ECLI:NL:RBMNE:2018:6032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
NL 18.15316
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering wegens verkeerde partij gedagvaard in arbeidsongeschiktheidszaak

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de rechtbank op 5 december 2018 een tussenuitspraak gedaan in een incident. De eiser, die directeur is van een bedrijf dat kassasystemen levert, had een geschil met zijn arbeidsongeschiktheidsverzekeraar, Movir N.V. De eiser had een vordering ingesteld tegen Movir, maar Movir stelde dat de verzekering bij Nationale-Nederlanden was gesloten en dat zij slechts als tussenpersoon fungeerde. Movir betoogde dat de eiser de verkeerde partij had gedagvaard en vroeg om niet-ontvankelijkheid van de vordering.

De rechtbank oordeelde dat het verweer van Movir niet leidde tot niet-ontvankelijkheid, maar dat de vordering van de eiser tegen Movir moest worden afgewezen. De rechtbank overwoog dat de eiser niet had aangetoond dat zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Movir liep. De eiser had verzocht om de rechtbank 'regie te voeren' en Nationale-Nederlanden op te roepen, maar de rechtbank weigerde dit verzoek, aangezien het duidelijk was dat de eiser geen vordering had tegen Movir. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die door de rechtbank werden begroot op € 2.493,00, inclusief eventuele nakosten.

De beslissing van de rechtbank was dat de vordering van de eiser tegen Movir werd afgewezen en dat de eiser in de proceskosten werd veroordeeld. De proceskostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.O. Zuurmond.

Uitspraak

VONNIS
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: NL18.15316
Vonnis in incident van 5 december 2018
in de zaak van
[eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident],
wonend in [woonplaats] ,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: [eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] ,
advocaat K.F.J. Machielsen in Utrecht,
tegen
de naamloze vennootschap
MOVIR N.V.,
gevestigd in Nieuwegein,
verweerster in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: Movir,
advocaat T. Smith-Hussein in Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Hoe deze procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
  • de procesinleiding;
  • het verweerschrift met incidentele vordering;
  • het verweerschrift in het incident.
1.2.
Daarna is een datum bepaald voor dit vonnis.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] is directeur van een bedrijf in, kort gezegd, kassasystemen. Hij is ziek geworden en heeft een beroep gedaan op zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering. Daarover is een geschil ontstaan. Hij vordert nu van Movir diverse verklaringen voor recht en doorbetaling van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2.2.
Het eerste verweer van Movir is dat de verzekering gesloten is bij Nationale-Nederlanden. Zijzelf is er alleen als tussenpersoon bij betrokken. Volgens haar heeft [eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] de verkeerde partij opgeroepen, en moet hij daarom niet-ontvankelijk verklaard worden. Zij presenteert dat als een incident.
2.3.
Formeel ligt het net iets anders. Het verweer komt erop neer dat [eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] geen vordering heeft tegen de partij die hij opgeroepen heeft, zodat de vordering zou moeten worden afgewezen. Dat is iets anders, maar het is wel geschikt om als incident behandeld te worden. De rechtbank zal daarom eerst hierover oordelen.
2.4.
[eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] heeft gereageerd met een uitleg waarom hij zich vergist heeft in de partij die hij moest oproepen. Hij heeft echter niet onderbouwd dat zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Movir zou lopen. Daarom zal de vordering tegen Movir worden afgewezen.
2.5.
[eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] heeft de rechtbank wel gevraagd om ‘regie te voeren’ en hem toe te staan om ook Nationale-Nederlanden op te roepen. Dat doet de rechtbank niet. Als het nu al duidelijk is dat [eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] geen vordering heeft tegen Movir, is er ook geen reden om Movir nog langer bij de zaak te betrekken. [eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] kan in een andere procedure alsnog Nationale-Nederlanden oproepen. Dat hoeft niet tot veel vertraging te leiden. Als Nationale-Nederlanden snel verschijnt, kan er ook snel een datum voor een mondelinge behandeling bepaald worden.
2.6.
Omdat [eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] ongelijk krijgt, zal hij ook in de kosten veroordeeld worden. Het kan wel zo zijn dat de communicatie van Movir en Nationale-Nederlanden voor hem verwarrend was, maar hij heeft een advocaat, die zich daarin niet had hoeven vergissen. De kosten worden tot vandaag begroot op € 543,00 aan salaris advocaat en € 1.950,0 aan griffierecht, samen € 2.493,00 plus de eventuele nakosten.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vordering van [eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] tegen Movir af;
3.2.
veroordeelt [eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] in de proceskosten, aan de zijde van Movir tot vandaag begroot op € 2.493,00, met de eventuele nakosten, begroot op € 199,00 (in geval van betekening) dan wel € 131,00 (zonder betekening), met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en over de nakosten vanaf de vijftiende dag nadat Movir [eiser in de hoofdzaak/verweerder in het incident] heeft aangeschreven dat die kosten gemaakt zijn;
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2018.