ECLI:NL:RBMNE:2018:5960

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
7157155
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. [eiser] had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met [gedaagde], waarin een concurrentiebeding was opgenomen. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst wilde [eiser] in dienst treden bij een concurrent, [bedrijfsnaam] B.V., maar [gedaagde] weigerde schriftelijke toestemming te geven op basis van het concurrentiebeding. [eiser] vorderde in kort geding schorsing van het concurrentiebeding, stellende dat het beding onbillijk was in verhouding tot de belangen van [gedaagde]. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] haar zwaarwegende bedrijfsbelangen onvoldoende had gemotiveerd en dat het concurrentiebeding daarom geschorst moest worden. Het relatiebeding werd niet geschorst, omdat [eiser] niet had aangetoond dat dit beding een beletsel vormde voor zijn tewerkstelling bij [bedrijfsnaam]. De proceskosten werden toegewezen aan [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 7157155 AV EXPL 18-39 LvdH/1470
Kort geding vonnis van 5 oktober 2018
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.T.J. Heijstek (Stichting Rechtsbijstand ZLM),
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D. Guldemond.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8;
  • conclusie van antwoord met productie;
  • de akte overlegging productie 9 van de zijde van [eiser] ;
  • de akte overlegging productie 10 van de zijde van [eiser] ;
  • de akte overlegging productie 2 van de zijde van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling op 21 september 2018, waarvan aantekening is gehouden door de griffier;
  • de pleitnota van de zijde van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is gespecialiseerd in de verkoop van gehoorbescherming en aanverwante producten.
2.2.
[gedaagde] en [eiser] zijn op 1 februari 2018 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan tot 2 augustus 2018.
2.3.
[eiser] trad in dienst bij [gedaagde] in de functie van accountmanager/otometrist tegen een salaris van € 2.300,00 bruto per maand.
2.4.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen bevat onder meer een geheimhoudings-, relatie- en concurrentiebeding, die als volgt luiden:
“…
12. Geheimhouding/nevenwerkzaamheden/relatie/concurrentie/boete
12.1.
Het is werknemer verboden, zowel gedurende de arbeidsovereenkomst als na afloop daarvan, op enigerlei wijze aan derden, direct of indirect, in welke vorm ook en in welke zin ook, enige mededeling te doen van hetgeen bij de uitoefening van zijn functie te zijner kennis is gekomen in verband met de zaken en belangen van werkgever en van met werkgever gelieerde ondernemingen en hun relaties. Het is werknemer tevens geboden om documenten of andere gegevens die hij heeft verkregen in het kader van zijn werkzaamheden na afloop van de arbeidsovereenkomst aan werkgever over te dragen.
12.3.
Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van 10 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst zakelijk contact te hebben met relaties van werkgever of aan haar gelieerde ondernemingen.
12.4.
Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van 10 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in Nederland in engerlei vorm, direct of indirect, werkzaam, behulpzaam of betrokken te zijn bij een bedrijf waar de werkzaamheden gelijk, gelijksoortig of aanverwant zijn aan de werkzaamheden bij werkgever, hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben, tenzij werknemer daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever heeft gekregen, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.
12.6.
Bij overtreding van deze ver- en geboden verbeurt werknemer aan en ten behoeve van werkgever een dadelijk en ineens, zonder sommatie of ingebrekestelling, opvorderbare boete van € 25.000 per overtreding en € 500 voor elke dag of een gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van werkgever in plaats van de boete volledige schadevergoeding te vorderen.
…”
2.5.
In artikel 12.5. van de arbeidsovereenkomst heeft [gedaagde] de schriftelijke
motivering voor het relatiebeding en non-concurrentiebeding opgenomen. Deze luidt als
volgt:
“12.5. Werkgever heeft werknemer een dienstverband aangeboden ten behoeve van werkzaamheden met betrekking tot acquisitie, relatiebeheer, maken van oorafdrukken, service verlening en administratieve taken met betrekking tot (de sales en marketing van) gehoorbescherming (al dan niet op maat) en aanverwante producten. Werknemer zal direct vanaf de aanvang van het dienstverband kennis verwerven van het door werkgever opgebouwde en verworven klantenbestand, werkwijzen en/of productieprocessen, innovaties, netwerk van contactpersonen, bedrijven, leads, verkoopkansen, offertes en overheidsinstellingen alsmede de wijze waarop het bedrijf is opgezet en vormgegeven, zowel strategisch, qua werkwijze als softwarematig.
Gelet op de aard van de onderneming van werkgever, welke zich inmiddels heeft gemanifesteerd als marktleider en opereert binnen een zeer concurrentiegevoelige markt, alsmede de investering van inmiddels meer dan € 200.000,- welke door werkgever inmiddels in het bedrijf is gedaan bestaat er wegens de bij werkgever specifiek door werknemer verworven bedrijfsinformatie, kennis en kunde ernstige vrees voor benadeling van werkgever indien de werknemer na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in strijd handelt met het in lid 3 en 4 van dit artikel opgenomen concurrentie- en relatiebeding. De bij werkgever verworven bedrijfsinformatie, kennis en kunde zou door de werknemer tenslotte kunnen worden aangewend om, direct of indirect, concurrerende activiteiten te verrichten, waardoor werkgever aanzienlijke financiële schade zal lijden en onevenredig zal worden benadeeld.
Het opnemen van het bovengenoemde concurrentie- en relatiebeding in deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is derhalve strikt noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfsbelangen van de werkgever.
Er is concreet sprake van zwaarwegende bedrijfsbelangen van de werkgever omdat:

tot de werkzaamheden van de werknemer behoort dat hij kennis neemt van vertrouwelijke informatie en alle essentiële bedrijfsgegevens zoals het netwerk van klanten en relaties, klantmanagementsystemen, de (prijs)afspraken die met klanten en relaties worden gemaakt, alsmede de wijze waarop het bedrijf is opgezet en wordt geëxploiteerd. Ook zal kennis worden genomen van kostprijzen, handelstactieken en –strategieën, werkwijzen, innovaties en knowhow en zal werknemer tevens tastbare informatie in schriftelijke, digitale en/of andere vorm verkrijgen welke in een later stadium is na te slaan;

deze vertrouwelijke informatie en essentiële bedrijfsgegevens bepalend zijn voor het succes van de onderneming van de werkgever;

kennisname van deze vertrouwelijke informatie en essentiële bedrijfsgegevens door directe concurrenten van de werkgever er toe kan leiden dat de werkgever grote schade ondervindt in de vorm van toenemende concurrentie door deze concurrenten;

de onderneming van de werkgever zijn diensten aanbiedt binnen heel Nederland, gezien dit onder meer via een website plaatsvindt alsmede met betrekking tot de inrichting en aard van de onderneming kan dit geografische gebied niet in omvang worden beperkt;

de werkgever er een zwaarwegend belang bij heeft te voorkomen dat concurrenten in het hierboven beschreven gebied op oneigenlijke wijze kennis nemen van deze vertrouwelijke informatie en essentiële bedrijfsgegevens door de werknemer in dienst te nemen of op andere wijze van zijn diensten gebruik te maken;

Als specifieke concurrenten kunnen (niet gelimiteerd) worden omschreven: Detailhandel, groothandel, en fabrikanten van gehoorbescherming, leveranciers, wederverkopers en inkopers van gehoorbescherming, PBM-leveranciers en wederverkopers.”
2.6.
Voordat [eiser] bij [gedaagde] in dienst is getreden, is hij werkzaam
geweest bij [bedrijfsnaam] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam] ), een concurrent van [gedaagde] .
2.7.
In juni 2018 heeft [gedaagde] mondeling aan [eiser] te kennen
gegeven dat zij voornemens is de arbeidsoverkomst met [eiser] met een
periode van 5 maanden te verlengen.
2.8.
Eind juni 2018 heeft [eiser] aan [gedaagde] kenbaar gemaakt van dat
aanbod geen gebruik te willen maken. [eiser] wenste (opnieuw) in dienst te
treden bij [bedrijfsnaam] .
2.9.
[gedaagde] heeft aan [eiser] niet de door hem verzochte
schriftelijke toestemming verleend om bij [bedrijfsnaam] in dienst te treden en zij heeft aangegeven
at zij [eiser] zal houden aan het concurrentie- en relatiebeding.
2.10.
Vanaf 2 augustus 2018 is de arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en [eiser]
geëindigd. [eiser] is niet in dienst getreden bij [bedrijfsnaam] en
ontvangt op dit moment een WW-uitkering. Op dit moment kan [eiser] nog
gebruik maken van het aanbod van [bedrijfsnaam] en alsnog bij haar in dienst treden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. gehele of gedeeltelijke schorsing van het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding en relatiebeding;
b. voor het geval het non-concurrentiebeding en het relatiebeding niet geheel of gedeeltelijk worden geschorst en [eiser] niet in dienst kan treden bij [bedrijfsnaam] , te bepalen dat [gedaagde] gehouden is aan [eiser] voor de duur van het concurrentiebeding en het relatiebeding maandelijks vanaf 1 augustus 2018 een vergoeding te voldoen van € 2.300,00 bruto minus de hoogte van de te ontvangen WW-uitkering;
c. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de kosten van de procedure.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] dat hij door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat het concurrentiebeding uit zijn arbeidsovereenkomst met [gedaagde] hem ervan weerhoudt in dienst te treden bij [bedrijfsnaam] en hij op dit moment, om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, afhankelijk is van een WW-uitkering.
4.2.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in haar standpunt dat het geschil zich niet leent voor een beslissing in kort geding. De door haar gestelde noodzaak voor diepgaand nader feitelijk onderzoek is ter zitting besproken en is onvoldoende aannemelijk geworden.
4.3.
De vorderingen van [eiser] zijn alleen toewijsbaar indien - uitgaande van een geldig overeengekomen concurrentiebeding - voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het concurrentiebeding en/of het relatiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen.
Concurrentiebeding
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat sedert de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) het uitgangspunt is dat een overeengekomen concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet rechtsgeldig is, omdat een werknemer dan ‘dubbel nadeel’ ondervindt. Immers, aan de ene kant werkt een concurrentiebeding belemmerend bij een overstap naar een andere baan of het starten van een eigen onderneming, terwijl aan de andere kant bij aanvang vast staat dat de arbeidsovereenkomst in beginsel van korte duur is. De hoofdregel dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet is toegestaan lijdt slechts uitzondering als uit de bij het beding opgenomen schriftelijke motivering blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Deze afweging moet voor de werknemer kenbaar zijn, hetgeen betekent dat de zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen duidelijk moeten zijn omschreven, alsmede de reden waarom deze tot een uitzondering op de hoofdregel nopen.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat concurrentiebeding tussen partijen schriftelijk is overeengekomen en wat betreft de motiveringsplicht met de onder hiervoor onder 2.5. geciteerde omschrijving op zichzelf genomen aan de formele vereisten voldoet.
4.6.
De door de wetgever verlangde motiveringsplicht vergt ook een inhoudelijke beoordeling daarvan, in die zin dat moet worden beoordeeld of het concurrentiebeding ook noodzakelijk is “wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen”. De wetgever heeft echter nauwelijks aanknopingspunten gegeven voor een nadere invulling van dit criterium. Gegeven het door de wetgever gekozen uitgangspunt dat een concurrentiebeding in een tijdelijke arbeidsovereenkomst “
nietgeldig is, tenzij…”, moet worden aangenomen dat het een zware toets betreft. In de parlementaire geschiedenis wordt aangegeven dat sprake moet zijn van een werknemer die specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is (“hele specifieke kennis of bedrijfsinformatie die de werknemer op zal doen, waarbij de werkgever onevenredig wordt benadeeld als de werknemer overstapt naar de concurrent” Kamerstukken I2013/14, 33818, C, p. 104) en dat dit per geval “een
specifiekeafweging en motivering” vergt. Een algemene opsomming van belangen als het voorkomen van weglekken van “kennis van klantenbestand” en “bedrijfsprocessen” volstaat daarmee in het algemeen niet, nu dit voor veel werkgevers/ondernemers relevant is en niet duidelijk maakt waarom juist de betrokken werkgever bescherming nodig heeft.
4.7.
Gelet hierop is de kantonrechter voorshands van oordeel dat [gedaagde] haar zwaarwegende bedrijfsbelangen onvoldoende heeft geconcretiseerd. De onder 12.5. opgenomen opsomming in de arbeidsovereenkomst is te algemeen en onvoldoende specifiek. Door [gedaagde] is niet voldoende geconcretiseerd welke specifiek door de werknemer te verwerven bedrijfsinformatie, kennis en kunde het betreft, waarmee [eiser] het bedrijfsdebiet van [gedaagde] daadwerkelijk in gevaar kan brengen, zodat het daarop gerichte concurrentiebeding absoluut noodzakelijk is.
4.8.
Hieruit volgt dat dat het concurrentiebeding op grond van het bovenstaande zal worden geschorst, nu naar alle waarschijnlijkheid de rechter in een bodemprocedure dit beding zal vernietigen.
Relatiebeding
4.9.
[eiser] vordert in deze procedure niet alleen schorsing van het algemene concurrentiebeding, maar ook van het relatiebeding. Namens [eiser] is voldoende benadrukt welk belang [eiser] heeft bij een schorsing van het algemeen concurrentiebeding. [eiser] kan immers in dienst treden bij [bedrijfsnaam] , waar hij kan werken op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in plaats van een voortzetting van de overeenkomst met [gedaagde] voor een wederom (zeer) beperkte tijd. De kantonrechter onderkent dit belang van [eiser] ook, nu een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft te gelden als een aanzienlijke positieverbetering. Namens [eiser] is echter niet duidelijk gemaakt welk belang hij heeft bij een schorsing van het relatiebeding. Niet gesteld is dat het relatiebeding enig beletsel vormt voor het in dienst kunnen treden bij [bedrijfsnaam] . De kantonrechter ziet dan ook thans geen aanleiding over te gaan tot een schorsing van dit beding, zodat dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 102,80
- griffierecht € 79,00
- salaris gemachtigde €
600,00
Totaal € 781,80

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
schorst het concurrentiebeding met ingang van heden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 781,80, waarvan € 600,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2018.