haar in staat te stellen haar werkzaamheden als Expertise Manager Facilities te hervatten, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [verzoekster en tevens verweerster] daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 100.000,00;
5.4.
verklaart de veroordeling onder 5.3. uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
veroordeelt [verzoekster en tevens verweerster] in de proceskosten aan de zijde van [verweerster en tevens verzoekster] , tot deze beschikking begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2018.