ECLI:NL:RBMNE:2018:603

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
6345854 UC VERZ 17-12665 MCE/30660
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake verbetering van een eerder vonnis met betrekking tot een billijke vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2018 een herstelvonnis uitgesproken met betrekking tot een eerder vonnis van 12 januari 2018. De zaak betreft een verzoek van de vereniging VPRO, vertegenwoordigd door mr. R.G. Prakke, en een individu aangeduid als [A], vertegenwoordigd door mr. C.C. Oberman. De rechtbank heeft op 18 januari 2018 de partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen van de kantonrechter om een verbetering aan te brengen in het dictum van het eerdere vonnis. In het oorspronkelijke dictum was een bedrag van €38.571,07 bruto opgenomen, terwijl uit de rechtsoverwegingen bleek dat dit bedrag €26.055,00 bruto moest zijn. Beide partijen hebben op 22 januari 2018 schriftelijk bevestigd akkoord te gaan met de voorgestelde aanpassing.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een kennelijke fout in het eerdere vonnis, die eenvoudig te herstellen was. In het herstelvonnis is het dictum aangepast, waarbij het bedrag van de billijke vergoeding voor [A] is gewijzigd. De kantonrechter heeft bepaald dat de verbetering op de minuut van het vonnis van 12 januari 2018 moet worden vermeld, en heeft de partijen gelast om de ontvangen grosse of afschrift van het eerdere vonnis aan de griffie te retourneren. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 26 januari 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6345854 UC VERZ 17-12665 MCE/30660
Vonnis van 26 januari 2018
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VPRO,
gevestigd te Hilversum,
verder ook te noemen VPRO,
gemachtigde: mr. R.G. Prakke,
en:
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [A] ,
gemachtigde: mr. C.C. Oberman,
gezamenlijk verzoekers.

1.De ambtshalve beslissing tot verbetering

1.1.
Bij brief van 18 januari 2018 heeft de griffier van de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voornemen van de kantonrechter om een verbetering in het op 12 januari 2018 gewezen vonnis aan te brengen. In het dictum is een bedrag van €38.571,07 bruto opgenomen, terwijl uit r.o. 6.20 volgt dat dit € 26.055,00 bruto moet zijn. Het is duidelijk dat het meenemen van beide bedragen in het dictum tot een te hoge vergoeding leidt. Het bedrag van €38.571,07 bruto dient dan ook in mindering worden gebracht op het totaalbedrag.
1.2.
Beide partijen hebben op 22 januari 2018 schriftelijk bericht gestuurd dat zij akkoord zijn met de aanpassing in het dictum.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter is van oordeel dat in het vonnis van 12 januari 2018 sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. De kantonrechter zal het vonnis daarom als volgt wijzigen.
3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat onder punt 7 van het vonnis (De beslissing) achter het derde streepje, waar staat:
- veroordeelt VPRO om aan [A] een billijke vergoeding te betalen van € 154.024,87 (€ 89.398,80 bruto + € 26.055,00 bruto + €38.571,07 bruto) bruto en € 10.000,00 netto.
wordt gewijzigd in:
- veroordeelt VPRO om aan [A] een billijke vergoeding te betalen van € 115.453,80 bruto (€ 89.398,80 bruto + € 26.055,00 bruto) en € 10.000,00 netto.
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 26 januari 2018 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 12 januari 2018.
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 12 januari 2018 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat en is in aanwezigheid van de griffier mr. M.J.E. Cremer Eindhoven in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2018.