ECLI:NL:RBMNE:2018:5978

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
16/660381-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit internationale drugshandel en witwassen

Op 5 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een 25-jarige man die eerder was veroordeeld voor internationale drugshandel en witwassen. De man had in de periode van januari 2014 tot en met november 2016 via Darknet Markets verdovende middelen verkocht en bitcoins gewassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een totale omzet van bijna 600.000 euro had behaald, waarvan 300.000 euro als wederrechtelijk verkregen voordeel wordt aangemerkt. De rechtbank heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen.

De rechtbank baseerde haar beslissing op de bewezen verklaarde strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. De vordering van de officier van justitie was aanvankelijk vastgesteld op 303.838,74 euro, maar werd tijdens de zitting bijgesteld naar 297.432,83 euro. De verdediging voerde aan dat bepaalde kosten in mindering moesten worden gebracht, maar de rechtbank heeft deze argumenten verworpen. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitvoerig toegelicht, waarbij inkoopkosten en kosten voor verpakkingsmateriaal in aanmerking zijn genomen.

De uitspraak benadrukt de ernst van de strafbare feiten en de gevolgen daarvan voor de veroordeelde. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de inbeslaggenomen goederen in mindering te brengen op het wederrechtelijk verkregen voordeel, aangezien het vonnis in de strafzaak nog niet onherroepelijk is. De veroordeelde heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660381-16 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 december 2018
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [1993] te [geboorteplaats] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen te Veenhuizen.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 21 november 2018, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/660381-16, waaruit blijkt dat de veroordeelde bij vonnis van 24 januari 2018 van deze rechtbank - kort en feitelijk weergegeven - is veroordeeld ter zake van:
o opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
o opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
o opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
o opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
o opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
o opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
o medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, met bijlagen, van 23 mei 2018 met documentcode PV-FIN-003, pagina 1 tot en met 11 in het onderzoek 032Wak/MD3R016140;
  • het proces-verbaal van bevindingen met nummer 181119.2045.PvB van 19 november 2018 in het hierboven genoemde onderzoek;
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 november 2018, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde, mr. N. el Farougui, zijn gehoord. De veroordeelde is niet ter terechtzitting verschenen.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 303.838,74.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd, naar aanleiding van het proces-verbaal van bevindingen met nummer 181119.2045.PvB van 19 november 2018. De ontnemingsvordering is daarbij bijgesteld naar € 297.432,83.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de aanschafwaarde van de inbeslaggenomen en verbeurdverklaarde goederen, de vordering op de ING-rekening en het geldbedrag van € 260.000,- in mindering moeten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel, zodat een eventuele ontneming nihil zou moeten zijn.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering uit van de bewezen verklaarde strafbare feiten, te weten -kort gezegd- (internationale) handel in verdovende middelen en witwassen. Uit het onderzoek 032Wak is gebleken dat de handel in verdovende middelen heeft plaatsgevonden in de periode van 5 januari 2014 tot en met 14 november 2016. [1]
Voor de periode van 5 januari 2014 tot en met 21 juli 2014 is de omzet ontleend aan de verkopen van verdovende middelen op de Darknet Markets Silkroad2 en Cloud9. Voor de periode van 25 maart 2015 tot en met 14 november 2016 wordt de omzet gelijkgesteld aan de bedragen afkomstig van bitcoin wisselkantoren die gedurende deze periode zijn ontvangen op de bankrekeningen die aan de veroordeelde en/of Stichting [stichting] toebehoren. Voor de tussenliggende periode kan de omzet door interpolatie berekend worden.
Onder verwijzing naar het proces-verbaal van bevindingen [2] , komt de rechtbank tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Omzet:
Periode omzet
Darknet Markets:
- Silkroad2 5-1-2014 t/m 9-7-2014 € 40.225,28
- Cloud9 17-4-2014 t/m 21-7-2014 € 1.765,-
Totaal € 41.990,28
Interpolatie 22-7-2014 t/m 24-3-2014 € 52.221,41
Ontvangen van bitcoin-
Wisselkantoren 25-3-2015 t/m 14-11-2016 € 503.548,99
Totale omzet 5-1-2014 t/m 14-11-2016 € 597.760,68

Kosten:
De inkoopkosten worden op grond van jurisprudentie geschat op 50% van de omzet.
50% van € 597.760,68 is
€ 298.880,34.
De kosten van het verpakkingsmateriaal worden als volgt berekend:
Darknet Aantal Omzet per
Market periode verkopen omzet totaal transactie
Silkroad2 5-1-2014 t/m 9-7-2014 1350 € 40.225,28
Cloud9 17-4-2014 t/m 21-7-2014 43 € 1.765,-
Alphabay 14-9-2016 t/m 17-10-2016 116 € 12.582,20
Totaal 1509 € 54.572,48 € 36,16
Aantal transacties (totale omzet / omzet per transactie) = € 597.760,68 / € 36,16 = 16.531.
Kosten verpakkingsmateriaal (kostprijs / aantal zakken) = € 70,06 / 800 = € 0,09 per zak.
Totale kosten verpakkingsmateriaal (prijs per zak x aantal transacties) = € 0,09 x 16.531 =
€ 1.487,79.

Wederrechtelijk verkregen voordeel:
Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt als volgt berekend:
Omzet € 597.760,68
Inkoopkosten € 298.880,34 -/-
Kosten verpakkingsmateriaal
€ 1.487,79-/-
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 297.392,55
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor gegeven berekening vast dat de veroordeelde in de periode van 5 januari 2014 tot en met 14 november 2016 een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gehad van € 297.392,55.

3.De verplichting tot betaling

De rechtbank ziet geen aanleiding de inbeslaggenomen en/of verbeurdverklaarde goederen en het geldbedrag in mindering op het wederrechtelijk verkregen voordeel te brengen. Het vonnis in de strafzaak is nog niet onherroepelijk. Veroordeelde is van dit vonnis in hoger beroep gegaan. In de executiefase kan rekening worden gehouden met de waarde van de hiervoor genoemde zaken zodra hierover een onherroepelijke beslissing is genomen.

4.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 297.392,55;
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 297.392,55 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Lieshout, voorzitter, en mrs. E. Akkermans en M. Eversteijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2018.
Mr. Van Lieshout is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 181119.2045.PvB van 19 november 2018, pagina 1.
2.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 181119.2045.PvB van 19 november 2018. De rechtbank heeft in dit vonnis de getallen en berekeningen verbeterd die in het proces-verbaal onjuist waren weergegeven.