ECLI:NL:RBMNE:2018:5996

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
16/659566-18, 21/001532-16 (tul) en 16/659938-16 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in woninginbraakzaak door gebrek aan wettig bewijs

Op 7 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een poging tot woninginbraak op 10 augustus 2018 in de gemeente Gooise Meren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, ondanks sterke aanwijzingen van betrokkenheid bij de inbraak. Tijdens de zitting op 23 november 2018 heeft de officier van justitie, mr. M.S. Martherus, betoogd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, verwijzend naar aangiften en processen-verbaal. De verdediging, vertegenwoordigd door raadsman mr. C.C. Polat, heeft echter vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sterke aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van de verdachte, maar dat er onvoldoende wettig bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft onder andere gekeken naar de lange periode tussen het ingooien van de ruit en de aanhouding van de verdachte, en de onduidelijkheid over zijn rol bij de inbraak. De rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van de verdachte in de buurt van de woning niet voldoende was om te spreken van een begin van uitvoering van de inbraak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen afgewezen en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op de zitting van 7 december 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659566-18, 21/001532-16 (tul) en 16/659938-16 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1994] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 10 augustus 2018, al dan niet samen met (een) ander(en), heeft geprobeerd om in te breken in een woning aan de [adres] in [woonplaats].

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte, processen-verbaal van bevindingen en de modus operandi bij woninginbraken in de omgeving.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is om verdachte te veroordelen. De raadsman heeft daarvoor gewezen op de lange periode tussen het ingooien van de ruit en het aantreffen van verdachte, het feit dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is bij het ingooien van die ruit en het feit dat er geen begin van uitvoering van een inbraak was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] het volgende vast.
Bij de politie komt op 10 augustus 2018 omstreeks 00:37 uur een melding binnen dat in de [straat] hard is getoeterd, waarna een auto hard weg is gereden.
Het lijkt een modus operandi te zijn waarmee in de gemeente Gooise Meren woninginbraken worden gepleegd. Het toeteren wordt gebruikt om het geluid van het ingooien van een ruit en het daarmee gepaard gaande glasgerinkel te verdoezelen. Vervolgens komen de daders na enige tijd weer terug om te kijken of de inbraak is opgemerkt en om bij gebreke daarvan hun slag te slaan.
Ter plaatse wordt om 00.47 uur een gat in de ruit van de woning aan de [adres] geconstateerd en de verbalisanten besluiten te gaan posten. Om 01.59 uur rijdt een donkerkleurige stationwagen door de straat. Even later zien de verbalisanten twee personen over de weg lopen, in de richting van het pad van de tuin van de [adres] . De twee personen lopen ongeveer twee meter het pad van de woning op. Een derde persoon loopt aan de andere kant van de straat over de stoep. Deze persoon fluit, waarna de twee eerder genoemde personen omdraaien en teruglopen naar de straat. Vervolgens lopen de drie personen samen in de richting van de Jozef Israëllaan. Verdachte was een van deze drie personen en is later die nacht, nadat hij zich enige tijd in de directe omgeving schuil had gehouden, aangehouden.
Op grond van het voorgaande en de overige stukken in het dossier bestaan zeer sterke aanwijzingen dat verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde poging om in te breken. De rechtbank wordt in die gedachte gesterkt door het door verdachte (voor het eerst) ter terechtzitting geschetste scenario dat zeer onaannemelijk overkomt. Een en ander laat echter onverlet dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij het ingooien van de ruit van de woning. Daarnaast zit er een aanzienlijke periode tussen het ingooien van de ruit van de woning en het door de straat lopen van verdachte. Tenslotte is het kwestieus of de aanwezigheid van een verdachte op de stoep aan de overzijde en de beide andere verdachten twee meter op het garage pad bij de woning voldoende als een begin van uitvoering kan worden gezien. De rechtbank is op grond van een en ander van oordeel dat wettig bewijs in onvoldoende mate aanwezig is. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken.

5.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Gelet op de vrijspraak zal de rechtbank de vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 21/001532-16 en 16/659938-16 afwijzen.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/001532-16

- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/659938-16

- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Slager, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2018.
Mr. E. Slager is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 augustus 2018 te [woonplaats] , gemeente Gooise Meren, ter uitvoering van liet door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ( [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming in voornoemde woning, met zijn mededader(s),
althans alleen, naar voornoemde woning is gegaan en/of een raam/ruit van voornoemde woning heeft/hebben ingeslagen en/of vernield, waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd vo1tooid.