ECLI:NL:RBMNE:2018:5906

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
16/706698-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf mannen voor plofkraken in Duitsland met zware straffen en bewijsvoering

Op 3 december 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen vijf mannen die betrokken waren bij plofkraken in Duitsland. De hoofdverdachte, een 29-jarige man uit Utrecht, is veroordeeld tot 7 jaar gevangenisstraf voor zijn rol in vier plofkraken. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen en getuigenverklaringen, die de betrokkenheid van de verdachten bij de plofkraken bevestigden. De verdachten gebruikten een gestolen Audi om te vluchten na de plofkraken, waarbij aanzienlijke geldbedragen werden gestolen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke onrust die deze misdrijven veroorzaken. Naast de hoofdverdachte kregen de andere vier verdachten gevangenisstraffen variërend van 3 tot 5 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachten geen verantwoordelijkheid namen voor hun daden en dat hun handelen getuigde van een gebrek aan respect voor de belangen van anderen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706698-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1987] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 oktober 2018, 19 oktober 2018 en 19 november 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [benadeelde] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 25 juli 2017 in Wesel (Duitsland) samen met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een geldautomaat van de Santander Bank aan de Friedrichstrasse 2, terwijl dat gevaar opleverde voor goederen en levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor mogelijke voorbijgangers en/of bewoners van de bovengelegen woning(en);
en/of
op 25 juli 2017 in Wesel (Duitsland) samen met anderen uit een geldautomaat van de Santander Bank aan de Friedrichstrasse 2 een hoeveelheid geld van € 105.980,- gestolen heeft door middel van braak;
2.
in de periode 27 juni 2017 tot en met 25 juli 2017 in Utrecht en/of Almere samen met anderen een Audi, type Rs6, kenteken [kenteken] heeft geheeld;
3.
in de periode van 7 juli 2017 tot en met 25 juli 2017 te Utrecht en/of Herzogenrath (Duitsland) samen met anderen kentekenplaten ( [kenteken] ) heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren. Blijkens zijn aan de rechtbank overgelegde schriftelijke requisitoir heeft de officier van justitie zijn standpunt tot bewezenverklaring onderbouwd en toegelicht. Kort gezegd baseert de officier van justitie de bewezenverklaring van de plofkraak, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was, en de helingen onder meer op eenzelfde modus operandi als in andere – verdachte niet ten laste gelegde – plofkraken uit het grotere onderzoek Putter, het sporenonderzoek in de gecrashte Audi, de getuigenverklaringen, de aangetroffen DNA sporen, de historische telecomgegevens en de diverse aangiften. Deze bewijsmiddelen dienen in onderlinge samenhang bezien te worden en vragen om een verklaring van verdachte. Het feit dat verdachte zich beroept op zijn zwijgrecht maakt dat de officier van justitie voornoemde bewijsmiddelen interpreteert in het licht van de andere bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Ter onderbouwing heeft zij – met verwijzing naar de overgelegde pleitaantekeningen – onder meer aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] aan verdachte toebehoort. Volgens haar zijn er zelfs aanwijzingen dat dit nummer behoort bij een zogenoemde ‘zaken’-telefoon. Daarnaast is er geen enkel bewijs in het dossier dat verdachte na de overdracht van de Audi Rs6 in januari 2017 met de gecrashte Audi in verband brengt. Ten aanzien van het aangetroffen DNA heeft de raadsvrouw opgemerkt dat dit is aangetroffen op werkkleding en dat het niet-persoonsgebonden kleding betreft.
Tenslotte heeft de raadsvrouw met betrekking tot de ten laste gelegde gevaarzetting opgemerkt dat het gevaar niet is geconcretiseerd en algemene opmerkingen daaromtrent onvoldoende zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 25 juli 2017 is aangifte gedaan van het op die dag om 03:07 uur veroorzaken van een explosie en diefstal van geld uit een geldautomaat van de Santander Bank aan de Friedrichstrasse 2 in Wesel. [2] Ter plaatse constateren politieambtenaren dat de glazen pui van de entree is gebarsten en dat er rook naar buiten komt. De geldautomaat in de hal is zwaar beschadigd. [3] Naast het bedieningspaneel van de vernielde geldautomaat is een zwart horloge van het merk Guess Steel gevonden. De zwarte leren band was aan een kant afgerukt. [4] De band (spoor 14 en 15) en de behuizing (spoor 12 en 13) van het horloge zijn op meerdere plekken bemonsterd. [5] De bemonsteringen, genomen van de buitenkant van de afgerukte band van het horloge (spoor 15) leveren een match op in de Duitse DNA-databank met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] . [6]
Achter de toegangsdeur van de Santander Bank stonden twee gasflessen, een zuurstoffles en een acetyleenfles. De flessen waren aaneengeplakt [7] en er waren slangen aan bevestigd. [8] In totaal is € 105.980,- buit gemaakt. [9]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij samen met [getuige 2] (de rechtbank begrijpt: [getuige 2] in een auto zat, toen zij een heel luide knal hoorden. Zij zijn in de richting van de knal gereden. Op enig moment schoot met zeer hoge snelheid een zwarte Audi A6 stationcar voorbij. Deze auto voerde geen verlichting en reed even later door rood licht. Hij kon het kenteken van de Audi lezen. Hij is er heel zeker van dat het [kenteken] was. Als onderscheidingstekens heeft hij [kenteken] of [kenteken] gezien. Vervolgens zijn ze linksaf geslagen en zagen toen meteen de scherven bij de Santander Bank op straat liggen. Ze hebben alleen maar de A6 weg zien rijden. [10] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een harde knal hoorde. Hij herinnert zich één voertuig dat hem en [getuige 1] voorbij reed en dat is een donkere/zwarte Audi A6 stationcar, met een gedeeltelijk kenteken [kenteken] . Deze auto reed met hoge snelheid weg. [11]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij als bezorger langs de Santander Bank kwam en zag dat er meerdere personen in en uit de bank liepen. Het waren in ieder geval drie gemaskerde personen. Op het moment dat de getuige ter hoogte van de bank was, sprongen de ramen. [12]
Op 25 juli 2017 omstreeks 03:30 uur kreeg verbalisant [verbalisant] het verzoek om positie in te nemen onderaan de afrit van de A12 bij industrieterrein Papendorp, omdat een achtervolging gaande was van een zwarte Audi met het Duitse kenteken [kenteken] , komend uit de richting van Arnhem. Om 04:14 uur reed deze Audi met hoge snelheid de afrit af, waarna [verbalisant] de achtervolging inzette. [13] Om 04:16 uur hoorde de verbalisant dat de Audi gecrasht was op het Anne Frankplein in Utrecht. Hij hoorde vanuit de politiehelikopter dat de bestuurder wegvluchtte uit de auto. [14]
Deze gecrashte zwarte Audi Rs6 is onderzocht. De Audi bleek gestolen te zijn tussen 27 en 28 juni 2017 in Almere en voerde eerder het kenteken [kenteken] . [15] Voor de achterbank van de Audi lagen twee kentekenplaten [kenteken] . Deze kentekenplaten bleken gestolen te zijn in de nacht van 7 op 8 juli 2017 in Herzogenrath (Duitsland). [16]
In het contactslot stak een waarschijnlijk valse sleutel. [17] Uit bemonstering van deze sleutel (AAKK1304NL [18] ) is een DNA-mengprofiel afgeleid van minimaal twee personen. Hieruit is een DNA-hoofdprofiel afgeleid dat matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 2] , waarbij de frequentie van het profiel kleiner is dan één op één miljard. [19]
Voor de bijrijdersstoel lag een zaklamp/stroomstootwapen met daaraan een elektriciteitsdraad. [20] Op de airbag van de bestuurder zijn vlekken bemonsterd. [21] Uit deze bemonstering (AAK1308NL#01) is een DNA-profiel verkregen dat matcht met [medeverdachte 2] , waarbij de frequentie van het profiel kleiner is dan één op één miljard. [22]
In de kofferbak lagen onder andere verschillende regenjassen en regenbroeken, bivakmutsen en delen van één of meerdere geldcassettes. In het dashboardkastje werd nog een bivakmuts aangetroffen. [23] Op één van de bivakmutsen (AAKK1312NL [24] ) gevonden in de kofferbak van de gecrashte Audi is in de bemonstering van de binnenzijde bij de ogen/het voorhoofd een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen, waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] niet zijn uitgesloten als donoren. [25] De resultaten van dit onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 2] en drie onbekende, niet verwante personen dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier onbekende personen. [26]
Op een andere bivakmuts uit de kofferbak (AAK1313NL [27] ) is in een bemonstering van de binnenzijde boven de ogen/het voorhoofd eveneens een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] . De frequentie van dit profiel is kleiner dan één op één miljard. [28] Op de in de kofferbak gevonden regenbroek maat S (AAKK1324NL [29] ) is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen. Hieruit is een DNA-hoofdprofiel afgeleid dat match met het DNA-profiel van [medeverdachte 2] , waarbij de frequentie kleiner is dan één op één miljard. [30] In een bemonstering van de binnenzijde van de kraag van de in de kofferbak aangetroffen regenjas maat M (AAKK1321NL [31] #01) en op de binnenzijde van de bovenrand van de in de kofferbak aangetroffen regenbroek maat M (AAKK1322NL [32] #01) is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de frequentie van het profiel kleiner is dan één op één miljard. [33] De bemonstering van de binnenzijde van de kraag van de regenjas maat M (AAKK1317NL [34] #01) leverde een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen op, waarbij [medeverdachte 1] niet uitgesloten is als donor. [35] Aanvullend is gerapporteerd dat de resultaten extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 1] en drie onbekende, niet verwante personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier onbekende, niet verwante personen. [36]
Op de bivakmuts uit het dashboardkastje (AAKK1314NL [37] ) is in een bemonstering van de binnenzijde bij de ogen/het voorhoofd een DNA-mengprofiel afgeleid van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. [medeverdachte 1] en verdachte kunnen donor zijn. [38] Aanvullend is gerapporteerd dat de resultaten extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee onbekende, niet verwante personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie onbekende, niet verwante personen. [39] .
Ook zijn er sporen veiliggesteld op een Iphone die in het voertuig is gevonden (AAKK1303NL). [40] Uit een bemonstering is een DNA-profiel verkregen dat matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 2] . De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [41] In de aangetroffen iPhone met telefoonnummer [telefoonnummer] is te zien dat in de periode van 15 april 2017 tot en met 25 juli 2017 876 belbewegingen zijn gemaakt. 173 keer is contact met het telefoonnummer van [A] , de vriendin van [medeverdachte 2] en 293 keer met [B] , de vader van [medeverdachte 2] . [42] Op 31 oktober 2017 heeft [medeverdachte 2] in een telefoongesprek met een medewerker van het UWV bevestigd dat voornoemd telefoonnummer zijn oude telefoonnummer is. [43]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] straalt op 25 juli 2017 van 02:30 uur tot 03:04 uur de telefoonmast aan de Berliner-Tor-Platz in Wesel aan en om 03:30 uur een zendmast in Terborg. Op 25 juli 2017 om 00:21 uur en 01:50 uur heeft het telefoonnummer van [medeverdachte 2] contact met het telefoonnummer [telefoonnummer] . [44] Vlak voor de crash met de Audi heeft het telefoonnummer van [medeverdachte 2] driemaal contact (om 03:48, 03:57 en 04:11 uur) met telefoonnummer [telefoonnummer] . [45] Vlak na de crash probeert het telefoonnummer [telefoonnummer] tevergeefs contact te zoeken met het telefoonnummer van [medeverdachte 2] . [46]
In de Audi waarin op 7 augustus 2017 [medeverdachte 1] als bijrijder is aangehouden werd in de middenconsole een Nokia gevonden met imeinummer [imeinummer] . In de telefoon zat een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer] . [47] In de Nokia is onder meer een sms-bericht van 7 augustus 2017 om 15:18 uur van “ [C] ” aangetroffen met de tekst: “
Ha [medeverdachte 1] , bij deze nog even een reminder dat we morgen om half 9 bij de bieb hebben afgesproken. Mocht 9 uur beter uitkomen, laat dat dan even weten (dan zijn we ook nog ruim op tijd voor de post)”. Uit CIOT-gegevens blijkt dat het nummer van [C] is gekoppeld aan Stichting [stichting] . Uit haar voicemail blijkt dat het [C] betreft. [C] bevestigt dat zij op 7 augustus 2017 aan [medeverdachte 1] sms-bericht verzonden heeft. [48]
In de Nokia is in de contactenlijst het telefoonnummer [telefoonnummer] aangetroffen onder de naam ‘ [bijnaam] ’. [49] In de periode van 27 juni 2017 tot en met 25 juli 2017 heeft dit telefoonnummer 255 keer een zendmast in Huizen aangestraald. [50] Verdachte heeft als verblijfsadres [adres] , [woonplaats] . [51] Op 19 juli 2017 heeft [medeverdachte 1] gebeld naar [telefoonnummer] . Er vindt geen gesprek plaats en [medeverdachte 1] belt direct het bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer [telefoonnummer] . [52] Ook dan vindt geen gesprek plaats, waarna [medeverdachte 1] meerdere malen naar [telefoonnummer] belt totdat uiteindelijk contact wordt gelegd. [53] Het telefoonnummer [telefoonnummer] straalde op 25 juli 2017 van 02:34 uur tot 02:48 uur een telefoonmast aan de Brandstrasse in Wesel aan. Daarna straalde het nummer voor het eerst om 03:24 uur weer een telefoonmast aan in Genderingen en om 03:30 uur in Terborg. [54]
Bij de aanhouding van [medeverdachte 1] op 7 augustus 2017 vond een veiligheidsfouillering plaats. Uit een van zijn zakken werd een zwarte Blackberry met imeinummer [imeinummer] gehaald. [55] Dit imeinummer is gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer] . [56] Op 25 juli 2017 straalde dit telefoonnummer vanaf 02:30 uur tot 03:05 uur de telefoonmast Berliner-Tor-Platz in Wesel aan. [57]
Door de politie Eenheid Oost-Nederland zijn in Etten lege geldcassettes met het opschrift Wesel aangetroffen. [58] Op één van de geldcassettes is een plasticloodje aangetroffen met een streepjescode met cijfers. Uit controle is gebleken dat deze cassette op 30 juni 2017 naar de Santander Bank in Wesel is gebracht. [59]
Bewijsoverwegingen
Wat uit de bewijsmiddelen blijkt
Uit de inhoud van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, bezien in hun onderling verband en samenhang blijkt van de volgende gang van zaken. Waar in het navolgende wordt gesproken over plofkraken heeft de rechtbank het oog op het samenstel van gedragingen, die door de officier van justitie zijn tenlastegelegd onder 1, waarvan de inhoud hierboven reeds verkort is weergegeven:
De plofkraak op 25 juli 2017:
- Bij deze plofkraak zijn (in elk geval) drie daders betrokken.
- Op in die als vluchtauto gebruikte Audi aangetroffen voorwerpen zijn sporen -veiliggesteld. Na gehouden onderzoek is in die sporen de aanwezigheid van tot achtereenvolgens verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te herleiden DNA-profielen vastgesteld.
- Uit telecommunicatie-onderzoek volgt, dat de telefoons waarvan het gebruik aan
respectievelijk verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] moet worden toegeschreven zich op relevante tijdstippen nabij de plaats van het delict hebben bevonden, terwijl de telefoons waarvan het gebruik aan verdachte en [medeverdachte 2] moet worden toegeschreven onderling contact hebben gehad, eveneens op relevante tijdstippen alsook gelijktijdig een telefoonmast hebben aangestraald in Terborg kort na de plofkraak en kort voor en na de crash van de Audi in Utrecht.
- Op de route vanuit Wesel, via Terborg richting de A12 worden in Etten lege
geldcassettes aangetroffen die op 30 juni 2017 aan de Santander Bank in Wesel geleverd zijn.
De rechtbank is van oordeel dat hier heeft te gelden dat verdachte voor de voor de bewijsvoering redengevende feiten en omstandigheden die hem onmiskenbaar bezwaren een die redengevendheid ontzenuwende verklaring niet heeft willen en/of kunnen geven. Verdachte heeft nadat de hem bezwarende bewijsmiddelen ter terechtzitting zijn voorgehouden volstaan met een beroep op het zwijgrecht. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] niet aan verdachte toebehoort maar een ‘zaken’ telefoon betreft. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] vaak telefoonmasten in Huizen, de plaats waar verdachte – [verdachte] – zijn verblijfadres heeft, aanstraalt en dat dit nummer in de telefoon van [medeverdachte 1] opgeslagen is onder ‘ [bijnaam] ’. Dit tezamen met het feit dat [medeverdachte 1] op 19 juli 2017 meerdere malen dit telefoonnummer belt en direct daarna een ander telefoonnummer van verdachte om vervolgens weer te bellen naar * [telefoonnummer] net zo vaak totdat er contact ontstaat, brengt de rechtbank tot het oordeel dat met ‘ [bijnaam] ’ verdachte wordt bedoeld en het telefoonnummer eindigend op * [telefoonnummer] toebehoort aan verdachte.
De telecomgegevens van het telefoonnummer in bezit bij verdachte laten zien dat de telefoon rondom het tijdstip waarop de plofkraak heeft plaatsgevonden de telefoonmast naast de Santander Bank heeft aangestraald. Ook zijn op regenkleding en een bivakmuts die zijn aangetroffen in de kofferbak van de Audi DNA-profielen aangetroffen die overeenkomen met het DNA-profiel van verdachte. Gebleken is dat dit soort kleding gedragen wordt bij het plegen van een plofkraak. Uit deze belastende bewijsmiddelen en het ontbreken van een redengevende verklaring daarvoor, leidt de rechtbank af dat de rol van verdachte groter is geweest dan die van bestuurder van de vluchtauto en dat hij betrokken is geweest bij de plofkraak zelf. Hoewel niet vastgesteld kan worden wat de onderlinge taakverdeling is geweest staat op grond hiervan voor de rechtbank vast dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dusdanig hebben samengewerkt dat van medeplegen gesproken dient te worden.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontploffing geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel heeft veroorzaakt.
De rechtbank overweegt als volgt.
In artikel 157 Wetboek van Strafrecht is straf bedreigd tegen onder anderen degene die opzettelijk een ontploffing teweegbrengt indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is. Om in rechte zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich ten tijde van de ontploffing geen personen in de nabijheid bevonden (vgl. HR 17 februari 2009, LJN BG1653, NJ 2009/120).
Op basis van het dossier in de onderhavige zaak kan worden vastgesteld dat de boven de ruimte waarin de geldautomaat van de Santander Bank waarin een ontploffing teweeg is gebracht, woningen waren gesitueerd. Het dossier houdt echter onvoldoende in om vast te stellen dat zich in die woningen op het moment van de ontploffing daadwerkelijk personen bevonden. In zijn algemeenheid zou gezegd kunnen worden – zoals is ten laste gelegd – dat het teweeg brengen van een ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor mogelijke voorbijgangers zou kunnen opleveren. De daadwerkelijke aanwezigheid van die voorbijgangers kan echter evenmin worden vastgesteld. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de ontploffing op 25 juli 2017 levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden en/of mogelijke voorbijgangers heeft veroorzaakt, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde helingen
Zoals hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte op 25 juli 2017 in Wesel tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een plofkraak heeft gepleegd. Bij deze plofkraak is gebruik gemaakt van de gestolen Audi Rs6 Sportback die aan [benadeelde] toebehoorde, terwijl deze Audi voorzien was van gestolen kentekenplaten [kenteken] . De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte tezamen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de Audi Rs6 en de kentekenplaten geheeld heeft. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat plegers van plofkraken alles in het werk stellen om niet in verband te worden gebracht met het gepleegde strafbare feit. Vaak wordt gebruik gemaakt van gestolen personenauto’s en worden deze voorzien van gestolen kentekenplaten. Verdachte heeft in het geheel geen voor verificatie vatbare verklaring afgelegd. Dan moet het ervoor worden gehouden dat verdachte wetenschap heeft gehad van de misdadige herkomst van de Audi en kentekenplaten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 25 juli 2017 te Wesel (Duitsland), tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders
- in een geldautomaat toebehorend aan Santander Bank (gevestigd aan de Friedrichstrasse 2) een explosief gasmengsel gebracht of laten lopen en
- (vervolgens) voornoemd gasmengsel aangestoken of in brand gestoken en

tot ontploffing gebracht of laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en voor nabij die geldautomaat gelegen gebouwen, te duchten was;

en
op 25 juli 2017 te Wesel (Duitsland), tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van de Santander Bank (gevestigd aan de Friedrichstrasse 2) heeft weggenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 105.980 euro, toebehorende aan de Santander Bank, waarbij verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
2.
op 25 juli 2017 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, een goed, te weten een personenauto (merk: Audi, type Rs6, kenteken [kenteken] ) heeft voorhanden gehad terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
op 25 juli 2017 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een goed, te weten kentekenplaten ( [kenteken] ) heeft voorhanden gehad terwijl hij en zijn
mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Onder 1:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
en
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Onder 2 en 3, telkens:
medeplegen van opzetheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de door hem genoemde nieuwe richtlijn voor ramkraken en plofkraken die het Openbaar Ministerie sinds 1 mei 2018 hanteert en wat ten aanzien van het te duchten levensgevaar vast is komen te staan gevorderd, dat verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van de uitspraak zal opheffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat de nieuwe OM-richtlijn niet toegepast mag worden door de rechtbank omdat toepassing daarvan in strijd komt met de rechtszekerheid; die richtlijn geldt immers vanaf 1 mei 2018 terwijl de strafbare feiten dateren van voor deze datum. De geringe gevaarzetting van de plofkraak dient bovendien strafverminderend te werken. Ten aanzien van de geschorste voorlopige hechtenis heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die een opheffing van de schorsing rechtvaardigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan een plofkraak op een geldautomaat in Wesel, Duitsland. Daarbij is een geldbedrag van maar liefst € 105.980,- weggenomen. Het gaat om een brutaal en zeer ernstig feit dat naast maatschappelijke onrust ook veel schade met zich brengt. Die aangerichte schade bestaat niet alleen in het buitgemaakte geld, maar ook in de schade die inherent is aan dit type kraken: de plof. Bij de ontploffing die de daders veroorzaakt hebben, is aanzienlijke schade ontstaan aan de geldautomaat, het gebouw en de inventaris van het gebouw waarin de geldautomaat was geplaatst.
Aangenomen mag worden dat deze gebeurtenis bij omwonenden en anderen die kennis hebben genomen van dit feit sterke gevoelens van onrust en angst heeft veroorzaakt of aangewakkerd. Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de heling van een Audi Rs6 en van kentekenplaten. Deze auto en die kentekenplaten zijn gebruikt voor de plofkraak. Deze helingen zijn onlosmakelijk aan plofkraken verbonden. Immers, de ervaring leert dat ook de plegers van dit soort misdrijven belang erbij hebben zich zeer snel van de plaats van de plofkraak uit de voeten te maken, opdat zij voor zichzelf de kans vergroten om voor politie en justitie buiten beeld te blijven. Diefstal en heling van snelle auto’s en kentekenplaten ligt dan volkomen in de lijn van verwachting. De onderhavige zaak is op wat die ervaring leert geen uitzondering.
Verdachte heeft ervoor gekozen ten aanzien van deze feiten te volstaan met een enkele, algemene ontkenning en heeft overigens er het zwijgen toegedaan. De rechtbank leidt daaruit af dat hij over de aard en ernst van al deze feiten in wezen de schouders ophaalt, en de belangen van anderen – banken, omwonenden, eigenaren van gebouwen en auto’s – volstrekt ondergeschikt maakt en op de koop toeneemt bij zijn kennelijk nietsontziend najagen van fors geldelijk gewin. Kort gezegd: hij heeft in de sleutel van zijn berechting geen enkele verantwoordelijkheid genomen.
Persoon van de dader
Uit het ten name van verdachte gestelde uittreksel Justitiële documentatie van 27 augustus 2018 blijkt dat hij eerder wegens vermogensdelicten is veroordeeld. Ook komt uit het strafblad naar voren dat verdachte op 8 juni 2018 nog tot gevangenisstraf is veroordeeld door de strafrechter. Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank hiermee rekening houden. Een reclasseringsadvies is niet tot stand gekomen omdat verdachte daaraan niet mee wilde werken.
Strafoplegging
Kennelijk naar analogie van het strafrechtelijk beginsel dat bij verandering van normering en sanctionering de voor verdachte gunstige regeling zou hebben te gelden is de verdediging opgekomen tegen de door de officier van justitie bij onderbouwing van zijn vordering gehanteerde ‘nieuwe’ en aanzienlijk strengere strafvorderingsrichtlijn voor ram- en plofkraken. De rechtbank neemt die geuite bezwaren voor kennisgeving aan, reeds omdat voor de rechtbank niet de toepasselijkheid of juistheid van die richtlijn ter beoordeling voorligt. De rechtbank heeft bij de keuze voor de soort en maat van de op te leggen straf acht te slaan op de aard en ernst van de bewezen geachte feiten, de persoon van de dader en voorts wat de rechtspraak in vergelijkbare gevallen leert. De bestraffing strekt er ook toe om anderen ervan te weerhouden dergelijke misdrijven te begaan.
De rechtbank heeft eveneens rekening gehouden met de onder 2 en 3 bewezenverklaarde helingen. Tegen de achtergrond van de bewezenverklaarde plofkraak komt hieraan bij de bepaling van de hoogte van de straf echter betrekkelijk weinig zelfstandige betekenis toe.
Alles overwegende is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden.
Vordering tot opheffing schorsing voorlopige hechtenis
Een veroordelend vonnis rechtvaardigt niet noodzakelijkerwijs de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De vraag naar de opportuniteit van zo’n beslissing tot opheffing laat zich niet in het algemeen beantwoorden. De rechtbank heeft in april 2018 de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst in verband met toen bestaande onzekerheid over het procesverloop. Die onzekerheid bestaat, waar het deze gedingfase betreft thans niet meer. Gelet hierop en gezien de bewezenverklaringen waartoe de rechtbank komt en de aan verdachte op te leggen straf, is zij van oordeel dat thans het maatschappelijk belang dat wordt gediend door voorlopige hechtenis van verdachte zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verdachte bij het in vrijheid kunnen afwachten van een eindbeslissing in zijn strafzaak, die voor tenuitvoerlegging vatbaar is. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom opheffen.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig de bijlage (in tabellen 6 en 7) gevoegd bij het op schrift gestelde requisitoir gevorderd de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer dan wel te retourneren aan de verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen aangaande het beslag gemaakt, aangezien verdachte heeft te kennen gegeven dat de inbeslaggenomen voorwerpen geretourneerd zijn.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbenden gelasten van de goederen:
aan [benadeelde] :
2021209 (chromen sierlijst grill), 2014147 (cd-wisselaar), 2014149 (TV-ontvanger), 2014154 (navigatiesysteem Blaupunkt), 2009771 (airbag), 2009786 (airbag),
aan verdachte:
2094037 (zwarte regenjas HEMA) en 2094045 (sneakers Nike).
De rechtbank zal de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendegelasten van:
2009770 (Duitse kentekenplaten) en 2009787 (delen geldcassette).
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen: 2008610 (iPhone), 2014146 (telefoon, Funkwerk), 2009589 (halve gieter), 2009591 (jerrycan met benzine), 2009596 (bandenlichter), 2009606, 2009629, 2009651, 2009664 (regenbroeken maat S en M), 2009615, 2009633, 2009657, 2009673 (regenjassen maat S en M), 2009675, 2009677 (zwarte handschoenen), 2009720 (schroeven) en 2009679, 2009681, 2009799 (zwarte bivakmutsen) verbeurd verklaren omdat met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezen verklaarde is begaan dan wel deze voorwerpen tot het begaan van het bewezenverklaarde zijn bestemd.
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp 2009713 (zaklamp/taser) onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Dit voorwerp is bovendien tot het begaan van het onder 1 bewezenverklaarde feit vervaardigd of bestemd.

10.BENADEELDE PARTIJEN

De Santander Bank en [benadeelde] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderen een bedrag van respectievelijk € 0,- en € 16.130,-.
Santander Bank
De Santander Bank heeft zich weliswaar door middel van een formulier als bedoeld in artikel 51g lid Wetboek van Strafvordering als benadeelde partij in het strafproces gevoegd, maar bij kennisneming van dat formulier blijkt niet van een vordering (immers: een vordering van € 0). Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er geen vordering ter beslissing als bedoeld in artikel 361 Sv ligt.
[benadeelde]
Het bedrag gevorderd door [benadeelde] bestaat uit € 16.030,- materiële schade en € 100,- immateriële schade, door hem geleden ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Santander Bank
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de Santander Bank niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering.
[benadeelde]
De vordering kan geheel toegewezen worden. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Santander bank
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering afgewezen dient te worden, nu de verzekering de schade al volledig vergoed heeft.
[benadeelde]
De benadeelde partij dient in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden, omdat slechts de heling aan verdachte ten laste is gelegd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[benadeelde]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw. Door de Hoge Raad is bepaald dat indien er voldoende verband is tussen de helingshandeling en de door de bestolen rechthebbende geleden schade een vordering tot schade toegewezen kan worden. Nu de gestolen – en door verdachte geheelde - Audi RS6 gebruikt is voor de bewezenverklaarde plofkraak en de Audi daarna tijdens de vlucht gecrasht is, is er voldoende verband om van rechtstreeks geleden schade te spreken. De vordering is door de verdediging wat betreft de hoogte van de schade niet betwist en komt de rechtbank niet onrechtmatig voor. De rechtbank waardeert de schade op
€ 16.030,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juli 2017 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 16.030,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 juli 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden vervangen door 115 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Waar het gaat om het deel van de vordering dat ziet op de vergoeding van immateriële schade heeft het volgende te gelden. Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij heeft niet gesteld dat hij als gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is aangetast of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Wel blijkt uit het voegingsformulier van de benadeelde partij dat hij een
symbolischbedrag van € 100 vordert. Het toekennen van symbolische bedragen – wat daarvan overigens zij– valt alleen niet onder het bereik van het hiervoor genoemde wetsartikel. De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade afwijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33a, 33b, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 63, 157, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende voorwerpen:
aan [benadeelde] :
2021209 (chromen sierlijst grill), 2014147 (cd-wisselaar), 2014149 (TV-ontvanger), 2014154 (navigatiesysteem Blaupunkt), 2009771 (airbag), 2009786 (airbag);
aan verdachte:
2094037 (zwarte regenjas HEMA) en 2094045 (sneakers Nike);
- gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
2009770 (Duitse kentekenplaten) en 2009787 (delen geldcassette);
- verklaart verbeurd:
2008610 (iPhone), 2014146 (telefoon, Funkwerk), 2009589 (halve gieter), 2009591 (jerrycan met benzine), 2009596 (bandenlichter), 2009606, 2009629, 2009651, 2009664 (regenbroeken maat S en M), 2009615, 2009633, 2009657, 2009673 (regenjassen maat S en M), 2009675, 2009677 (zwarte handschoenen), 2009720 (schroeven) en 2009679, 2009681, 2009799 (zwarte bivakmutsen);
- onttrekt aan het verkeer:
2009713 (zaklamp/taser);
Benadeelde partij
[benadeelde]
  • wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 16.030,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat
€ 16.030,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2017 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 115 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. V.M.A. Sinnige en P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Doornwaard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 december 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 25 juli 2017, te Wesel (Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft/hebben gebracht, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- in (de kluisruimte van) een geldautomaat toebehorend aan Santanderbank (gevestigd aan de Friedrichstrasse 2) een explosief gasmengsel gebracht en/of laten lopen en/of
- (vervolgens) voornoemd gasmengsel aangestoken en/of in brand gestoken en/of

tot ontploffing gebracht en/of laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of voor het gebouw waarin die geldautomaat zich bevond en/of de in voornoemd gebouw aanwezige inventaris en/of voor nabij die geldautomaat gelegen gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoner(s) in de bovengelegen woning(en) en/of (mogelijke) voorbijganger(s), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) in de bovengelegen woning(en) en/of (mogelijke) voorbijganger(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;

en/of
hij, op of omstreeks 25 juli 2017, te Wesel (Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat van de Santanderbank (gevestigd aan de Friedrichstrasse 2) heeft wegenomen een geldbedrag van in totaal ongeveer 105.980 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de Santanderbank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 27 juni 2017 tot en met 25 juli 2017, te Utrecht en/of Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto (merk: Audi, type Rs6, kenteken [kenteken] ) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij, in of omstreeks de periode van 7 juli 2017 tot en met 25 juli 2017, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland en/of te Herzogenrath (Duitsland), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten kentekenplaten ( [kenteken] ) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn
mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van stukken die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd 2017241531, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 5050.
2.Pagina 2774.
3.Pagina 2779, alinea 3.
4.Pagina 2809, alinea 5.
5.Pagina 2811, eerste alinea.
6.Pagina 3184.
7.Pagina 2808, alinea 9.
8.Pagina 2809, alinea 3.
9.Pagina 2823, alinea 2.
10.Pagina 2834 en 2836.
11.Pagina 2831 en 2833, alinea 2, 3, 4 en 6.
12.Pagina 2828 en 2830, alinea 3.
13.Pagina 2991, alinea 3 en 6.
14.Pagina 2992, alinea 2 en 3.
15.Pagina 4018.
16.Pagina 4042.
17.Pagina 3144 en 3145.
18.Pagina 3146.
19.Pagina 3170.
20.Pagina 3145.
21.Pagina 3148.
22.Pagina 3170.
23.Pagina 3145.
24.Pagina 3149.
25.Pagina 3170.
26.Zie het aanvullende TMFI rapport van 8 juni 2018.
27.Pagina 3148.
28.Pagina 3170.
29.Pagina 3146.
30.Pagina 3171.
31.Pagina 3147.
32.Pagina 3147.
33.Pagina 3168 en 3171.
34.Pagina 3147.
35.Pagina 3171.
36.Zie het aanvullende TMFI rapport van 8 juni 2018.
37.Pagina 3148.
38.Pagina 3170.
39.Zie het aanvullende TMFI rapport van 8 juni 2018.
40.Pagina 3145 en 3146.
41.Pagina 3170.
42.Pagina 3048, alinea 5 en 3049, alinea 1 en 2.
43.Pagina 3079.
44.Pagina 3049, alinea 3 en 4.
45.Pagina 3052, alinea 2 en 3055.
46.Pagina 3050.
47.Pagina 690.
48.Pagina 940.
49.Pagina 3052, alinea 2.
50.Pagina 3053.
51.Pagina 3054, alinea 3.
52.Pagina 3054, 3099, 3100, 3101.
53.Pagina 3054.
54.Pagina 3055.
55.Pagina 946.
56.Pagina 1699.
57.Pagina 3060.
58.Pagina 3077, alinea 5 en 6.
59.Pagina 2982.