ECLI:NL:RBMNE:2018:5935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
16.659523-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling met een scherp voorwerp tijdens een conflict op een feestje

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2018, stond een jeugdige verdachte terecht voor de poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 juli 2018 in Almere, waar de verdachte tijdens een feestje in conflict raakte met het slachtoffer. De verdachte zou een scherp voorwerp hebben gepakt en het slachtoffer in de buik hebben gestoken, wat resulteerde in een steekwond. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen, waarbij de verklaringen van de aangever, getuigen en de letselverklaring zijn meegenomen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen opzet was en het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag en de zware mishandeling, en sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen. Echter, de rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad, maar benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.659523-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] (Frankrijk),
gedetineerd in de [verblijfplaats] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadvrouw mr. B. Yesilgöz, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 26 juli 2018 in Almere heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door een scherp/puntig voorwerp vast te pakken en hem daarmee in de buik ter hoogte van de borst te steken/slaan;
subsidiair: op 26 juli 2018 in Almere [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door een scherp/puntig voorwerp vast te pakken en hem daarmee in de buik ter hoogte van de borst te steken/slaan;
meer subsidiair: op 26 juli 2018 in Almere heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door een scherp/puntig voorwerp vast te pakken en hem daarmee in de buik ter hoogte van de borst te steken/slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De officier van justitie baseert zich onder meer op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , de verklaringen van de moeder van verdachte en getuige [getuige] , de letselverklaring en de verklaring van aangever. Verdachte heeft, door een scherp voorwerp in zijn hand te pakken en aangever daarmee te steken in de buik op een plek waar zich vitale delen bevinden, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever als gevolg daarvan zou komen te overlijden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Primair, omdat er gelet op de verklaring van verdachte geen sprake is geweest van een opzettelijke handeling en het letsel van aangever niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Subsidiair, omdat niet vastgesteld kan worden met wat voor voorwerp aangever is gestoken en of vitale delen geraakt hadden kunnen worden. De aanmerkelijke kans op de dood of het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel is daardoor niet vast komen te staan.
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter zitting overgelegde pleitnota.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 26 juli 2018 op een feestje in Almere was. [2] [bijnaam van verdachte] stond voor hem. [bijnaam van verdachte] was boos en aan het schreeuwen en deed een stap in zijn richting. Ze stonden bijna tegen elkaar aan. [slachtoffer] voelde ineens dat zijn broek nat werd en zag dat zijn broek onder het bloed zat. Hij deed zijn shirt omhoog en zag een wond bijna in het midden van zijn buik. Het was een maanvormige opening van ongeveer drie centimeter. Hij begreep dat hij gestoken was met iets. [3] De echte naam van [bijnaam van verdachte] is [voornaam van verdachte] . [4]
De forensisch arts heeft bij [slachtoffer] rechtsboven in de buikwand een penetrerende steekwond geconstateerd. Het betreft een lange schuine scherp begrensde huidwond met scherpe randen wijkend van twee centimeter lang en één centimeter breed. Er bestaat geen vermoeden van blijvende beperking van fysieke functies en de duur van genezing wordt geschat op drie weken. [5]
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat [verdachte] zich op 26 juli 2018 om 06.30 uur op het politiebureau meldde, omdat hij zoals hij aangaf iets stoms had gedaan die nacht. [verdachte] verklaarde:
“Ik kreeg vannacht buiten ruzie met een jongen. Deze jongen heet [slachtoffer] . Ik kreeg een duw van hem. Ik heb toen uit reactie of zelfverdediging iets van de grond gehaald en hem daarmee in zijn buik geslagen. Ik weet niet meer exact wat het was maar het was scherp. Ik zag wel dat [voornaam van slachtoffer] begon te bloeden. Het kan een mes of schroevendraaier of iets zijn geweest waar ik hem mee geslagen heb”. [6]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat veel mensen hem [bijnaam van verdachte] noemen. Hij was op een feestjes en [slachtoffer] wilde met hem praten. Hij stond tegenover hem. [voornaam van slachtoffer] duwde hem, waardoor hij op de grond viel. Hij voelde iets op de grond, pakte dit in een reflex vast en duwde [voornaam van slachtoffer] daarmee direct met kracht van zich af. Het voorwerp had hij daarbij vast in zijn vuist. [7]
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , dat ziet op hetgeen verdachte ten overstaan van hem heeft verklaard, niet voor het bewijs gebruikt kan worden, omdat de door de verbalisant weergegeven verklaring niet volledig overeenkomt met hetgeen door verdachte daadwerkelijk is verklaard. Het is geen letterlijk uitgewerkt verhoor dat door verdachte is nagelezen en geaccordeerd.
De rechtbank volgt de raadsvrouw op dit punt niet en overweegt daartoe dat het door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen een ambtsedig proces-verbaal betreft dat vroeg in de ochtend kort na het incident van die nacht is opgemaakt. De verdediging heeft bovendien geen omstandigheden benoemd die ertoe dienen te leiden dat aan hetgeen de verbalisant heeft gerelateerd getwijfeld zou moeten worden. Dat dit geen proces-verbaal van verhoor van verdachte betreft, met daarin een letterlijke uitwerking van zijn verklaring, doet aan de betrouwbaarheid van de weergave daarin niet af.
De rechtbank stelt op grond van wat in de voornoemde bewijsmiddelen is benoemd vast dat verdachte aangever met een scherp voorwerp heeft gestoken/geslagen in/tegen zijn buik. Op basis van de letselbeschrijving in het dossier staat vast dat verdachte aangever in de buikwand ter hoogte van de borst heeft geraakt. De aangever had daar een steekwond. Omdat de aangever, verdachte en getuigen het voorwerp waarmee aangever is geraakt niet hebben gezien en dit achteraf ook niet is aangetroffen, kan niet worden vastgesteld waarmee verdachte heeft gestoken/geslagen. Gelet op de verklaring van verdachte en het letsel is wel aannemelijk geworden dat hij dit heeft gedaan met een scherp voorwerp.
Vrijspraak primair
Door het ontbreken van afmetingen en exacte vormgeving van het scherpe voorwerp kan niet worden vastgesteld dat het daarmee op deze wijze steken/slaan van aangever een poging tot doodslag oplevert. Het steken of slaan met een scherp voorwerp in/tegen de buik ter hoogte van de borst kan dodelijk letsel opleveren, omdat zich daar vitale organen bevinden, maar met de beschikbare informatie in het dossier kan niet worden vastgesteld of het gebruikte voorwerp ook tot die vitale organen had kunnen doordringen. De omschrijving van het letsel in de letselverklaring biedt voor deze conclusie onvoldoende houvast. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Vrijspraak subsidiair
Het letsel dat door aangever is opgelopen kan niet gekwalificeerd worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal daarom ook van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring meer subsidiair
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft met een scherp voorwerp aangever in zijn lichaam ter hoogte van zijn borst gestoken/geslagen. Dat de verdachte willens en wetens bij aangever zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen is niet komen vast te staan. De kans dat aangever als gevolg van de steek/slag in/tegen zijn buik ernstig en/of blijvend letsel, waarbij gelet op de locatie van de steekwond gedacht kan worden aan schade aan de lever en de milt, zou hebben kunnen oplopen moet echter als aanmerkelijk worden beschouwd. De verdachte heeft gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedraging die aanmerkelijke kans door zijn handelen op de koop toegenomen. Verdachte heeft aldus voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Meer subsidiair
op 26 juli 2018 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een scherp voorwerp heeft vastgepakt en vervolgens met dat scherpe voorwerp in/tegen de buik ter hoogte van de borst heeft gestoken/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangever [slachtoffer] voor de duur van drie jaar, met vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen voor elke overtreding van dit contactverbod met een maximum van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt - benadrukt dat verdachte nog jong is en hij bezig is met school en werk. Het gaat goed met hem. Hij heeft absoluut niet gewild dat dit zou gebeuren. De raadsvrouw verzoekt daarom een groot deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Een contactverbod met aangever is niet noodzakelijk.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is op een feestje in conflict geraakt met het slachtoffer, heeft een scherp voorwerp vastgepakt en het slachtoffer daarmee gestoken of geslagen in/tegen zijn buik. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig feit, waarbij hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze heeft geschonden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij dit heeft gedaan op een feest waar veel mensen aanwezig waren, waarna hij de plaats van het incident heeft verlaten. Dat het een heftig incident is geweest blijkt wel uit het feit dat de traumahelikopter ter plaatse is gekomen. Naast het feit dat zijn handelen pijn en letsel voor het slachtoffer tot gevolg heeft gehad, wakkert dit in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid aan.
De rechtbank maakt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 juli 2018 op dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Uit het rapport van de reclassering van 30 oktober 2018 blijkt niet dat sprake is van noemenswaardige problemen. Er zijn geen aanwijzingen voor problemen met de agressieregulatie, verminderde impulscontrole of structureel alcoholmisbruik. Het betreft een incident waarin verdachte eenmalig onvoldoende zijn grens heeft gekend in het drinken van alcohol. Hierdoor heeft hij onvoldoende nagedacht voordat hij handelde. Verdachte is een leven dat past bij zijn jongvolwassenheid aan het opbouwen en wordt in staat geacht problemen in de toekomst zelfstandig adequaat op te lossen.
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en daardoor tot een lagere straf dan gevorderd. De ernst van het door verdachte gepleegde feit rechtvaardigt evenwel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen. Verdachte heeft ter zitting niet de indruk gegeven dat hij volledige opening van zaken heeft gegeven over wat zich in de nacht van 26 juli 2018 precies heeft afgespeeld. De rechtbank twijfelt er bovendien aan of verdachte de ernst en de laakbaarheid van zijn handelen wel voldoende inziet. Met een voorwaardelijk strafdeel beoogt de rechtbank hem te doordringen van de ernst van wat hij heeft gedaan en hem er in de toekomst van te weerhouden opnieuw betrokken te raken bij soortgelijke strafbare feiten.
Rekening houdend met de nog jonge leeftijd van verdachte, het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest en straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd zal aan verdachte worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal op het onvoorwaardelijke deel in mindering worden gebracht.
De rechtbank ziet in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanknopingspunten voor een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een contactverbod met aangever. De toelichting van de officier van justitie bij zijn vordering om deze ingrijpende langdurige maatregel op te leggen biedt dat aanknopingspunt ook niet. Dat er sprake was of is van een voortdurende vete tussen verdachte en aangever is niet gebleken. De rechtbank zal deze maatregel daarom niet aan verdachte opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S. Terporten-Hop, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2018.
Mr. E. Slager is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een scherp en/of puntig voorwerp heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met dat scherpe en/of puntige voorwerp meermalen, althans éénmaal, in/tegen de buik (ter hoogte van de borst), althans het lichaam, heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Almere aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) steekwond in de buik, heeft toegebracht door een scherp en/of puntig voorwerp vast te pakken en/of (vervolgens) met dat scherpe en/of puntige voorwerp meermalen, althans éénmaal, in/tegen de buik (ter hoogte van de borst), althans het lichaam, te steken en/of te slaan;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 26 juli 2018 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een scherp en/of puntig voorwerp heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met dat scherpe en/of puntige voorwerp meermalen, althans éénmaal, in/tegen de buik (ter hoogte van de borst), althans het lichaam, heeft gestoken en/of geslagen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 september 2018, genummerd 2018216043, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 5031. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 1001.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 1049.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 1050.
5.Letselverklaring, pagina 1052 en 1054.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina. 1030.
7.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 november 2018.