ECLI:NL:RBMNE:2018:5945

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
16/705288-18; 16/175528-17 (tul); 05/126779-16 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot medicijnen

Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 maart 2018 in Amersfoort opzettelijk medicijnen op lijst I van de Opiumwet aanwezig had. De zaak is behandeld op tegenspraak, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. H. Leepel, en de verdediging door mr. L. Voskuilen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten: het opzettelijk aanwezig hebben van medicijnen en het handelen in deze medicijnen gedurende een bepaalde periode. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van verbalisanten en de bekennende verklaring van de verdachte, in overweging genomen en oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft een gevangenisstraf van 240 dagen opgelegd, waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 100 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en de noodzaak van behandeling voor zijn verslaving. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen beoordeeld en besloten om de proeftijd van een eerdere veroordeling te verlengen, terwijl een andere vordering tot tenuitvoerlegging werd toegewezen. De uitspraak is gedaan in het belang van de volksgezondheid en de veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/705288-18; 16/175528-17 (
tul); 05/126779-16 (
tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 juni 2018 en 23 augustus 2018. Op laatstgenoemde zitting heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en mr. L. Voskuilen, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

feit 1:op 27 maart 2018 te Amersfoort medicijnen genoemd op lijst I van de Opiumwet opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 26 maart 2018 te Amersfoort heeft gehandeld in medicijnen genoemd op lijst I van de Opiumwet

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft ten aanzien van deze feiten ook een bekennende verklaring afgelegd en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
T.a.v. feit 1 en 2:
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 23 januari 2018; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 6 februari 2018; [3]
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 7 februari 2018; [4]
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 21 maart 2018; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 27 maart 2018 en de bijbehorende Kennisgeving van inbeslagneming; [6]
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 29 maart 2018; [7]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 augustus 2018. [8]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

1.

op 27 maart 2018 te [woonplaats] in de woning op het adres [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid oxycodon (merknaam Oxycodon MCI Aurobindo Retard) en
- een hoeveelheid fentanyl (merknaam Fentanyl Teva),

zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 26 maart 2018 te Amersfoort (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
- een hoeveelheid oxycodon (merknaam Oxycodon HCI Aurobindo Retard) en
- een hoeveelheid fentanyl (merknaam Fentanyl Teva)

zijnde middelen vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en met oplegging van – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
* een meldplicht bij de reclassering;
* het meewerken aan een ambulante behandeling voor de duur van de proeftijd,
waaronder maximaal 7 weken binnen een klinische setting indien noodzakelijk;
* het meewerken aan een traject gericht op het verkrijgen van een dagbesteding;
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Verweer op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting overeenkomstig de door haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, wegens het onrechtmatig gebruik van bevoegdheden van de politie, te weten een onrechtmatige aanhouding van verdachte op 8 augustus 2017. Tijdens deze aanhouding is bij verdachte een plastic tas, met daarin een hoeveelheid medicatie in beslaggenomen. Daarnaast is de telefoon van verdachte in beslag genomen die op de vluchtroute van verdachte, door verdachte afgelegd alvorens hij werd aangehouden, is gevonden. Uit deze telefoon wordt bewijs gewonnen, hetgeen volgens de raadsvrouw een essentiële rol heeft gespeeld bij de start van en in de bewijsvoering van de huidige zaak. De raadsvrouw heeft dan ook bepleit dat er sprake is van een vormverzuim en dat het nadeel als gevolg van dit vormverzuim moet worden verdisconteerd in de op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1.
Verweer artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering
Gelet op het proces-verbaal van bevindingen van de politie Eenheid Midden-Nederland 0900-2018017050-6 bevond de verdachte zich als passagier achterop een brommer die zonder verlichting reed. De bestuurder van de betreffende brommer is binnen de bevoegdheden van de politie in het kader van een verkeerscontrole staande gehouden en gecontroleerd. De bestuurder van de brommer bleek vele antecedenten op zijn naam te hebben. Vervolgens is de passagier gecontroleerd. Dit bleek verdachte [verdachte] te zijn. Verdachte had een plastic tas in zijn handen en door de verbalisant werd gevraagd naar de inhoud van de plastic tas. Direct hierop volgend, en naar de rechtbank begrijpt in reactie op de vraag van de verbalisant, heeft verdachte de verbalisant weggeduwd en is hij weggerend. Na een korte achtervolging heeft de verbalisant verdachte verstopt achter een kliko aangetroffen. De verbalisant, op dit moment zonder assistentie, sprak verdachte aan en hield hem staande. Verdachte wilde op dit moment niet meewerken, probeerde zich los te trekken en werd verbaal agressief. De verbalisant heeft toen besloten verdachte, vanwege alle hiervoor genoemde omstandigheden, aan te houden en heeft dit kenbaar gemaakt aan verdachte. Nadat verdachte vervolgens door ter plaatse gekomen assistentie naar het politiebureau is vervoerd heeft de verbalisant de vluchtroute van verdachte nagelopen en daar, achter de kliko, de plastic tas met medicijnen aangetroffen, en langs de vluchtroute de telefoon van verdachte.
Bovenstaande in ogenschouw nemend is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden waaronder verdachte staande is gehouden en het gedrag van verdachte nadat hij wordt aangesproken, voor de betreffende verbalisant voldoende aanleiding konden vormen om te concluderen tot een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Hij is daarom terecht tot aanhouding overgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een onrechtmatige aanhouding. Er is dus ook geen sprake van een vormverzuim waaraan gevolgen dienen te worden verbonden – nog daargelaten de vraag of het door de verdediging gestelde vormverzuim daadwerkelijk plaatsvond in deze specifieke strafzaak, en dus in het voorbereidend onderzoek van deze strafzaak, of een los daarvan staande gebeurtenis betrof.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
8.3.2.
Motivering van de straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid medicijnen van verschillende soorten die niet op zijn naam zijn uitgegeven en hij heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende een langere periode handelen in deze medicijnen. Dit betreffen medicijnen die gezien hun verslavende karakter ook vallen onder de Opiumwet. De (legale) handel in medicijnen is verbonden aan allerlei voorschriften en vergunningen. Dit heeft er onder andere mee te maken dat op het gebruik van bepaalde medicijnen controle nodig is in het belang van de volksgezondheid. Zo zijn sommige medicijnen niet voor iedereen geschikt of nodig, zijn sommige combinaties van medicijnen gevaarlijk voor de gezondheid en kunnen medicijnen bijwerkingen of een verslavende werking hebben. Door voor vernietiging bestemde medicijnen te onderscheppen, zijnde de wijze waarop verdachte – naar eigen zeggen – aan de niet op zijn naam staande medicijnen is gekomen, is verdachte verantwoordelijk voor het creëren van gezondheidsrisico’s. Verkeerd gebruik van medicijnen kan tot ernstige gezondheidsschade of zelfs de dood van een persoon leiden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij deze risico’s kennelijk op de koop toe heeft toegenomen.
Uit het strafblad van verdachte van 9 juli 2018 blijkt dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf strafbaar gesteld in de Opiumwet, waarbij de veroordeling dateert van 3 januari 2014. Dit neemt de rechtbank eveneens in het nadeel van verdachte mee.
Omtrent verdachte heeft de reclassering een rapport van 16 augustus 2018 opgesteld. In dit rapport, opgemaakt door M.E. van Oort, reclasseringswerker, wordt weergegeven dat bij verdachte sprake is van (vermoedelijk) zwakbegaafdheid en een achterstand in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Het weinig stabiele evenwicht van verdachte werd verstoord door een relatiebreuk, hetgeen heeft geresulteerd in excessief middelengebruik en een ernstige verslaving. De rapporteur geeft aan dat verdachte op dit moment niet meer in deze mate middelen gebruikt, echter de kans is groot dat hij terugvalt in zijn verslaving indien hij geen passende ondersteuning krijgt. Een dergelijke terugval zal zorgen voor een groot risico op terugval in het delictgedrag, het risico op recidive wordt dan ook ingeschat als hoog.
De reclassering heeft geadviseerd – indien de rechtbank tot een veroordeling komt – aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
* een meldplicht bij de reclassering;
* het meewerken aan een ambulante behandeling voor de duur van de proeftijd,
waaronder maximaal 7 weken binnen een klinische setting indien noodzakelijk;
* het meewerken aan een traject gericht op het verkrijgen van een dagbesteding;
De rechtbank neemt de conclusies en het advies ten aanzien van de bijzondere voorwaarden en de invulling hiervan over en maakt deze tot de hare.
Alles afwegende acht de rechtbank, met de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden. Als verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht, staan hier 50 dagen vervangende hechtenis tegenover. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten zal op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Vorderingen tot tenuitvoerlegging onder het parketnummer 16/175528-16 en 05/126779-16
Nu de rechtbank nadrukkelijk rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het advies van de reclassering hieromtrent, waaronder de noodzaak van het opstarten van een behandeling van verdachte, acht de rechtbank het niet opportuun de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal van de vordering met het parketnummer 16/175528-16, overeenkomstig het verzoek van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging, de proeftijd met één (1) jaar verlengen.
De rechtbank overweegt dat de tenuitvoerlegging van de vordering met het parketnummer 05/126779-16, waarbij onder meer is opgelegd een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uur, het hulpverleningstraject niet doorkruist en zal derhalve vordering tot tenuitvoerlegging van deze straf toewijzen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
240 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
167 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 zich ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
 zich persoonlijk binnen vijf dagen na het herroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering GGZ Inforsa op het adres Utrechtseweg 11-13 te Amersfoort. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 zich zal laten behandelen bij de BuurtzorgT te Amersfoort of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dit nodig acht doch niet langer dan de duur van de door de rechtbank gestelde proeftijd. Van deze behandeling zal een deel van
maximaal 7 wekeneen klinische behandeling inhouden, indien de reclassering dit nodig acht. Verdachte zal zich houden aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zal meewerken aan een traject bij Wij 3.0, of een soortgelijke instelling zulks te bepalen door de reclassering, gericht op het verkrijgen van een zinvolle dagbesteding.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
- wijst toe de vordering van de officier van justitie van 2 mei 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Utrecht van 29 september 2016, parketnummer 05/126779-16, voorwaardelijke opgelegde taakstraf voor de duur van 30 uren;
- verlengt de proeftijd met één jaar van de bij vonnis van 31 oktober 2016 door de politierechter te Utrecht aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke 2 weken gevangenisstraf, parketnummer 16/175528-16;
Bevel tot voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Veenstra, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en H. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 september 2018.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 maart 2018 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, (in de woning op het adres [adres] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid oxycodon (merknaam Oxycodon MCI Aurobindo Retard), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon(hydrochioride) en/of
- een hoeveelheid fentanyl (merknaam Fentanyl Teva), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende fentanyl,
zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 2 en 10 lid 3 Opiumwet)
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks do periode van 01 augustus 2017 tot en met 26 maart 2018 te Amersfoort althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
-een hoeveelheid oxycodon (merknaam Oxycodon HCI Aurobindo Retard), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon (hydrochloride)en/of
-een hoeveelheid fentanyl (merknaam Fentanyl Teva)1in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende fentanyl,
zijnde (een) middel(en) vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 2 en 10 lid 4 Opiumwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd MD31/2018017050, opgemaakt door politie Midden-Nederland, District Oost, doorgenummerd 1 tot en met 217. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 23 januari 2018, pag. 7 t/m 8.
3.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 7 februari 2018, pag. 9 t/m 10.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 7 februari 2018, pag. 12 t/m 18.
5.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 21 maart 2018, pag. 27 t/m 29.
6.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 28 maart 2018, pag. 129-130 en de Kennisgeving van inbeslagneming op pag. 131 t/m 134.
7.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 29 maart 2018, pag. 137 t/m 138.
8.Proces-verbaal van de terechtzitting van 23 augustus 2018, bevattende de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.