ECLI:NL:RBMNE:2018:604

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2018
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
16/652139-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsfraude en valsheid in geschrift met betrekking tot een arbeidsovereenkomst en WW-aanvraag

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bijstandsfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in Turkije en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, werd ervan beschuldigd in de periode van 26 juli 2010 tot en met 6 december 2011 een valse arbeidsovereenkomst en salarisspecificaties op te maken met het oogmerk deze als echt te gebruiken. Daarnaast werd hem verweten dat hij valselijk een aanvraag voor een WW-uitkering had ingediend en opzettelijk geen opgave had gedaan van zijn werkzaamheden als gemeenteraadslid en zijn aandeelhouderschap in een onderneming. Tijdens de zittingen op 6 november 2017 en 1 februari 2018 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. A.W. Syrier. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan uitkeringsfraude, terwijl de verdediging betoogde dat er geen bewijs was voor de valsheid van de arbeidsovereenkomst en dat de verdachte niet verplicht was om zijn inkomsten als gemeenteraadslid op te geven. De politierechter oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit niet bewezen kon worden, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de subsidiaire tenlastelegging van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift en valsheid in geschrift. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652139-15
Vonnis van de politierechter van 15 februari 2018.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1969] te [geboorteplaats] (Turkije),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op de terechtzittingen van 6 november 2017 en 1 februari 2018. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
primair
in de periode van 26 juli 2010 tot en met 6 december 2011 te [woonplaats] een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] Limited en verdachte en salarisspecificaties van [bedrijfsnaam] Limited met betrekking tot verdachte valselijk heeft opgemaakt of vervalst met het oogmerk deze geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
subsidiair
in de periode van 26 juli 2010 tot en met 6 december 2011 te [woonplaats] opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] Limited en verdachte en salarisspecificaties van [bedrijfsnaam] Limited met betrekking tot verdachte, als ware deze geschriften echt en onvervalst, door deze op te sturen naar het UWV;
Feit 2:
in de periode van 12 november 2011 tot en met 6 december 2011 te [woonplaats] , alleen of tezamen met anderen, een aanvraag voor een WW-uitkering valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, door in de aanvraag te verklaren dat hij een arbeidsovereenkomst had met [bedrijfsnaam] Limited;
Feit 3:
in de periode van 31 oktober 2011 tot en met 30 juni 2013 te [woonplaats] in strijd met artikel 25 van de Werkloosheidswet opzettelijk geen opgave heeft gedaan en/of heeft verzwegen dat hij bestuurder en enig aandeelhouder was van een onderneming, meermalen in het buitenland heeft verbleven en werkzaamheden verrichtte als gemeenteraadslid en hieruit inkomsten had;

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze politierechter is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde feit en de feiten onder 2 en 3 tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De officier van justitie betoogt dat het niet mogelijk is dat verdachte, als bestuurder en directeur grootaandeelhouder van [bedrijfsnaam] Limited, in loondienst als werknemer bij [bedrijfsnaam] Limited had kunnen treden en dat derhalve de arbeidsovereenkomst valselijk is opgemaakt. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte als directeur en enig aandeelhouder als enige bevoegd was om de betreffende arbeidsovereenkomst te ondertekenen. Nu op de arbeidsovereenkomst de handtekening van de werkgever niet door verdachte is gezet, is deze in strijd met de waarheid of werkelijkheid opgemaakt en aldus vals. De op deze arbeidsovereenkomst gebaseerde salarisspecificaties, welke stukken bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, zijn derhalve eveneens vals en aldus door verdachte valselijk opgemaakt.
Ten aanzien van de aanvraag op grond van de Werkloosheidswet (WW) stelt de officier van justitie dat uit de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien volgt dat deze valselijk is opgemaakt, nu door verdachte is verklaard dat hij een (valse) arbeidsovereenkomst had met [bedrijfsnaam] Limited en dat hij daarnaast heeft verklaard dat hij geen ander werk/inkomen had. Tot slot heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitkeringsfraude, nu hij niet heeft doorgegeven dat hij directeur en enig aandeelhouder was bij het bedrijf waar hij zijn laatste dienstverband zou hebben gehad, gedurende de periode van zijn WW-uitkering meermalen in Turkije heeft verbleven en verdachte niet heeft opgegeven dat hij gedurende de periode van zijn WW-uitkering werkzaamheden verrichtte als raadslid en uit dien hoofde inkomsten had.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1, primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft het standpunt van de verdediging als volgt onderbouwd.
Voor feit 1 en 2 is er geen bewijs voor het verwijt dat de arbeidsovereenkomst niet juist zou zijn. Het is niet duidelijk wie heeft getekend bij de werkgever en of diegene daarvoor bevoegd was, maar dit is voor de essentie van een arbeidsovereenkomst niet van belang en zijn cliënt ging ervan uit dat degene die heeft getekend bevoegd was. Het standpunt dat verdachte niet tegelijkertijd zowel directeur grootaandeelhouder als werknemer van de Ltd kon zijn is ook niet houdbaar. Er kan derhalve niet worden geconcludeerd dat de arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid is opgemaakt. De salarisspecificaties zijn een uitvloeisel van de geldige arbeidsovereenkomst en derhalve ook geldig.
Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de door zijn cliënt ontvangen vergoeding voor zijn optreden als gemeenteraadslid niet van invloed is op de hoogte van zijn uitkering en derhalve niet vallen onder de verplichting om gegevens te verstrekken. De raadsman stelt verder dat zijn cliënt inderdaad meerdere malen in het buitenland heeft verbleven, dat zijn cliënt dit ook toegeeft, echter dat deze omstandigheid, en zijn hoedanigheid als directeur grootaandeelhouder eveneens geen feiten zijn die vallen onder de inlichtingenplicht of van invloed kunnen zijn op de hoogte van of het recht op een uitkering.
Verder acht de raadsman de verklaring bij de rechter-commissaris van getuige [getuige] onaannemelijk en verzoekt hij de politierechter deze verklaring ten aanzien van de door zijn cliënt betwiste onderdelen buiten beschouwing te laten bij de beoordeling van de zaak. Indien de politierechter hiertoe niet besluit dan verzoekt de raadsman om de getuige [getuige] nader te horen en nader onderzoek te verrichten naar zijn cliënt.
4.3
Het oordeel van de politierechter
4.3.1
Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde
Het enkele feit dat een persoon (groot)aandeelhouder is van een bedrijf staat er naar het oordeel van de politierechter nog niet aan in de weg dat hij als directeur ook werknemer kan zijn van datzelfde bedrijf. In het rechtsverkeer dient evenwel volstrekt helder te zijn in welke hoedanigheid deze persoon aan dat rechtsverkeer deelneemt. De werknemersverzekeringen merken het directeur-grootaandeelhouderschap niet aan als dienstbetrekking, waardoor enerzijds geen premies hoeven te worden betaald, maar anderzijds ook geen uitkeringen worden ontvangen. Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij enig aandeelhouder en werknemer van zijn bedrijf is. Ten bewijze van zijn werknemerschap is een arbeidsovereenkomst opgemaakt. Aannemelijk is geworden dat verdachte inderdaad in de hoedanigheid van directeur werkzaamheden heeft verricht voor de Ltd. en hiervoor ook salaris heeft ontvangen. Uit de arbeidsovereenkomst had echter moeten blijken dat verdachte als werkgever bevoegd was te ondertekenen. Noch tijdens het strafrechtelijk onderzoek, noch tijdens het onderzoek ter terechtzitting is duidelijk geworden wie de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend waarmee verdachte zijn aanvraag voor een WW-uitkering heeft gedaan. Hoewel daarmee kan worden bewezen dat het stuk vals is nu verdachte als enige bevoegd was als werkgever te tekenen, kan niet worden bewezen dat verdachte het stuk zelf heeft vervalst, terwijl ook geen duidelijkheid is ontstaan over hoe de vervalsing dan wel is gepleegd. De politierechter is daarmee van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde derhalve niet kan worden bewezen, zodat de politierechter de verdachte hiervan dan ook zal vrijspreken.
4.3.2
Feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 subsidiair, 2 en 3
De politierechter gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een brief van [A] aan de [naam organisatie] t.a.v. [B] / [C] d.d. 18 juni 2014, inclusief bijlage zijnde de aanmeldingsstukken [bedrijfsnaam] LTD, p. 115-123:
Bijlage Opgaaf startende onderneming d.d. 6 mei 2010:
‘Gegevens van de contactpersoon/directeur: [verdachte] ’ [2]
Bijlage Uittreksel Kamer van Koophandel d.d. 6 mei 2010:
‘Werkzame personen: 1
Bestuurder(s): [achternaam van verdachte] , [voornaam van verdachte]
Bevoegdheid: Alleen/zelfstandig bevoegd’ [3]
Een ambtsedig proces-verbaal van 22 januari 2015, opgemaakt door [verbalisant] , verbalisant (blz. 31 tot en met 32 van het proces-verbaal Werknemersfraude nr. 1590874):
p. 31:
‘Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
Ondergetekenden,
[bedrijfsnaam] Limited…verder te noemen ‘werkgever’ (…)
En Dhr. [verdachte] (…)
Verder de noemen ‘werknemer’,
Verklaren hierbij een arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan op de volgende voorwaarden:
26 juli 2010
Handtekening: De werkgever
Handtekening: De werknemer’
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een aanvraag door [verdachte] van een WW-uitkering bij het UWV d.d. 12 november 2011, p. 21-23:
‘Naam aanvrager: [verdachte] (…) [4]
6. Ander werk/inkomen
Ander werk? Nee’ [5]
Een ambtsedig proces-verbaal van 22 januari 2015, opgemaakt door [verbalisant] , verbalisant (blz. 10 tot en met 18 van het proces-verbaal Werknemersfraude nr. 1590874), inhoudende het verhoor van verdachte d.d. 3 september 2014:
Wie is/was de directeur en/of aandeelhouder(s) van [bedrijfsnaam] Ltd.?
Ik was de directeur en ik ben als enige de aandeelhouder.(…)
Waar verrichtte u de werkzaamheden voor deze onderneming?
Deels vanuit huis te [woonplaats] en deels in Turkije. [6] (…)

Wie heeft u aangenomen als werknemer van [bedrijfsnaam] Ltd.?
De rechtspersoon [bedrijfsnaam] Ltd. heeft mij aangenomen.
Ter terechtzitting van 6 november 2017 heeft verdachte op vragen van de politierechter als volgt geantwoord:
Ik heb onder andere in Turkije naar passend werk gezocht. Ik erken dat ik mijn verblijf in Turkije had moeten melden bij het uitvoeringsorgaan.. [7]
Ter terechtzitting van 1 februari 2018 heeft verdachte op vragen van de politierechter als volgt geantwoord:
‘Ik weet niet wie de arbeidsovereenkomst als werkgever heeft ondertekend. Ik was raadslid vanaf 2002. Ik heb in die periode ook een WW-uitkering ontvangen. Ik kreeg hier een vergoeding voor. Ik heb dat niet vermeld op het formulier’ [8]
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het betrekking heeft, zoals blijkt uit de inhoud.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Partiële vrijspraak
Zoals hierboven al door de politierechter is geoordeeld, heeft verdachte voor [bedrijfsnaam] Limited in de hoedanigheid van directeur feitelijk werkzaamheden verricht. Derhalve moet worden geconcludeerd dat met betrekking tot de uit deze werkzaamheden voortvloeiende salarisspecificaties niet zonder meer kan worden gezegd dat deze vals/valselijk opgemaakt waren, zoals tenlastegelegd onder feit 1 subsidiair. Verdachte heeft salaris ontvangen en er zijn – ten onrechte – daadwerkelijk premies betaald. De politierechter zal verdachte dan ook vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Verklaring van en nader horen getuige [getuige]
De raadsman heeft betoogd dat de getuigenverklaring van [getuige] , zoals deze is afgelegd bij de rechter-commissaris, op een aantal punten aantoonbaar onjuist is en derhalve voor het bewijs buiten beschouwing zou moeten blijven. Daarnaast heeft hij het voorwaardelijke verzoek neergelegd tot het nader horen van deze getuige ter terechtzitting indien de politierechter zijn verklaring toch voor het bewijs zou bezigen. De politierechter zal de verklaring van [getuige] echter niet voor het bewijs gebruiken, zodat het alsnog horen van de getuige ter terechtzitting zal worden afgewezen.
Oordeel van de politierechter
De politierechter is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen het volgende is komen vast te staan. Het bedrijf [bedrijfsnaam] Limited is opgericht op 3 mei 2010. Vanaf de start van de onderneming is verdachte de enige bestuurder, de enige werkzame persoon bij de onderneming en zijn er geen aandeelhouders tot aan de beëindiging van het bedrijf op 25 oktober 2013. Zulks had ook uit de arbeidsovereenkomst moeten blijken. Verdachte verklaart niet te weten wie de arbeidsovereenkomst als werkgever heeft ondertekend. Daarmee staat wel vast dat verdachte het formulier door een niet bevoegde derde heeft laten ondertekenen. De hierboven genoemde omstandigheden maken dat hij wist dat hij een vals geschrift, bestemd om tot bewijs te dienen, heeft ingediend bij het UWV en hierdoor opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het valse geschrift. De politierechter is dan ook van oordeel dat het feit onder 1 subsidiair tenlastegelegd wettig en overtuigend is bewezen. Het standpunt van verdachte dat hij geen weet had van de wettelijke vereisten schuift de politierechter als onaannemelijk terzijde, nu verdachte wel wist dat hij enig aandeelhouder en dus eigenaar van het bedrijf was.
Verdachte heeft een Werkloosheidsuitkering aangevraagd en met het invullen van het formulier verklaard
geenandere werkzaamheden te verrichten of hebben verricht, terwijl hij wist dat hij al geruime tijd werkzaam was als gemeenteraadslid en hiervoor een vergoeding kreeg. Het standpunt van verdachte dat hij de inkomsten als raadslid niet hoefde op te geven, nu hij voor het overige gewoon in staat was gangbare arbeid te kunnen aanvaarden treft geen doel. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 25 augustus 2010 geoordeeld, dat de werkzaamheden als gemeenteraadslid en de daaruit voortvloeiende inkomsten moeten worden gemeld op grond van artikel 25 van de Werkloosheidswet. [9] Door aldus na te laten de genoemde omstandigheden te vermelden heeft verdachte bij de aanvraag van zijn Werkloosheidsuitkering bewust informatie achtergehouden en hij heeft aldus de aanvraag valselijk opgemaakt.
Verdachte heeft nagelaten bij zijn aanvraag te vermelden dat hij meerdere malen in het buitenland heeft verbleven terwijl hij wist, en ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verklaard, dat dit wel had gemoeten. Daarnaast wist hij dat hij zijn werkzaamheden als gemeenteraadslid en zijn werkzaamheden als bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam] Limited had moeten vermelden op grond van artikel 25 Werkloosheidwet, als zijnde feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op een WW-uitkering dan wel voor de hoogte of de duur van die uitkering.
Verdachte heeft zelf invulling gegeven aan zijn plicht op grond van de Werkloosheidswet zonder acht te slaan op de geldende wettelijke regels. Gezien zijn in het verleden verrichtte werkzaamheden voor het UWV had hij beter moeten weten. De politierechter acht dan ook, op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, de feiten zoals tenlastegelegd onder 1 subsidiair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De politierechter acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1, subsidiair
in de periode van 26 juli 2010 tot en met 06 december 2011 in de gemeente
[woonplaats] , opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste arbeidsovereenkomst tussen [bedrijfsnaam] Limited en verdachte gedateerd 26 juli
2010, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die vervalste arbeidsovereenkomst heeft opgestuurd naar het UWV ter verkrijging van een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en heeft hij, verdachte, een derde een handtekening laten zetten op de aangewezen plaats in die arbeidsovereenkomst voor ‘Dé werkgever’, terwijl hij, verdachte, wist dat hij, verdachte, zelf die werkgever als directeur en enig aandeelhouder was;
Feit 2
in de periode van 12 november 2011 tot en met 06 december 2011 in de gemeente [woonplaats] , een aanvraag Werkloosheidswet, zijnde voornoemde aanvraag een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte, valselijk in die aanvraag verklaard bij punt 6 dat hij, verdachte, geen ander werk/inkomen heeft, zulks met het oogmerk omdat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 3
in de periode van 31 oktober 2011 tot en met 30 juni 2013 in de gemeente [woonplaats] , in strijd met een hen bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 25 Werkloosheidswet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk geen opgave gedaan van en verzwegen dat hij, verdachte
- bestuurder en enig aandeelhouder was van de onderneming waarvan hij bij de aanvraag WW heeft opgegeven dat hij daar zijn laatste dienstverband had en
- meermalen in het buiten1and is verbleven en
- werkzaamheden verrichtte, als gemeenteraadslid en dat hij, verdachte, aldus uit dien hoofde inkomsten had;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
Feit 1, subsidiair
Opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
Feit 2
Valsheid in geschrift;
Feit 3
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming;
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 primair, 2 en 3 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de op te leggen straf het volgende aangevoerd. De raadsman voert aan dat door de onderhavige rechtszaak verdachte enorme reputatieschade heeft geleden. Daarnaast is verdachte het verschuldigde bedrag reeds aan het terugbetalen. Ook is de raadsman van mening dat deze zaak het verdachte bemoeilijkt om een VOG aan te vragen, iets wat zou moeten worden meegenomen in de strafmaat. Tot slot betoogt de raadsman dat de redelijke termijn is geschonden door het lange tijdsverloop in de zaak.
8.3.
Het oordeel van de politierechter
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De politierechter heeft bij de keuze tot het opleggen van een taakstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte en uitkeringsfraude door opzettelijk zijn WW-aanvraag valselijk op te maken en bij deze aanvraag geen melding te maken van reizen naar het buitenland en inkomsten en overige informatie van belang voor de toekenning/hoogte van zijn uitkering. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Door het handelen van verdachte wordt het stelsel van sociale zekerheid in Nederland ondermijnd en leidt de gemeenschap schade. Misbruik van sociale voorzieningen doet afbreuk aan de solidariteit en ondermijnt het sociale stelsel.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de politierechter gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 november 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Deze omstandigheid speelt in strafmatigende zin echter geen rol.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de politierechter in beginsel een taakstraf van 150 uren passend en geboden.
De politierechter houdt rekening met het in artikel 6 EVRM bedoelde recht van verdachte op een behandeling van de strafzaak binnen een redelijke termijn. De politierechter stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Dit recht strekt ertoe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Gebleken is dat de redelijke termijn is geschonden, waarbij de politierechter opmerkt dat de vertraging niet aan verdachte zelf is te wijten. Alles afwegende ziet de politierechter aanleiding de overschrijding van de redelijke termijn te compenseren met een vermindering van de straf. Daarmee rekening houdend zal de politierechter aan verdachte een taakstraf van 140 uren opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 55, 57, 225 en 227b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De politierechter komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De politierechter:
Vrijspraak
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1, subsidiair
Opzettelijk gebruik maken van een vals/vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Feit 2
Valsheid in geschrift.
Feit 3
In strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming.
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Strafoplegging
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 140 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.H.M. Druijf, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2018.
De politierechter is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De gewijzigde tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2010 tot en met 06 december 2011 in de gemeente [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen,
- een arbeidsovereenkomst. (tussen [bedrijfsnaam] Limited en/of verdachte) gedateerd 26 juli 2010 en/of
- een of meer salarisspecificatie(s) van [bedrijfsnaam] Limited met betrekking tot verdachte, over de maanden september 2011 en/of oktober 2011,
- ( elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen
- valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging meteen of meer anderen, en/of alleen, valselijk en/of in strijd met de waarheid/werkelijkheid in dat/die geschrift(en) vermeld en/of laten vermelden, dat hij, verdachte,
- vanaf 01 augustus 2010 in loondienst was bij en/of een dienstbetrekking had met [bedrijfsnaam] Limited, en/of
- salaris (steeds) ten bedrage van 2622,94 euro heeft ontvangen van [bedrijfsnaam] Limited (in/voor de periode september 2011 en/of oktober 2011),
en/of heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, valselijk en/of in strijd met de waarheid/werkelijkheid in die arbeidsovereenkomst, althans dat geschrift,
een (onbekend gebleven) derde die arbeidsovereenkomst laten ondertekenen als werkgever, althans heeft hij, verdachte, die derde een handtekening laten zetten op de (aangewezen) plaats in die arbeidsovereenkomst voor ‘Dé werkgever’, terwijl hij, verdachte, wist dat hij, verdachte, zelf die werkgever als directeur en enig aandeelhouder was en/of terwijl hij, verdachte, wist dat hij, verdachte, geen machtiging dan wel
-volmacht had afgegeven (aan een derde) voor het namens hem, verdachte, (als werkgever) ondertekenen van die arbeidsovereenkomst en/of
vermeld en/of laten vermelden dat die arbeidsovereenkomst, althans de voorwaarden die in die arbeidsovereenkomst staan/zijn opgenomen, is/zijn overeengekomen en/of ondertekend te [woonplaats] ;
en/of heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, valselijk en/of in strijd met de waarheid/werkelijkheid, wetende dat hij, verdachte, directeur en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam] Limited was, die arbeidsovereenkomst als werknemer ondertekend, althans heeft hij, verdachte, zijn/een handtekening gezet op de (aangewezen) plaats in die arbeidsovereenkomst voor 'De werknemer'",
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2010 tot en met 06 december 2011 in de gemeente
[woonplaats] , opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of
vervalst(e)arbeidsovereenkomst (tussen [bedrijfsnaam] limited en/of verdachte) gedateerd 26 juli
2010 en/of- salarisspecificatie(s) van [bedrijfsnaam] Limited met betrekking tot verdachte, over
de maanden september 2011 en/of oktober 2011,
- ( elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen
- als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst ,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte die (ver)vals(t)e arbeidsovereenkomst en/of
salarisspecificatie(s)heeft opgestuurd naar het UWV (ter verkrijging vaneen uitkering
krachtens de Werkloosheidswet)
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid en/of de
werkelijkheid
- in die arbeidsovereenkomst staat vermeld dat verdachte (sinds 01 augustus 2010)
in (loon)dienst is bij en/of een dienstbetrekking had bij [bedrijfsnaam] Limited en/of
- in die salarisspecificatie(s) staat/ vermeld dat verdachte salaris (steeds ten bedrage van
2622,94 euro) heeft ontvangen van [bedrijfsnaam] Limited (in/voor de periodes september 2011
en/of oktober 2011)
en/of heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, valselijk en/of in strijd met de waarheid/werkelijkheid in die arbeidsovereenkomst, althans dat geschrift,
een (onbekend gebleven) derde die arbeidsovereenkomst laten ondertekenen als werkgever, althans heeft hij, verdachte, die derde een handtekening laten zetten op de (aangewezen) plaats in die arbeidsovereenkomst voor ‘Dé werkgever’, terwijl hij, verdachte, wist dat hij, verdachte, zelf die werkgever als directeur en enig aandeelhouder was en/of terwijl hij, verdachte, wist dat hij, verdachte, geen machtiging dan wel
-volmacht had afgegeven (aan een derde) voor het namens hem, verdachte, (als werkgever) ondertekenen van die arbeidsovereenkomst en/of
vermeld en/of laten vermelden dat die arbeidsovereenkomst, althans de voorwaarden die in die arbeidsovereenkomst staan/zijn opgenomen, is/zijn overeengekomen en/of ondertekend te [woonplaats] ;
en/of heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, valselijk en/of in strijd met de waarheid/werkelijkheid, wetende dat hij, verdachte, directeur en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam] Limited was, die arbeidsovereenkomst als werknemer ondertekend, althans heeft hij, verdachte, zijn/een handtekening gezet op de (aangewezen) plaats in die arbeidsovereenkomst voor 'De werknemer';
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 november 2011 tot en met 06 december 2011 in de gemeente [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen,
een aanvraag Werkloosheidswet
- zijnde (voornoemde aanvra(a)g(en)) (telkens) een geschrift dat bestemd-was om tot bewijs
van enig feit te dienen
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft hij, verdachte, valselijk
in die aanvraag verklaard of laten verklaren dat hij, verdachte, (van 01 augustus 2010 tot en
met 31 oktober 2011) een arbeidsovereenkomst had en/of heeft gehad met [bedrijfsnaam]
Limited, en/of heeft hij, verdachte, valselijk in die aanvraag verklaard of laten verklaren (bij vraag/punt 6) dat hij, verdachte, geen ander werk/inkomen heeft, althans heeft hij, verdachte, (bij vraag/punt 6) bij/onder 'Ander werk/inkomen' (als/het antwoord) 'nee' ingevuld of laten invullen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één af meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 31 oktober 2011 tot en met 30 juni 2013 in de gemeente [woonplaats] , in elk geval in Nederland, in strijd met een hen bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 25 Werkloosheidswet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voorde vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk geen opgave gedaan van en/of verzwegen dat hij, verdachte
- bestuurder en enig aandeel houder was van de onderneming waarvan hij bij de aanvraag WW heeft opgegeven dat hij daar zijn laatste dienstverband had en/of
- ( meermalen) in het buiten1and is verbleven en/of
- werkzaamheden verrichtte, als gemeenteraadslid en/of dat hij, verdachte, (aldus uit dien hoofde) inkomsten en/of tegoeden had;
art 227 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Het dossier is vervat in het ambtsedig proces-verbaal Werknemersfraude met als sluitingsdatum 22 januari 2015, proces-verbaal nummer 1590874. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Opgaaf startende onderneming’ d.d. 6 mei 2010, p. 117.
3.Uittreksel Kamer van Koophandel d.d. 6 mei 2010, p. 124.
4.Aanvraag WW-uitkering door [verdachte] , p. 21.
5.Aanvraag WW-uitkering door dhr. [verdachte] , p. 22.
6.Verhoor van verdachte d.d. 3 september 2014, p. 13.
7.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2017.
8.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 1 februari 2018.
9.CRvB 25 augustus 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN5064, r.o. 4.1 en 4.2.1 t/m 4.3.