ECLI:NL:RBMNE:2018:5943

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
16.659602-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken met geweld en de gevolgen voor de slachtoffers

Op 4 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee woninginbraken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De feiten vonden plaats op 15 augustus 2018, toen de verdachte in de gemeente [woonplaats] inbrak in woningen, waarbij in één geval de bewoners thuis waren. De verdachte werd betrapt door de bewoners en heeft geweld gebruikt om te ontsnappen. De rechtbank benadrukt dat woninginbraken een ernstige inbreuk vormen op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers, wat leidt tot gevoelens van onveiligheid. De rechtbank heeft de ernst van de feiten zwaar laten wegen in de strafoplegging. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van de bewezenverklaring. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn verblijf in Nederland en zijn relatie met een zwangere vriendin. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze betrekking hadden op goederen waarvan de verdachte werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.659602-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije)
,
thans gedetineerd te Detentiecentrum Schiphol Huis van Bewaring, Badhoevedorp (gemeente Haarlemmermeer).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. H. Drenth, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
A.
op 15 augustus 2018 in [woonplaats] uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een iPad en/of een flesje parfum (Jimmy Choo) toebehorende aan [slachtoffer] en daarbij die [slachtoffer] met kracht een vuistslag tegen het gezicht, althans het hoofd te geven;
en/of
B.
op 15 augustus 2018 in [woonplaats] [slachtoffer] met kracht een vuistslag tegen gezicht, althans het hoofd te geven;
Feit 2:
in de periode van 14 augustus 2018 tot en met 15 augustus 2018 in [woonplaats] uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen
- een afstandsbediening (met opdruk [naam] ) en/of
- een flesje parfum (Calvin Klein) en/of
- één of meerdere (2) paar schoenen en/of
- een ketting,
toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2].

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1A en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft kort gezegd aangevoerd dat de onder verdachte in beslag genomen goederen – met uitzondering van de door verdachte gevonden afstandsbediening – niet toebehoren aan de slachtoffers. Tevens zijn de weggenomen goederen niet herleidbaar tot de persoon van verdachte. Ten aanzien van de herkenning van verdachte heeft de raadsman bepleit dat hetgeen aangever heeft gezien van de vluchtende man onvoldoende is om op basis daarvan verdachte te herkennen. Tot slot heeft de raadsman gesteld dat de verklaring van verdachte als voldoende plausibel dient te gelden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Voor de beoordeling van feit 1 is van belang dat [slachtoffer] op 15 augustus 2018 aangifte heeft gedaan van een woninginbraak en daarover bij de politie als volgt heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 15 augustus 2018 omstreeks 21.00 uur was ik met mijn partner in onze woning op de [adres] te [woonplaats] . Rond 20.30 uur zagen wij een man voor onze woning langslopen. Ik zag dat hij een spijkerblouse of iets dergelijks droeg met op zijn boven rug gekleurde symbolen. Ik zag ook dat hij een rugzak droeg welke donker van kleur was. Hij viel ons op, omdat hij vreemd heen en weer liep. Ik zag dat hij een aantal keren achter een boom ging staan. Omstreeks 21.00 uur hoorde ik een klap uit onze slaapkamer komen. Ik ben de slaapkamer ingelopen en zag op dat moment een persoon uit het slaapkamerraam naar buiten springen. Ons raam van de slaapkamer stond open op een kier. Ik zag dat het dezelfde man betrof die ik een half uur eerder op de [adres] had zien lopen en die zich vreemd gedroeg. Ik zag namelijk de achterkant van de man toen hij wegrende. Ik zag de spijkerblouse met gekleurde symbolen op de bovenzijde van zijn rug. Ook zag ik dat hij die donkerkleurige rugzak op zijn rug had. [2]
Ik hoorde mijn partner zeggen dat de iPad was weggenomen uit onze slaapkamer. Wij hebben vervolgens snel onze fietsen gepakt en zijn op zoek gegaan naar de man. Op de kruising van de Diependaalselaan met de Pieter de Hooghlaan zagen wij de man staan. Ik weet zeker dat het dezelfde man was, omdat ik hem herkende van de eerdere twee momenten. [3]
Ik hoorde dat mijn partner de politie ging bellen en dat de man met de hond en ik achter de man die had ingebroken aangingen. Wij volgden de man. De gehele tijd ging de man een stuk rennen om ons af te schudden. Ik zag dat de man zich omdraaide en onze kant op kwam rennen. Hij stopte vlak voor mij en stond neus aan neus. Vervolgens zag ik van links een gebalde vuist van de man aankomen waarbij hij mij op mijn linker kaak raakte. Ik voelde op dat moment pijn. [4]
Getuige [getuige 1] heeft op 29 augustus 2018 bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
De man werd steeds agressiever en begon tijdens de ‘achtervolging’ slaande bewegingen te maken naar de andere man. Ik zag dat de verdachte de andere man twee keer vol in het gezicht sloeg met zijn vuisten. [5]
Getuige [getuige 2] heeft op 16 augustus 2018 bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] en ik stonden op 15 augustus 2018 tussen 20.30 uur en 20.45 uur op onze patio een sigaret te roken. Op dat moment zag ik een man lopen. Ik vond dat deze man zich verdacht gedroeg. Ik zag dat de man een rugtas op zijn rug droeg. [6]
Toen wij onze sigaret op hadden, zijn we weer in de woonkamer gaan zitten. Op een gegeven moment hoorden wij allebei het kenmerkende geluid van ons uitzetraam in de slaapkamer. [slachtoffer] is toen als een speer boven gaan kijken. Direct daarna hoorde ik
[slachtoffer] iets roepen en ik zag dat [slachtoffer] naar buiten rende. Ik hoorde van hem dat het dezelfde man was als die wij tien minuten eerder aan de voorkant hadden gezien. Ik was er in de tussentijd achter gekomen dat die man mijn iPad had gestolen.
Op dat moment zijn we allebei op de fiets gestapt om in de omgeving naar de man te zoeken. Direct nadat ik naar rechts was gefietst, zag ik in de verte de man lopen die ik eerder ook voor onze woning had gezien. Ik besloot 112 te bellen. Niet veel later hoorde ik dat de man was aangehouden. Mijn iPad was teruggevonden alsmede een fles parfum waar ik later achter kwam. [7] De fles parfum zat nog in zijn glimmende roze doosje en was van het merk Jimmy Choo. [8]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft in haar proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag voor mij een persoon lopen. Hij was getint, had kort haar, droeg een blauwe spijkerbroek en een blauwe spijkerjas waarbij er ter hoogte van de schouderbladen groen en oranje horizontale strepen liepen. Ik riep: “Politie, staan blijven!”. Ik zag dat verdachte doorrende. Ik hoorde over mijn portofoon dat collega’s een man staande hadden gehouden. De man die ik bij de collega’s zag staan, herkende ik als de man waar ik zojuist achteraan had gezeten. [9]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft in haar proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik heb gedurende de insluiting van verdachte zijn rugzak bekeken. Ik trof hierin onder andere een vrouwenluchtje Calvin Klein en een afstandsbediening met sticker ( [naam] ) aan. [10]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in haar proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat mijn surveillancehond tekende. Ik pakte mijn zaklamp en scheen op mijn surveillancehond. Ik zag dat hij tekende op een voorwerp en ik zag dat hij bovenop het voorwerp ging liggen. Dit is een teken, die hij mij geeft als er verse menselijke lucht aan het voorwerp zit. Het betrof een witte iPad en een roze kleurig doosje.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb [slachtoffer] in het gezicht geslagen. [11]
Voor de beoordeling van feit 2 is van belang dat [benadeelde 1] namens [benadeelde 2] op 15 augustus 2018 aangifte heeft gedaan van een woninginbraak en daarover bij de politie als volgt heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van de woning aan de [adres] , waar op 15 augustus 2018 is ingebroken. De woning inclusief de garage verhuur ik aan [benadeelde 2] . [12] Op 14 augustus 2018 heb ik zijn woning schoongemaakt en heb ik de achterdeur door middel van een kierstandhouder open laten staan. Op 15 augustus 2018 heb ik de woning van [benadeelde 2] betreden. De kamer maakte een rommelige indruk en ik had het idee dat de kamer was doorzocht, dit terwijl ik de kamer keurig had achtergelaten. Toen ik in het halletje van het appartement op het kastje keek, viel mij onmiddellijk op dat de afstandsbediening van de garagedeur daar niet meer lag. Op deze afstandsbediening staat “ [naam] ”. Ik zag dat de kierstandhouder zover was verbogen dat de deur helemaal geopend kon worden. [13]
Aangeefster [benadeelde 1] heeft op 27 augustus 2018 bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
U, verbalisant [verbalisant 4] toont mij een flesje van het merk Calvin Klein. Ik herken dit flesje. Een soortgelijk flesje heb ik aan mijn huurder [benadeelde 2] gegeven. Ik weet dat zo een soort flesje bij hem is weggenomen. [14]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in haar proces-verbaal inzake meervoudige procedure onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 16 augustus 2018 is aan de [adres] te [woonplaats] een vingerafdruk veiliggesteld aan de binnenkant van het kozijn van het slaapkamerraam onder het SIN-nummer AALY6037NL. Verdachte staat in Havank geregistreerd onder het kenmerk 03270818000900200 met biometrienummer 310002017648 en incidentnummer 313400591594. Uit dactyloscopisch onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van dactyloscopische verschillen tussen het spoor met SIN-nummer AALY6037NL en Havanknummer 03270818000900200 en de referentieafdruk van de rechter ringvinger van incidentnummer 313400591594 geregistreerd in Havank onder biometrienummer 310002017648. Deze bevindingen liggen geheel in lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. [15]
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank de volgende gang van zaken af. Op 15 augustus 2018 is door zowel [slachtoffer] als [benadeelde 1] aangifte gedaan van een woninginbraak in hun woning, beide gelegen aan de [adres] in [woonplaats] , respectievelijk nummers [adres] en [adres] . Verdachte is door [slachtoffer] , bewoner van de woning gelegen aan de [adres] herkend als zijnde de inbreker die vanuit het raam in de slaapkamer naar buiten is gesprongen. Voorts zijn van verdachte vingerafdrukken aangetroffen aan de binnenzijde van het kozijn van het slaapkamerraam van deze woning. De gestolen iPad en het flesje parfum van Jimmy Choo zijn in de nabijheid van de woning aangetroffen, te weten achter een vuilcontainer bij nummer [adres] . Verdachte bleek ten tijde van zijn aanhouding in het bezit te zijn van de bij de woning [adres] weggenomen afstandsbediening en het flesje parfum van Calvin Klein.
Verdachte heeft de beschuldigingen ontkend. Naar zijn zeggen was heeft hij onderweg naar de woning van zijn vriendin op straat de afstandsbediening gevonden en in zijn zak heeft gestoken. Verdachte heeft voor het aantreffen van zijn vingerafdrukken in de woning geen verklaring kunnen geven. De door de verdachte geschetste gang van zaken, schuift de rechtbank, in het licht van de feiten en omstandigheden die volgen uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank acht dan ook op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien het onder 1A en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
A.
op 15 augustus 2018 in [woonplaats] uit een woning (gelegen aan de [adres] ), een iPad en een flesje parfum (Jimmy Choo), geheel toebehoorde aan [slachtoffer] en [getuige 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming, welke diefstal werd gevolgd door geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door met kracht een vuistslag in het gezicht van die [slachtoffer] te geven;
Feit 2:
hij in de periode van 14 augustus 2018 tot en met 15 augustus 2018 in [woonplaats] , uit een woning (gelegen aan de [adres] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een afstandsbediening (met opdruk [naam] ), geheel toebehorende aan [benadeelde 1] en
- een flesje parfum (Calvin Klein), geheel toebehorende aan [benadeelde 2] ,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1A en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1A:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping bij heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
Feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. De raadsman verzoekt de rechtbank rekening te houden met het feit dat verdachte naar Nederland is gekomen om te werken en hier een sociaal leven heeft met een zwangere vriendin. Ten aanzien van de op te leggen straf verzoekt de raadsman een straf op te leggen die gelijk is aan de voorlopige hechtenis, eventueel in combinatie met een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in zeer korte tijd schuldig gemaakt aan twee woninginbraken, terwijl in zeker één van de woningen de bewoners thuis waren. Toen verdachte door de bewoners van één van die woningen op heterdaad werd betrapt en door hen werd achtervolgd, heeft hij het uitoefenen van geweld niet geschuwd. Woninginbraken maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dit gevoel van onveiligheid wordt bovendien versterkt in het geval de slachtoffers thuis zijn ten tijde van de inbraak. Dergelijke strafbare feiten versterken ook in het algemeen gevoelens van onveiligheid die in de samenleving leven. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 9 oktober 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld in Nederland.
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij sinds het voorjaar van 2018 in Nederland verblijft en hier samenwoont met zijn zwangere vriendin. Verdachte heeft aangegeven dat hij in Nederland wil blijven en op zoek is naar werk.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de landelijke oriëntiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) in aanmerking genomen. Het oriëntatiepunt van het LOVS voor een woninginbraak is een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. De rechtbank zal dit als uitgangspunt nemen.
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank legt hierbij een gedeelte van twee maanden voorwaardelijk op met een proeftijd van twee jaren op gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en als strafrechtelijke stok achter de deur nu verdachte aangeeft langer in Nederland te
willen verblijven.
Ten aanzien van de aanhouding merkt de rechtbank het volgende op. Indien en voor zover de verdediging heeft beoogd de vinger te leggen op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering als gevolg waarvan strafmatiging zou moeten volgen, verwerpt de rechtbank dat verweer. Uit de gang van zaken rondom de aanhouding, zoals gebleken in het dossier, staat vast dat substantieel geweld is uitgeoefend tegen verdachte. Echter, in het licht van wat is gebleken over het verzet van verdachte kan niet worden gezegd dat het toegepaste geweld onder die omstandigheden als disproportioneel moet worden beschouwd.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[benadeelde 1]:
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1380,40. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2]:
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 95,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[benadeelde 1]:
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de vordering ziet op goederen waarvan verdachte – gelet op het ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte – dient te worden vrijgesproken.
[benadeelde 2]:
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de vordering ziet op goederen die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[benadeelde 1]:
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de vordering ziet op goederen waarvan verdachte dient te worden vrijgesproken.
[benadeelde 2]:
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de vordering ziet op goederen die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde 1]:
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu deze vordering ziet op goederen waarvan verdachte wordt vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van de verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 2]:
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu de vordering ziet op goederen die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van de verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1A en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1A en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1A en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van acht (8) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van twee (2) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. H. Vegter en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2018.
Mr. J. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1:
A.
hij op of omstreeks 15 augustus 2018 in de gemeente [woonplaats] in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), een iPad en/of een flesje parfum (Jimmy Choo), en elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] en/of [getuige 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming, welke diefstal werd gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met kracht een vuistslag in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer] te geven;
en/of
B.
hij op of omstreeks 15 augustus 2018 in de gemeente Hilversum , opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met kracht een vuistslag in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft gegeven;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 14 augustus 2018 tot en met 15 augustus 2018 in de gemeente [woonplaats] , in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
-f een afstandsbediening (met opdruk [naam] ) en/of
- een flesje parfum (Calvin Klein) en/of
- één of meerdere (2) paar schoenen en/of
- een ketting,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 oktober 2018, genummerd PL0900-2018237392, opgemaakt door politie Midden-Nederland, districtsrecherche Gooi en Vechtstreek, doorgenummerd 1 tot en met 74. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 5.
3.Pagina 6.
4.Pagina 6.
5.Pagina 65.
6.Pagina 9.
7.Pagina 10.
8.Pagina 11.
9.Pagina 12.
10.Pagina 16.
11.Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2018, inhoudende de verklaring van verdachte.
12.Pagina 32.
13.Pagina 33.
14.Pagina 53.
15.Een ambtsedig proces-verbaal nr. PL0900-2018237392-25 d.d. 19 november 2018, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] , BOA domein generieke opsporing politie Eenheid Midden-Nederland inhoudende de meervoudige procedure.