ECLI:NL:RBMNE:2018:592

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2018
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
6318651 AC EXPL 17-3608
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake quasi-collectieve overeenkomst voor energielevering en opzegvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Innova Energie B.V. en een gedaagde partij die onder de naam [gedaagde] handelt. De eisende partij, Innova, vorderde betaling van een bedrag van € 3.600,03 aan openstaande facturen, plus rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde had een overeenkomst gesloten voor de levering van gas en elektriciteit via Collectief Voordelig, maar betwistte de hoogte van de opzegvergoedingen en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden.

De procedure begon met een tussenvonnis op 29 november 2017 en de zaak werd behandeld op 15 januari 2018, waarbij de gedaagde niet aanwezig was. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de overeenkomst met Innova had erkend, maar dat er onduidelijkheid bestond over de opzegvergoedingen en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. De kantonrechter concludeerde dat Innova onvoldoende had aangetoond dat de algemene voorwaarden tijdig aan de gedaagde waren verstrekt.

Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.923,74, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter wees het meer of anders gevorderde af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 6318651 AC EXPL 17-3608 nig/1449
Vonnis van 21 februari 2018
inzake
de besloten vennootschap
Innova Energie B.V.,
gevestigd in Delft en kantoorhoudend in Leidschendam,
verder ook te noemen Innova,
eisende partij,
gemachtigde: A. Niekus en mr. E. Krom, gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde] ,
handelend onder de naam [gedaagde] ,
wonend en zaakdoend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 november 2017;
  • de brief met aanvullende producties van Innova van 5 januari 2018.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 januari 2018. [gedaagde] is daar niet verschenen. De griffier heeft van de zitting aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] heeft een overeenkomst gesloten met Innova voor levering van gas en elektriciteit op twee adressen. De overeenkomst is gesloten via Collectief Voordelig, een bedrijf dat collectieve contracten (met lagere prijzen) regelt voor individuele partijen. [gedaagde] heeft op 11 maart 2016 een aanmeldformulier getekend voor zijn bedrijfspand aan de [gedaagde] en op 17 maart 2016 voor zijn woning aan de [adres] , beide met een contractduur van vijf jaar.
2.2.
Innova vordert nu betaling van € 3.600,03 met rente en van € 497,95 aan buitengerechtelijke incassokosten, met verdere kosten en rente. De oorspronkelijk hoofdsom van € 3.729,49 bestond uit voorschotten voor de [gedaagde] van in totaal € 1.740,08, en voor de [adres] van in totaal € 282,04, met een eindnota voor de [gedaagde] van € 749,33 en een eindnota voor de [adres] van € 958,04. In de eindnota’s zitten verschillende bedragen voor opzegvergoedingen.
2.3.
[gedaagde] erkent dat hij een overeenkomst gesloten heeft met Innova. Hij is boos over de manier waarop dat gebeurd is (hij is overgehaald door de heer [naam] , een oude kennis die nu voor Collectief Voordelig werkt, met beloften waarvan hij vindt dat Innova die niet nakomt), maar dat de overeenkomst gesloten is, ontkent hij niet. De energie die Innova hem geleverd heeft, zal hij dus moeten betalen.
2.4.
[gedaagde] schrijft zelf dat hij bereid is de facturen te betalen, verminderd met (onder andere) de boete van zijn vorige maatschappij Essent. Volgens hem heeft [naam] hem beloofd dat Innova die boete zou betalen. [naam] is echter geen medewerker van Innova maar van Collectief Voordelig. [gedaagde] heeft kennelijk aan Collectief Voordelig opdracht gegeven om voor hem een contract te sluiten bij Innova. In zo’n geval is Innova niet verantwoordelijk voor onjuiste toezeggingen die [naam] gedaan heeft. Daarom kan [gedaagde] deze boete niet door Innova laten betalen.
2.5.
[gedaagde] maakt verder bezwaar tegen de opzegvergoedingen. Innova heeft niet toegelicht waarop die gebaseerd zijn. Vermoedelijk op de algemene voorwaarden; de gemachtigde van Innova heeft op de zitting gezegd dat die van toepassing zijn. Daarvoor is dan vereist dat die uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst aan [gedaagde] ter hand gesteld zijn. Innova legt niet uit op welk moment volgens haar de overeenkomst gesloten is. In de welkomstbrief (zoals op de zitting uitgelegd) wordt verwezen naar een bedenktijd van 14 dagen na sluiting van het contract; kennelijk beschouwt Innova de overeenkomst als gesloten zodra zij op basis van het aanmeldformulier van Collectief Voordelig zelf een overeenkomst heeft opgesteld. In dat geval is het ondertekenen van dat aanmeldformulier het laatste moment om de algemene voorwaarden aan de klant ter hand te stellen. Uit niets blijkt dat dat gebeurd is; op het aanmeldformulier zelf worden de algemene voorwaarden van Collectief Voordelig van toepassing verklaard. Wat die inhouden, is onbekend. Daarmee heeft Innova onvoldoende uitgelegd op grond waarvan [gedaagde] de opzegvergoedingen zou moeten betalen.
2.6.
Dat betekent dat [gedaagde] voor de [gedaagde] nog € 1.464,05 moet betalen (= € 1.740,08 + € 749,33 – € 1.025,36 aan opzegvergoedingen) en voor de [adres] nog € 240,08 (= € 282,04 + 958,04 – € 1.000 aan opzegvergoedingen).
2.7.
Innova vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Daarop is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing. Voor zover het gaat om de [gedaagde] , is een vergoeding verschuldigd ook zonder aanmaningen, omdat dit een handelsovereenkomst is (artikel 6:96 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek). Voor de [adres] spreekt dat niet vanzelf, en Innova legt niet uit dat zij ook dit als een handelsovereenkomst mocht beschouwen. Hiervoor is een aanmaning, met een termijn van 14 dagen, dus wel vereist. Innova heeft die niet overgelegd. Daarom moet [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten alleen vergoeden voor de [gedaagde] . Het tarief dat hoort bij het toegewezen bedrag is € 219,61.
2.8.
In totaal moet [gedaagde] daarom € 1.923,74 (= € 1.464,05 + € 240,08 + € 219,61) betalen. Omdat hij in zoverre in het ongelijk gesteld wordt, zal hij ook in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Innova worden (op basis van het toegewezen bedrag) begroot op:
- dagvaarding € 83,51
- griffierecht € 470,00
- salaris gemachtigde €
300,00(2 punten x tarief € 150,00)
Totaal € 853,51

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Innova te betalen € 1.923,74 met de wettelijke rente over € 240,08 en de wettelijke handelsrente over € 1.464,05, beide vanaf de vervaldata van de facturen tot de voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Innova, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 853,51, waarin begrepen € 300,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2018.