4.3Het oordeel van de rechtbank
Op 23 juni 2017 is aangifte gedaan namens Sparda-Bank van het feit dat tussen 04:10 uur en 04:15 uur een geldautomaat werd opgeblazen in het filiaal aan de Poststrasse 28 in Rheine.In totaal werden 2 geldautomaten opgeblazen.Dit opblazen vond plaats doordat de daders het omhulsel van de geldautomaten opkrikten en middels een lans het gas invoerden. De ontsteking vond langs elektronische weg plaats.Op straat lagen glasscherven, de toegangsdeur lag in ontelbare stukken op de grond en ramen waren gebarsten.Uit de geldautomaten is € 428.350,- weggenomen.Door de explosie ontstond zeer aanzienlijke materiële schade, onder meer aan het gebouw.Voor de hoofdingang van de bank en op straat lagen onder andere drie ontstekingskabels met door isolatietape bevestigde zaklampen als ontstekingsbron, twee breekijzers en delen van een gescheurde regenbroek.De delen van een blauw regenpak, waaronder een beschadigd stuk broek met marginale rode stukjes, zijn als goed 1001, 1002 en 1003 in bewaring genomen.Ook is een zwarte textiele bivakmuts gevonden in de ruimte van de geldautomaten, in bewaring genomen als goed 1023.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij om ongeveer 04:05 uur een harde knal hoorde en naar een geopend raam is gelopen dat vrij uitzicht had op de Poststrasse en de Sparda-Bank. Hij zag dat er een zwarte auto voor de bank stond. Het betrof een Audi S7 of A7 met een opvallende verchroomde zilveren grille. Hij zag meerdere personen die uit het gebouw van de Sparda-Bank liepen en in de auto stapten. Het voertuig reed meteen weg. Het kenteken was [kenteken] .
Op beelden van de bewakingscamera van de Sparda-Bank is te zien dat om 04:02 uur twee daders de bank betreden. Zichtbaar is dat een van de twee gekleed is in een regenpak en een bivakmuts draagt. Zij dragen spullen naar binnen.Een derde dader – eveneens gekleed in een regenpak en met een bivakmuts op – komt er na enkele seconden bij. De monitoren van drie geldautomaten worden uitgebroken.Vervolgens is te zien dat kabels en ontstekingsmechanismen worden aangebracht, aangepast en dat er klaarblijkelijk een stopwatch wordt ingesteld.Een van de daders buigt zich met het bovenlichaam over geldautomaat 2. Daarbij ontstaat een ontploffing.De andere daders halen daarna de geldautomaten 1 en 2 leeg.
Het stuk regenbroek met rode stukken (goed 1003) is door het forensisch instituut in Münster onderzocht. Er is een compleet DNA-profiel aangetoond (dossierkenmerk 709000-030447-17/9).Uit het moleculair-genetisch sporenrapport naar aanleiding van het dossier met kenmerk 709000-030447-17/9, onder andere opgemaakt door dr. M. Vennemann, komt naar voren dat aan de binnenzijde van de niet opengesneden broekspijp aan de achterzijde van het been onder de broeksband zich een rode aanhechting bevond die positief scoorde op de bloedindicatietest. Hiervan werd een monster (17-2200) genomen.Dit monster leverde een hit op in de DNA Databank van Nederland met de persoon opgeslagen onder referentienummer 2005.02.17.087 RED425.Dit referentienummer RED425 is gekoppeld aan het DNA-profiel van verdachte.Het stuk regenbroek met rode stukken (goed 1003) is op 22 juni 2018 overgedragen aan verbalisant [verbalisant 1] en door hem voorzien van SIN AALN4127NL.Met behulp van scheer- en infraroodlicht waren enkele op bloed gelijkende sporen zichtbaar. Een van twee dicht bij elkaar gelokaliseerde sporen is bemonsterd (AALW9466NL). De aanwezigheid van bloed in spoor AALW9466NL is bevestigd met de tetrabase test.Het NFI heeft deze bemonstering onderworpen aan een DNA-onderzoek, waarbij geconcludeerd is dat het aangetroffen DNA-profiel afkomstig kan zijn van verdachte. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Het DNA-profiel op de regenbroek (dossierkenmerk 709000-030447-17/9) is opnieuw door dr. M. Venneman beoordeeld. Zij concludeert dat sprake is van een sterk uitgesproken DNA-patroon zonder kenmerken van degradatie. Het DNA-profiel is beter te verklaren door een actueel aanbrengen daarvan dan door een aanbrengen dat langer terug in het verleden ligt.
Uit onderzoek aan de bivakmuts (goed 1023) komt naar voren dat aan de voorzijde, in het bijzonder in het gebied van de mond/kin, bruine verkleuringen/verblekingen zitten. Deze verkleuringen/verblekingen zijn door een korte, gelijkmatige en heftige thermische invloed –zoals deze voor een explosie-soortige omzetting typisch is – ontstaan. De thermische invloed zou van voren-onder gekomen moeten zijn.Op de bivakmuts is DNA aangetroffen dat identiek is aan het DNA-identificatiepatroon van de bloedaanhechtingen op de regenbroek.
De bivakmuts (goed 1023) is op 22 juni 2018 overgedragen aan verbalisant [verbalisant 1] en door hem voorzien van SIN AALN4128NL.Van de bivakmuts zijn drie monsters genomen: een spoor aan de binnenzijde ter hoogte van de opening aan de ogen (AALW9480NL), een spoor ter hoogte van de randen van de oogopening en het gaas ter hoogte van de neus en het monddeel (AAIP0748NL) en een spoor aan de rechter binnenzijde van de bivakmuts ter hoogte van het oor (AALW9479NL). De aanwezigheid van bloed in de sporen AALW9480NL en AALW9479NL is bevestigd met de tetrabase test.Het NFI heeft de drie bemonsteringen onderworpen aan een DNA-onderzoek, waarbij geconcludeerd is dat het aangetroffen DNA-profiel afkomstig kan zijn van verdachte. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Op 7 augustus 2017 wordt na een achtervolging een Audi S5 tot stoppen gedwongen. In de auto wordt als bestuurder [medeverdachte 1] aangehouden en als bijrijder [medeverdachte 2] .In de Audi wordt op de vloer achter de bestuurdersstoel een groen plastic zegel gevondenvoorzien van nummer 00814229. Door de Deutsche Bundesbank worden dergelijke zegels aan geldcassettes bevestigd. Het zegel met voornoemd nummer is op 19 juni 2017 aan een geldcassette met € 100,- biljetten bevestigd en deze geldcassette is op 20 juni 2017 in één van de drie geldautomaten van de Sparda-Bank aan de Poststrasse 28 in Rheine gedaan.Aan de binnenzijde van het portier aan de bijrijderszijde worden twee bloedvegen (AAKN6349NL en AAKN6348NL) aangetroffen.Het DNA-profiel verkregen uit de bemonsteringen van deze bloedvegen matcht met het DNA-profiel van verdachte. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Op 23 juni 2017 rond 03:54 uur wordt er op de Lingener Damm 200 in Rheine een snelheidsovertreding begaan met een Audi met kenteken [kenteken] .De Lingener Damm ligt op korte afstand van de plaats delict. Op de foto zijn drie daders ongemaskerd te zien.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Door de verdediging gevoerde verweren
De raadsman heeft – zonder nadere onderbouwing – aangevoerd dat de resultaten van het Duitse forensische onderzoek buiten beschouwing dient te blijven. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt – niettegenstaande het ontbreken van die onderbouwing – daartoe als volgt. Op 15 juni 2018 is ter zitting beslist op het herhaald gedane verzoek van de raadsman tot het toetsen van de betrouwbaarheid en validiteit van de resultaten van het in Duitsland verrichte DNA-onderzoek. De rechtbank heeft toen beslist dat het NFI zelfstandig DNA-onderzoek dient te verrichten aan sporendragers c.q. het sporenmateriaal (de bivakmuts en een stuk van een regenbroek) uit Duitsland. Dit is gebeurd en rapportage hieromtrent is aan het dossier toegevoegd. Het NFI komt tot gelijke resultaten als de Duitse forensische instanties. De Duitse onderzoeksresultaten worden aldus volledig ondersteund door de Nederlandse, zodat er geen reden is eerstgenoemde buiten beschouwing te laten.
Vervolgens heeft de raadsman het verweer gevoerd dat niet duidelijk is geworden welke stukken aan de Nederlandse politie zijn overgedragen en dat bovendien niet vastgesteld kan worden dat het bloedsporen betreft, die zijn aangetroffen op de bivakmuts en het stuk regenbroek.
Ook deze verweren worden verworpen Vaststaat dat de in de bewijsmiddelen genoemde bivakmuts (1023) en het stuk regenbroek (1003) op de plaats delict zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen en dat deze voorwerpen blijkens het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] van 4 juli 2018 door de Duitse autoriteiten zijn overgedragen aan de Nederlandse recherche. Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond hiervan genoegzaam vast dat de op de plaats delict aangetroffen voorwerpen de voorwerpen zijn die aan de Nederlandse autoriteiten zijn overgedragen en door het NFI zijn onderzocht.
De raadsman heeft ook aangevoerd dat de bewijswaarde van de DNA-sporen beperkt is en er andere mogelijke verklaringen denkbaar zijn voor het aantreffen van het DNA van verdachte op de plaats delict. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
De vraag naar de bewijsbetekenis van DNA-sporen wordt niet slechts geïsoleerd, maar ook en dikwijls in het licht van andere onderzoeksbevindingen beantwoord.
Door de verdediging is betoogd dat bij de rechterlijke bewijswaardering behoedzaamheid geboden is en, in de onderhavige zaak die door de rechtbank te betrachten behoedzaamheid meebrengt, dat aan mobiele sporendragers geen de verdachte belastende gevolgtrekkingen mogen worden verbonden. Hier heeft voor de rechtbank als uitgangspunt te gelden dat de bewijsbetekenis mede afhangt van de aard van het voorwerp, de plaats en de omstandigheden waaronder het – al dan niet in combinatie met andere voorwerpen en/of sporendragers – is aangetroffen en veiliggesteld, als ook de verklaring die de verdachte in het voorkomende geval voor dat aantreffen heeft kunnen of willen geven.
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat een plofkraak is gepleegd door meer personen die gekleed waren in regenpakken en bivakmutsen droegen. Door een getuige is gehoord dat de Nederlandse taal (door één van hen) is gesproken. Er heeft een ontploffing plaatsgevonden waardoor aanzienlijke schade is veroorzaakt en waardoor minimaal één dader mogelijk ernstig gewond is geraakt. Op de plaats delict zijn een bivakmuts en een deel van een regenpak gevonden. Hierop zijn bloedsporen aangetroffen, waarin een DNA-profiel is aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. De bivakmuts heeft daarnaast blootgestaan aan een heftige thermische invloed. Door verdachte is verklaard dat hij bij het klussen aan auto’s dikwijls een regenpak draagt en dit nadien weggooit of weglegt. Bij dit klussen bezeert hij zich wel eens. Ook heeft verdachte verklaard dat hij bivakmutsen draagt als hij op een motor dan wel scooter rijdt. Voor zowel het regenpak als de bivakmuts geldt dat anderen deze zouden hebben kunnen gepakt, aldus verdachte. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte voor het aangetroffen DNA op zowel de bivakmuts als het stuk regenbroek alsmede voor het aantreffen van deze voorwerpen op de plaats delict volstrekt ongeloofwaardig en gaat daarom daaraan voorbij.
Wat uit de bewijsmiddelen blijkt
Uit de vorenweergegeven bewijsmiddelen, bezien in hun onderling verband en samenhang blijkt van de volgende gang van zaken. Waar in het navolgende wordt gesproken over “de plofkraak” heeft de rechtbank het oog op het samenstel van gedragingen, waarvan de inhoud hierboven reeds verkort is weergegeven.
- Uit met behulp van een beveiligingscamera vastgelegde beelden van de plofkraak blijkt dat drie daders, gekleed in regenpakken en getooid met bivakmutsen de plaats van het delict betreden.
- Uit die beelden blijkt voorts, dat één van de daders vermoedelijk gewond is geraakt.
- Op de op de plaats van het delict achtergelaten voorwerpen (stukken van een regenbroek en een bivakmuts) zijn (bloed)sporen aangetroffen en veiliggesteld, waarin na gehouden onderzoek de aanwezigheid van een tot verdachte te herleiden DNA-profiel is vastgesteld.
- Uit onderzoek blijkt dat de verkleuringen op de bivakmuts zijn ontstaan door een korte, gelijkmatige en heftige thermische invloed, zoals deze voor een explosie-soortige omzetting typisch is.
- Uit vergelijking van een in Duitsland op 23 juni 2017 met een verkeerscamera gemaakte foto met de Audi S5 waarin op 7 augustus 2017 medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte [medeverdachte 1] zijn aangehouden volgt, dat het dezelfde auto is, die toen en daar is gefotografeerd.
- Op de binnenzijde van een portier van de Audi waarin op 7 augustus 2017 de even genoemde verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangehouden zijn na vergelijkend DNA-onderzoek tot verdachte te herleiden bloedsporen aangetroffen.
- In de Audi waarin op 7 augustus 2017 de eerder genoemde verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn aangehouden is een plastic zegel aangetroffen, welk zegel behoort bij een geldcassette die op 20 juni 2017 in de geldautomaat op de plaats van het delict is geplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit genoegzaam volgt dat verdachte de dader is geweest die te zien is op de camerabeelden als de persoon die gebogen staat over de geldautomaat, terwijl er een ontploffing plaatsvindt.
Door de raadsman en verdachte is nog aangevoerd dat onderzoek is gedaan naar tekenen van het letsel op het lichaam van verdachte en dat daarbij niet geconcludeerd is dat het letsel is ontstaan naar aanleiding van de ontploffing op 23 juni 2017 in Rheine. De rechtbank gaat hieraan voorbij, reeds omdat die enkele vaststelling niet tot de conclusie dwingt dat verdachte toen en daar geen verwonding heeft opgelopen. Overigens stelt de rechtbank vast dat op de foto’s die op 8 maart 2018 genomen zijn van onder meer het gelaat en het rechterbeen van verdachte wel degelijk littekens waar te nemen zijn. De rechtbank weegt daarbij mee dat dit past bij de bloedsporen aangetroffen op de bivakmuts en het stuk van de regenbroek en dat reeds 8 maanden zijn verstreken tot aan het nemen van de foto’s en 9 maanden tot aan de beoordeling door de forensisch arts. Daarnaast is het van algemene bekendheid dat verwondingen in de loop van de tijd genezen.
Het handelen van verdachte dient gekwalificeerd te worden als het tezamen en in vereniging met anderen teweeg brengen van een ontploffing in 2 geldautomaten van de Sparda-Bank in Rheine en het proberen een ontploffing teweeg te brengen in een 3e geldautomaat. Daarbij heeft verdachte samen met zijn mededaders een geldbedrag van € 428.350,- gestolen.
Levensgevaar/gevaar lichamelijk letsel
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de (poging tot) ontploffing geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft opgeleverd.
De rechtbank overweegt als volgt. In art. 157 Wetboek van Strafrecht is onder meer het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, strafbaar gesteld. Om in rechte zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich ten tijde van de ontploffing geen personen in de nabijheid bevonden (vgl. HR 17 februari 2009, LJN BG1653, NJ 2009/120). Dit is het toetsingskader dat de rechtbank hanteert.
Op basis van het onderhavige dossier kan worden vastgesteld dat de geldautomaten waarin een ontploffing teweeg is gebracht waren gesitueerd in een ruimte op de begane grond van een pand waarin zich ook woningen bevonden. Het dossier houdt echter onvoldoende in om vast te kunnen stellen dat zich in die woningen op het moment van de ontploffing feitelijk personen bevonden. In zijn algemeenheid zou gezegd kunnen worden – zoals is ten laste gelegd – dat het teweeg brengen van een ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor mogelijke voorbijgangers zou kunnen opleveren. De feitelijke aanwezigheid van die voorbijgangers kan echter evenmin worden vastgesteld. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de ontploffing levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden en/of mogelijke voorbijgangers heeft veroorzaakt, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.