Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
tul); 05/126779-16 (
tul) (P)
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
5.BEWEZENVERKLARING
1.
zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zijnde middelen vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.VORDERING TENUITVOERLEGGING
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
- 14a, 14b, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
- 2, 3 en 10 van de Opiumwet;
11.BESLISSING
gevangenisstrafvan
240 dagen;
167 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
3 jarenvast;
maximaal 7 wekeneen klinische behandeling inhouden, indien de reclassering dit nodig acht. Verdachte zal zich houden aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
taakstrafvan
100 uren;