ECLI:NL:RBMNE:2018:5942

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
16/705373-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot medicijnen

Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 26 maart 2018 te Amersfoort opzettelijk een grote hoeveelheid medicijnen aanwezig had die onder de Opiumwet vallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben en handelen in medicijnen die niet op zijn naam zijn uitgegeven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 188 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de proceshouding van de verdachte, die volledige openheid van zaken heeft gegeven en het laakbare van zijn handelen inziet. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten en de risico's voor de volksgezondheid in overweging genomen, gezien de verslavende aard van de medicijnen. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en de reclassering heeft het risico op recidive als laag ingeschat. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft de taakstraf niet gematigd, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705373-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 juni 2018 en 23 augustus 2018. Op laatstgenoemde zitting heeft de inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H. Leepel en van hetgeen verdachte en mr. H.M. Mauritz, advocaat te Woerden, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 26 maart 2018 te Amersfoort medicijnen genoemd op lijst I van de Opiumwet opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 25 maart 2018 te Amersfoort heeft gehandeld in medicijnen genoemd op lijst I van de Opiumwet
feit 3:op 26 maart 2018 te Amersfoort medicijnen genoemd op lijst II van de Opiumwet opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 4:in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 25 maart 2018 te Amersfoort heeft gehandeld in medicijnen genoemd op lijst II van de Opiumwet

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft ten aanzien van deze feiten ook een bekennende verklaring afgelegd en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
T.a.v. feit 1 en 3:
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 21 maart 2018; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 28 maart 2018; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 augustus 2018. [4]
T.a.v. feit 2 en 4:
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 7 februari 2018; [5]
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 21 maart 2018; [6]
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 29 maart 2018; [7]
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 28 maart 2018; [8]
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 augustus 2018. [9]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 26 maart 2018 te [woonplaats] in de woning op het adres [adres] en in een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een (grote) hoeveelheid oxycodon (merknaam Oxycodon HCI Aurobindo Retard en
- een (grote) hoeveelheid fentanyl (merknamen Fentanyl Sandoz Matrix en Fentanyl Teva en Abstral) en
- een (grote) hoeveelheid methylfenidaathydrochloride (merknamen methylfenidaat-hydrochloride en Methylfenidaat HCI) en
- een (grote) hoeveelheid morfinehydrochloridetrihydraat (merknaam Morfine HCI retard), zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 25 maart 2018 te Amersfoort, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd
- een hoeveelheid oxycodon (merknaam Oxycodon HCI Aurobindo Retard) en
- een hoeveelheid fentanyl (merknamen Fentanyl Sandoz Matrix en Fentanyl Teva en Abstral) en
- een hoeveelheid methylfenidaathydrochloride (merknamen methylfenidaathydrochlo-ride en Methylfenidaat HCI) en
- een hoeveelheid morfine(hydrochloridetrihydraat) (merknaam Morfine HCI retard), zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.

op 26 maart 2018 te [woonplaats] in de woning op het adres [adres] en in een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een (grote) hoeveelheid temazepam (merknaam Temazepam Aurobindo) en
- een (grote) hoeveelheid oxazepam (merknaam Oxazepam Accord) en
- een hoeveelheid midazolammaleaat (merknaam Dormicum) en
- een hoeveelheid midazolamhydrochloride (merknaam Midazolam Accord) en
- een (grote) hoeveelheid buprenorfine(hydrochloride) (merknaam Temgesic)

zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

4.

in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 25 maart 2018 te Amersfoort, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd
- een hoeveelheid temazepam (merknaam Temazepam Aurobindo) en
- een hoeveelheid oxazepam (merknaam Oxazepam Accord) en
- een hoeveelheid midazolammaleaat (merknaam Dormicum) en
- een hoeveelheid midazolamhydrochloride (merknaam Midazolam Accord) en
- een (grote) hoeveelheid buprenorfine(hydrochloride) (merknaam Temgesic)

zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 200 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 188 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich kan vinden in de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf. Ten aanzien van het gedeelte van de eis betreffende de taakstraf heeft zij aangevoerd dat, gezien de persoonlijke omstandigheden van haar cliënt – zijn psychische problemen waarvoor hij hulp heeft gezocht en ten gevolge waarvan hij vrijgesteld is van de sollicitatieverplichting van het UWV – er aanleiding is om de taakstraf te matigen tot 60 uur.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid medicijnen van verschillende soorten die niet op zijn naam zijn uitgegeven en hij heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende een langere periode handelen in deze medicijnen. Dit betreffen medicijnen die gezien hun verslavende karakter ook vallen onder de Opiumwet. De (legale) handel in medicijnen is verbonden aan allerlei voorschriften en vergunningen. Dit heeft er onder andere mee te maken dat op het gebruik van bepaalde medicijnen controle nodig is in het belang van de volksgezondheid. Zo zijn sommige medicijnen niet voor iedereen geschikt of nodig, zijn sommige combinaties van medicijnen gevaarlijk voor de gezondheid en kunnen medicijnen bijwerkingen of een verslavende werking hebben. Door voor vernietiging bestemde medicijnen te onderscheppen, de wijze waarop verdachte – naar eigen zeggen – aan de niet op zijn naam staande medicijnen is gekomen, is verdachte verantwoordelijk voor het creëren van gezondheidsrisico’s. Verkeerd gebruik van medicijnen kan tot ernstige gezondheidsschade of zelfs de dood van een persoon leiden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met het oog op eigen financieel gewin deze risico’s, kennelijk, op de koop toe heeft toegenomen.
Uit het strafblad van verdachte van 3 juli 2018 is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het strafblad wordt niet in het voordeel of nadeel van verdachte meegewogen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft volledige openheid van zaken gegeven en op zitting laten blijken het laakbare van zijn handelen in te zien.
Omtrent verdachte heeft de reclassering een rapport van 13 juni 2018 opgesteld. In dit rapport, opgemaakt door F. van der Groep, reclasseringswerker, wordt weergegeven dat verdachte voorafgaand aan de verdenking van onderhavige feiten zijn leven goed op orde had. De verdenking heeft verstrekkende gevolgen voor verdachte gehad; zo is hij zijn baan kwijtgeraakt, zijn relatie staat onder spanning, en in sociaal opzicht zijn er gevolgen in de familiekring die gekenmerkt wordt door traditioneel Hindoestaanse normen en waarden. De reclassering heeft het risico op recidive ingeschat als laag en adviseert bij de strafoplegging geen bijzondere voorwaarden te formuleren.
Alles afwegende acht de rechtbank, met de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen waarvan 188 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren passend en geboden. Als verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht, staat hier 50 dagen vervangende hechtenis tegenover. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
200 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
188 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
Bevel tot voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Veenstra, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en H. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 september 2018.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 maart 2018 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, (in de woning op het adres [adres] en/of in een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een (grote) hoeveelheid oxycodon (merknaam Oxycodon HCI Aurobindo Retard), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon(hydrochloride) en/of
- een (grote) hoeveelheid fentanyl (merknamen Fentanyl Sandoz Matrix en/of Fentanyl Teva en/of Abstral), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende fentanyl en/of
- een (grote) hoeveelheid methylfenidaathydrochloride (merknamen methylfenidaathydrochloride en/of Methylfenidaat HCI), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfonidaat (hydrochloride) en/of
- een (grote) hoeveelheid morfinehydrochloridetrihydraat (merknaam Morfine HCI retard), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende morfine(hydrochloride), zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 2 en 10 lid 3 Opiumwet)
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 25 25 maart 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
- een hoeveelheid oxycodon (merknaam Oxycodon HCI Aurobindo Retard), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon(hydrochloride) en/of
- een hoeveelheid fentanyl (merknamen Fentanyl Sandoz Matrix en/of Fentanyl Teva en/of Abstral), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende fentanyl en/of
- een hoeveelheid methylfenidaathydrochloride (merknamen methylfenidaathydrochloride en/of Methylfenidaat HCI), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methylfonidaat (hydrochloride) en/of
- een hoeveelheid morfine(hydrochloridetrihydraat) (merknaam Morfine HCI retard), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende morfine(hydrochloridetrihydraat), zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 2 en 10 lid 3 Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 26 maart 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, (in de woning op het adres [adres] en/of in een personenauto voorzien van het kenteken [kenteken] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een (grote) hoeveelheid temazepam (merknaam Temazepam Aurobindo), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende temazepam en/of
- een (grote) hoeveelheid oxazepam (merknaam Oxazepam Accord), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxazepam en/of
- een hoeveelheid midazolammaleaat (merknaam Dormicum), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende midazolam en/of
- een hoeveelheid midazolamhydrochloride (merknaam Midazolam Accord), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende midazolam(hydrochloride);
- een (grote) hoeveelheid buprenorfine(hydrochloride) (merknaam Temgesic), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende buprenorfine(hydrochloride),
zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 11, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 3 en 11 Opiumwet)
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 25 maart 2018 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
- een hoeveelheid temazepam (merknaam Temazepam Aurobindo), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende temazepam en/of
- een hoeveelheid oxazepam (merknaam Oxazepam Accord), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxazepam en/of
- een hoeveelheid midazolammaleaat (merknaam Dormicum), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende midazolam en/of
- een hoeveelheid midazolamhydrochloride (merknaam Midazolam Accord), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende midazolam(hydrochloride);
- een (grote) hoeveelheid buprenorfine(hydrochloride) (merknaam Temgesic), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende buprenorfine(hydrochloride),
zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 11, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd MD31/2018017050, opgemaakt door politie Midden-Nederland, District Oost, doorgenummerd 1 tot en met 217. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 21 maart 2018, pag. 31 t/m 32.
3.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 28 maart 2018, pag. 161 t/m 162.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 23 augustus 2018, bevattende de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 7 februari 2018, pag. 12 t/m 18.
6.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 21 maart 2018, pag. 27 t/m 29.
7.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 29 maart 2018, pag. 74 t/m 75.
8.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 28 maart 2018, pag. 161 t/m 162.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van 23 augustus 2018, bevattende de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.