ECLI:NL:RBMNE:2018:5879

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
6533364 UV EXPL 17-356
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van NS Reizigers om opleiding tot functie voortijdig af te breken

In deze zaak vordert de eiser, een aspirant [functie 1], dat NS Reizigers hem in de gelegenheid stelt zijn opleiding tot [functie 1] af te maken. De eiser is op 3 april 2017 in dienst getreden bij NS Reizigers en heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De opleiding tot [functie 1] is een belangrijk onderdeel van zijn functie, maar de eiser heeft te maken gekregen met verschillende problemen tijdens zijn opleiding. NS Reizigers heeft besloten om de opleiding van de eiser voortijdig te beëindigen, omdat zij twijfels had over zijn geschiktheid en ontwikkeling. De kantonrechter heeft de procedure en de feiten rondom de opleiding en begeleiding van de eiser uitvoerig besproken. De eiser heeft verschillende feedback ontvangen van zijn mentoren, maar ondanks zijn inspanningen heeft hij niet aan de verwachtingen voldaan. De kantonrechter oordeelt dat NS Reizigers de bevoegdheid heeft om de opleiding voortijdig af te breken, gezien de tekortkomingen van de eiser op het gebied van veiligheid en zijn onbetrouwbaarheid in zelfreflectie. De vorderingen van de eiser worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6533364 UV EXPL 17-356 AS/31467
Kort geding vonnis van 2 februari 2018
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.F.M. Bos,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen NS Reizigers,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.E. van Schaick.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de producties 1 tot en met 6 aan de zijde van [eiser]
  • de conclusie van antwoord met 11 producties
  • de akte wijziging van eis
  • de mondelinge behandeling.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is krachtens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 3 april 2017 in dienst getreden van NS Reizigers voor de duur van een jaar, in de functie van Aspirant- [functie 1] (hierna; Aspirant- [functie 1] ).
2.2.
Artikel 3 van de arbeidsovereenkomst luidt als volgt:
“Einde dienstverband
Deze arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op 3 april 2018. Daarna krijgt werknemer, bij gebleken geschiktheid, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangeboden (conform artikel 13 van de NS CAO).
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de CAO NS 2015-2017 van toepassing. Artikel 13 van de CAO – voor zover hier van belang – luidt als volgt:
“ (…)
3. Bij gebleken geschiktheid wordt werknemer na een jaar een arbeidsovereenkomst aangeboden voor onbepaalde tijd.
4. Indien op grond van lid 3 geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt aangeboden, kan werkgever aan werknemer nogmaals een arbeidsovereenkomst van een jaar aanbieden.”
2.4.
De opleiding tot Aspirant- [functie 1] neemt ongeveer een half jaar in beslag en bestaat uit een theoretisch deel en een praktijk deel. Het theoretische gedeelte van de opleiding wordt door het NS Leercentrum verzorgd. Het praktische gedeelte van de opleiding wordt verzorgd door mentor- [functie 1] ’s. Een Aspirant- [functie 1] krijgt bij de start van de opleiding enkele vaste mentoren, waarbij afwisselend (afhankelijk van roosters en beschikbaarheden) soms de begeleiding ook door andere mentoren plaatsvindt. Later in de opleiding wordt een Aspirant- [functie 1] met andere mentoren ingeroosterd, om zo de opleiding te ‘finetunen’. De Teammanager van een Aspirant- [functie 1] blijft eindverantwoordelijke. De Teammanager leidt de Aspirant- [functie 1] niet zelf op, maar gaat wel enkele keren mee op de trein. Voor een beeld van hoe de ontwikkeling van de Aspirant- [functie 1] verloopt, is de Teammanager afhankelijk van de feedback van de mentoren. De praktijkexamen, ook wel ‘ [naam] ’ genoemd, wordt afgenomen door een andere Teammanager dan de eigen Teammanager, op een andere standplaats.
2.5.
De heer [A] heeft [eiser] tot begin september 2017 begeleid. De heer [B] heeft [eiser] tot begin juli 2017 begeleid. De Teammanager van [eiser] is mevrouw [C] . Later is [eiser] door mevrouw [D] en de heer [E] begeleid.
2.6.
[eiser] heeft alle theorie-examens behaald. De examen ‘ [naam] ’ die op 18 september 2017 was ingepland, mocht [eiser] niet afleggen, omdat hij daarvoor volgens [C] en de mentoren nog niet klaar was.
2.7.
In een gespreksformulier van 7 september 2017 dat door [C] en [eiser] is ondertekend, staat – voor zover van belang – het volgende:
“Op 20 juli jongstleden heb ik een gesprek gehad met [B] (mentor) en [voornaam van eiser] . [voornaam van B] geeft aan dat er op veel vlakken nog niet genoeg vooruitgang is en dat in zijn ogen [voornaam van eiser] het vak van [functie 1] niet serieus genoeg neemt. De punten die [voornaam van B] aangeeft zijn:
• [voornaam van eiser] laat te weinig eigen initatief zie. Hij is nog te afwachtend. Een voorbeeld is dat hij niet zelf oplet wanneer ze naar de trein moeten na de schaft;
• Op veiligheid vlak blijft hij achter lopen: een voorbeeld is uitlopen, dat doet hij nog niet voldoende;
• Met de werkmap wordt niet veel gedaan;
• Als er feedback wordt gegeven dan pakt hij dit niet goed op en doet het dan nog 2 keer fout. Een voorbeelden hiervan is het vertrekproces conform de geldende richtlijnen uitvoeren;
• Voorbereiden op de dienst is heel erg belangrijk. Zorg dat je weet wat bij het volgende station de situatie is. Dit gaat nog niet goed.
• De focus ligt veel op de [functie 2] . [voornaam van eiser] wil dat [voornaam van B] hem daar bij helpt, maar dit ligt niet bij de mentor.
[voornaam van eiser] geeft zelf aan dat hij er inhoudelijk niet veel mee kan omdat de manier van feedback geven bij hem niet goed aanslaat Hij geeft aan dat het niet om [voornaam van B] persoonlijk gaat, want het is een prima persoon maar niet in combinatie met [voornaam van eiser] . We hebben dan ook gezamelijk besloten dat we ze niet meer bij elkaar zetten.
Wat ik merk tijdens het gesprek is dat [voornaam van eiser] veel bezig is met het [functie 2] stuk. Hij wil dat graag op de trein oefenen en voor de rest heeft hij minder aandacht. Ik heb toen met hem besproken dat hij toch echt met de werkplek opdrachten aan de gang gaat op de trein, omdat dat ook belangrijk is. Zijn [functie 2] is niet voor op de trein. Hij geeft aan dat hij van veel
mensen te horen krijgt dat hij de rest moet laten rusten en eigenlijk alleen maar met [functie 2] bezig moet zijn. Ik heb hem verzocht om dat niet op die manier te doen. Hij loopt met veel punten achter op de trein en daar moet echt aan gewerkt worden. [voornaam van eiser] moet op de trein de focus leggen op veiligheid. Wat daarmee bedoelt wordt is onder andere dat hij
weet waar hij op moet letten, zoals is er een bocht, op welk sein mag ik sleutelen en is er een vertreklicht. De hele procedure van het veilig en op tijd vertrekken zit er nog echt niet goed in. Verder ligt de nadruk op organiseren, bijvoorbeeld waar stop ik wat, want [voornaam van eiser] weet regelmatig niet waar zijn hulpmiddelen zijn (sleutels, railpocket en portofoon). Ik heb aangegeven dat hij verder echt gaat luiteren naar zijn mentor en met bovenstaande punten aan de slag gaat.
Op 7 september jongstleden ben ik samen met mentor [A] mee de trein op geweest. Ik heb toen het volgende waargenomen:
Wat mij opvalt is dat [voornaam van eiser] geniet in de omgang met reizigers. Hij voelt zich daarbij op zijn gemak. Wat nog meer nodig is dat hij goed luistert, samenvat en doorvraagt aan de reiziger. Op deze manier kan hij de reizger een goed advies geven.
Op Den Bosch Oost doet [voornaam van eiser] het vertrekproces. Hij loopt de trein binnen terwijl er nog een tree plank open staat. Als Ik hem daarop aanspreek, zie ik niet iets van een schrik reactie. Hij gaat erop letten. We bespreken dat we tijdens deze dienst willen zien dat ook de trefkans van de [functie 1] wordt meegenomen. We vragen hem of of hij weet wat dat inhoudt. Het is hem duidelijk dat hij de reiziger elke 30 ot 40 minuten moet zien. We vragen naar zijn plan en merken dat hij die niet heeft. Ik geef nogmaals aan wat ik van hem daarin verwacht. [voornaam van eiser] gaat aan de gang met controleren en na 30 minuten spreken ik hem nog een keer aan op het feit of hij het zou halen op deze manier. Hij komt er dan achter dat hij het niet zou halen en gaat over op service. Tijdens de volgende vertrek procedure betrap ik hem er 3 keer op dat hij met zijn rug naar de deur staat als hij zijn eigen deur nog moet sluiten. Ik geef aan dat dat niet is zoals hij dat geleerd en dat dit echt van belang is. Hij zegt dat hij het mee neemt. Ik laat hem weten dat ik me hier zorgen om maak. We gaan weer verder met controleren en weer merk ik dat er geen plan is. [voornaam van eiser] haalt ook dit keer op deze manier niet zijn rondetijd. Ik geef uiteindelijk aan dat ik goede dingen zie zoals wat hij met de reiziger doet, maar dat er nog veel verbeterrd moet worden voordat hij voor [naam] examen op mag. Hij bedankt mij en geeft aan dat hij dat snapt en gaat eraan werken. [voornaam van eiser] vervolgt zijn dienst met [voornaam van A] en sluiteld helaas tijdens het laatste stuk door rood. Ze maken melding bij de machinist en bespreken dit samen. De procedeuren wordt ook besproken wat hij moet doen als dit voorkomt.
(…)”
2.8.
Op 21 september 2017 en 2 oktober 2017 vinden gesprekken tussen [eiser] , [C] en mevrouw [F] (van de personeelszaken) plaats. [C] uit daarbij haar zorgen omtrent de ontwikkeling van [eiser] als Aspirant- [functie 1] . [eiser] krijgt de opdracht om na te gaan wat volgens hem nog niet goed gaat. In zijn zelfreflectieverslag schrijft [eiser] – voor zover van belang – het volgende:
“(….)
“Eerst de [functie 2] en de rest! [naam] examen komt wel” het slechte gedacht wat ik gedurende tijd had tijdens mijn examens. Het is natuurlijk heel goed dat ik me met de volle 100% heb gestort op mijn examens, en dat ik ze vervolgens een voor een met een voldoende afsloot, maar jammer genoeg en tot mijn spijt is dat wel ten koste gegaan van mijn [naam] examen. Ik mocht op 18 september (de dag dat mijn examen gepland stond ) de examen niet afleggen omdat mijn mentoren er unaniem over eens waren dat ik er het nog niet klaar voor was. Zeer begrijpelijk en logisch. Als team manager zou ik het ook niet aandurven iemand alleen op de trein te laten die het vak nog niet 100% beheerst.
Van een aantal mensen heb ik feedback ontvangen over mijn functioneren op de trein. Voorbeeld daarvan is dat mijn leer begeleidster [G] die met mij op 6 september de trein op is geweest. (…) [voornaam van G] heeft me als tops meegegeven dat ik een zeer open en goede houding heb tegenover de reizigers. Ik groet de reiziger consequent. (…) Echter heeft ze me ook een aantal tips gegeven. Waaronder mezelf niet laten afleiden met het vertrek proces. Ik had er namelijk moeite mee om een gesprek zomaar af te kappen met een reiziger. Voor mijn gevoel was ik dan onbeleefd. (…)
Na een goed gesprek met de teamleiders heb ik de knop volledig omgedraaid en ben ik er heel goed over na gaan denken. Terugdenkend aan de examen-stress en de schoolperiode werd ik er langzaam maar zeker van bewust dat de drukste periode achter de rug was. Geen examens meer, geen lessen meer, geen druk meer met betrekking tot het leren van de examens. Dat betekend voor mij maar een ding. Volledig mezelf focussen op het functioneren op de trein. Hier heb ik ook alle punten mee genomen waar onder andere [voornaam van G] mij op heeft beoordeeld. Ik heb de focus gelegd op alle tips wat mij zijn meegegeven. Ook de tips vanuit [voornaam van H] met betrekking tot mijn uniform. Mijn mentor [voornaam van A] zegt altijd: Een zes en een zeven hebben we heel veel van op het spoor, ik wil van jou een negen plus conducteur maken! En dat is precies waar ik naar streef en de onderscheid in wil maken. Mijn mentoren zeggen ook, Als persoon en in de omgang met de reizigers zitje daar al op, maar de rest is net zo belangrijk. De rest word natuurlijk mee bedoeld, het gehele periode ertussen. Van vertrek proces tot het veilig laten vertrekken van de trein. Dus goed uitlopen en niet naar binnen
voordat ik zeker weet dat de deuren gesloten zijn. Kortom, de gehele verantwoordelijk het omtrent de hele reis.
Dus ik ging aan de slag. Na nog een goed gesprek gehad te hebben met mijn vaste mentor ( [A] ) op de trein, heb ik voor mezelf uitgestippeId wat ik anders ga doen. Ik heb de focus gelegd op wat iedereen mij heeft mee gegeven. Van de feedback op de trein van mijn mentoren tot aan de feedback van mijn teamleiders met betrekking tot
een goede uniform. (…) Ik heb er aan gewerkt om mezelf tijdens het vertrek proces niet te laten afleiden. Als een reiziger tijdens mijn vertrek proces nu iets wilt vragen, en het is een makkelijke vraag waar ik snel antwoord op kan geven. (Bv vanaf waar vertrekt de trein naar Schiphol in Utrecht, dan kan ik snel zeggen spoor 5 of 7) maar als het een lastige vraag is waar ik het antwoord voor moet opzoeken dan adviseer ik de reiziger om even naar Het informatie punt te gaan of een andere collega op te zoeken ivm mijn vertrek. Ik heb gemerkt wanneer ik dit op een duidelijke nette manier over breng heeft de reiziger daar wel degelijk begrip voor. Ook zorg ik dat ik nu structureel voor elke dienst een planning voor mezelf uit stippel met betrekking tot waar ik allemaal rekening mee moet houden etc. Dus waar ga ik naartoe, heb ik een beginnende trein ? Zo ja, welke kant gaan we op ? Staan de koersrollen goed? de sluitseinen?
Hebben we EHBO-koffers? de portotest met de machinist, een omroep voor vertrek en een omroep voor/na het vertrek. Ik zorg er nu voor voordat ik de trein op ga dat ik weet wat ik ga doen, ga ik meteen een controle ronde doen? Of begin ik eerst met een service ronde ? Geen beginnende trein? Dan zoek ik de afstappende [functie 1] en communiceer goed met
Hem of haar wat er aan de trein gedaan is gedurende rit, zodat ik weet waar ik kan beginnen.
Planning planning planning, Zolang het nodig is zal ik een halfuur voor mijn dienst aanwezig zijn om voorbereidingen te verrichten. Ik merk dat ik daardoor enorme rust creëer in mijn hoofd. Sinds dat ik dit doe, lopen de diensten zo goed als vlekkeloos. Dit zorgt er ook voor dat men tevreden is met mij, als collega. Dat doet mij goed. Af en toe nog wel een
Schoonheidsfoutje. Maar de fouten die ik voorheen maakte, grote fouten zoals door het rode sein heen sleutelen, onnodig te vroeg of te laat vertrekken, naar binnen lopen voordat de deuren zijn gesloten, zijn als sneeuw voor de zon verdwenen.
(…) De manier zoals ik nu te werk ga en hoe ik hier boven ook heb beschreven is ook de manier hoe ik dat zal aanhouden. Ook als ik zometeen voor me zelf werk. Ik merk dat het op die manier goed gaat en dat ik voldoe aan de speerpuntén van de NS
(…)”
2.9.
Op verzoek van [eiser] vindt op 10 oktober 2017 tussen [eiser] , [C] , [D] en [H] (andere Teammanager) een gesprek plaats. De aanleiding van dit gesprek is dat [eiser] aangeeft dat het
‘even helemaal niet goed gaat’, daarbij geeft hij aan dat hij per direct van de trein af wil. [D] geeft tijdens het gesprek aan dat [eiser] op die dag wederom enkele veiligheidsvoorschriften niet heeft nageleefd. [eiser] wist niet of op de route tussen Dordrecht en Den Haag tunnels aanwezig waren. De kennis van tunnels is om meerdere redenen belangrijk, onder meer omdat een [functie 1] terwijl de trein door de tunnel rijdt zich in het achterste treinstel moet bevinden. Zo kan hij bij calamiteiten waardoor de trein stopt, de trein zoveel mogelijk voor of na de tunnel laten stoppen. Stopt de trein toch in de tunnel, dan heeft een [functie 1] een belangrijke taak in het begeleiden van de reizigers door de tunnel.
2.10.
Hoewel partijen na het voorgaand gesprek afspreken op 23 oktober 2017 weer bij elkaar te komen, vindt op 11 oktober 2017 nog een gesprek plaats. Aanleiding voor dit gesprek is dat zijn mentor [E] enkele veiligheidsincidenten meldt. Volgens [E] heeft [eiser] de deuren van de trein gesloten terwijl twee treinstellen voor hem niet zichtbaar waren, op Utrecht Centraal kon hij vanwege een bocht een treinstel niet zien, maar besloot toch de deuren te sluiten en hij wist niet of er tussen Utrecht en Almere tunnels aanwezig waren. Voor aanvang van die rit had [eiser] 40 minuten pauze.
2.11.
Op 13 oktober 2017 deelt [C] aan [eiser] mee dat hij zijn opleiding niet verder mag vervolgen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na eis wijziging – veroordeling van NS Reizigers bij wege van voorlopige voorziening om:
primair
I. hem in de gelegenheid te stellen de opleiding tot [functie 1] af te maken vanuit een ander standplaats dan Den Bosch, ter keuze van [eiser] Nijmegen of Arnhem, onder een andere teamleider dan de teamleider waaronder [eiser] werkzaam was, hem daartoe in de praktijk de begeleiding en opleiding te geven die daarvoor vereist en gebruikelijk is en hem in de gelegenheid stellen de praktijktoets af te leggen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat NS Reizigers in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 50.000,00;
II. aan hem te vergoeden de kosten van rechtshulp die [eiser] heeft moeten maken zijnde de hem opgelegde eigen bijdrage van € 616,00;
subsidiair
I. hem in de gelegenheid te stellen de opleiding tot [functie 1] af te maken, hem daartoe in de praktijk de begeleiding en opleiding te geven die daarvoor vereist en gebruikelijk is en hem in de gelegenheid stellen de praktijktoets af te leggen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat NS Reizigers in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 50.000,00.
Ten slotte vordert [eiser] veroordeling van NS Reizigers in de proceskosten.
3.2.
NS Reizigers heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Beoordeeld dient dus te worden of al dan niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [eiser] terecht en op goede gronden is aangezegd dat hij zijn opleiding niet verder mag vervolgen.
4.2.
[eiser] heeft aan zijn stelling ten grondslag gelegd dat NS Reizigers zich jegens hem niet gedraagt zoals van een behoorlijke en zorgvuldige werkgever mag worden verwacht en dat NS Reizigers in haar verhouding tot [eiser] toerekenbaar tekort schiet. [C] heeft, na de annulering van de examen van 18 september 2017, de vaste mentoren van [eiser] vervangen door anderen. De vaste mentoren waren collega’s met vele dienstjaren en een ruime ervaring. Desondanks werden deze mentoren vervangen door een drietal andere mentoren met aanzienlijk minder dienstjaren en die [eiser] in de praktijk uiterst kritisch volgden en op nagenoeg het hele optreden van [eiser] kritiek hadden. De aanwezigheid van de nieuwe mentoren werd door [eiser] niet ervaren als een begeleiding met het doel hem tot [functie 1] op te leiden. Naar mening van [eiser] pakten de nieuwe mentoren elk vermeende negatieve punt in de werkwijze van [eiser] op en noteerden dat en deden op die manier aan dossiervorming. Op basis van de bevindingen van de nieuwe mentoren heeft [C] geoordeeld dat de werkzaamheden van [eiser] onvoldoende waren en hem van de trein gehaald. [eiser] stelt dat hij in het kader van zijn opleiding fouten mag maken. Dit is ook inherent aan zijn arbeidsovereenkomst, omdat daarin een opleidingstraject aan gekoppeld is. De mentor met wie hij 37 ritten had gemaakt vond dat hij klaar was voor de examen. Nadat [C] met [eiser] twee halve diensten had meegedraaid, was het ineens niet goed meer en kreeg hij nieuwe mentoren. De beslissing om [eiser] volledig van de trein te halen, is ten onrechte en te snel genomen. [eiser] is op niet bestande, gefingeerde gronden uitgewerkt. Kortom het beeld dat de nieuwe mentoren van [eiser] van hem hebben geschetst, is niet waar. De door NS Reizigers genoemde incidenten hebben zich ná de vervanging van de vaste mentoren voorgedaan en betreft dus een korte periode van ongeveer één maand. NS Reizigers heeft [eiser] niet voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn fouten te verbeteren.
4.3.
NS Reizigers voert het volgende als verweer aan. [eiser] doet verschillende zaken goed. Hij is een enthousiaste, leergierige en amicale Aspirant- [functie 1] en hij leek aanvankelijk ook een goede match met NS Reizigers. Het theoretische gedeelte van de opleiding heeft hij ook met een voldoende afgrond. In de praktijk stokt het echter op verschillende onderdelen. In de kern gaat het er vaak om dat [eiser] telkens in dezelfde soort fouten lijkt te vervallen die hij in zijn fase van de opleiding (lang) niet meer zou moeten maken. Hiermee geconfronteerd geeft hij meestal aan dat hij de verkregen feedback meeneemt en hieraan gaat werken, maar daarna gaat hij telkens toch weer in (dezelfde) fout. Zij zelfreflectie blijkt daarbij ver af te staan van wat NS Reizigers van haar werknemers verlangt. [eiser] toont zich daarin onbetrouwbaar, omdat hij telkens iets anders doet dan hij zegt. Daarbij is belangrijk dat [eiser] met name fouten maakt op het gebied van veiligheid. Voor NS Reizigers is er weinig belangrijker dan veiligheid, en naast de machinist heeft de [functie 1] daarin een grote verantwoordelijkheid. Voor deze verantwoordelijkheid moet vertrouwen bestaan en dat vertrouwen geniet [eiser] niet. NS Reizigers heeft [eiser] lang de tijd gegeven en veelvuldig gewaarschuwd dat zijn ontwikkeling niet goed ging.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat het tot de bevoegdheid van NS Reizigers moet worden gerekend om de opleiding voortijdig af te breken, wanneer duidelijk is geworden dat ‘het er niet in zit’. Van NS Reizigers als werkgever annex opleider mag niet verwacht worden dat zij, wetende dat de desbetreffende kandidaat niet zal slagen voor de opleiding, hem desondanks de volledige opleiding laat afmaken.
4.5.
De stelling van [eiser] dat de vaste mentoren positief waren over hem en de ‘nieuwe’ mentoren alleen maar negatief, volgt de kantonrechter niet. [B] (een van de vaste mentoren) was immers in juli 2017 niet tevreden over de ontwikkeling van [eiser] . Bovendien blijkt uit de nadien voorgevallen incidenten dat [eiser] zich niet of onvoldoende heeft ontwikkeld. Uit rechtsoverweging 2.7, 2.9 en 2.10 blijkt immers dat [eiser] in september en oktober 2017 dezelfde fouten maakte die hij in juli 2017 ook maakte. Ter zitting heeft [eiser] erkend dat de door NS Reizigers genoemde incidenten hebben plaatsgevonden, maar hij kon zijn keuzes uitleggen. Hij stelt bijvoorbeeld dat ook al kon hij een treinstel niet zien, hij wist zeker dat hij geen reizigers over het hoofd had gezien en de veiligheid kwam niet in het gedrang. Wat hier ook van zei, feit blijft dat [eiser] zich niet aan de veiligheidsvoorschriften heeft gehouden. Voorschriften die niet veel inspanning eisen, maar wel van essentieel belang zijn voor de veiligheid van de reizigers. Hierdoor geeft [eiser] dan ook geen blijk van geschiktheid.
4.6.
De kantonrechter volgt NS Reizigers in haar stelling dat [eiser] onbetrouwbaar overkomt wat zijn zelfreflectie betreft. In zijn zelfreflectieverslag schrijft hij meer aandacht te gaan besteden aan veiligheid en planning en dat hij aan zijn verbeterpunten heeft gewerkt. Hij stelt bijvoorbeeld dat
‘naar binnen lopen voordat de deuren zijn gesloten, zijn als sneeuw voor de zon verdwenen’. Vervolgens sluit hij op 10 en 11 oktober 2017 de deuren van de trein terwijl hij niet alle treinstellen kon zien. Bovendien weet hij ondanks het feit dat hij vóór aanvang van de rit 40 minuten pauze heeft gehad niet of er tunnels aanwezig zijn op zijn route.
4.7.
De stelling van [eiser] dat NS Reizigers te vroeg heeft besloten dat hij zijn opleiding niet mocht vervolgen, is door NS Reizigers gemotiveerd betwist. Zoals reeds gesteld blijkt uit de overgelegde gespreksverslagen en het verhandelde ter zitting blijkt dat reeds in juli 2017 [B] zijn zorgen omtrent de ontwikkeling van [eiser] , met name op het gebied van veiligheid, heeft geuit. De Teammanager van [eiser] heeft dezelfde fouten die de mentor in juli had benoemd in september 2017 opnieuw geconstateerd. Dat NS Reizigers [eiser] vervolgens met andere mentoren op pad heeft gestuurd en de nieuwe mentoren extra goed op [eiser] hebben gelet, bevreemdt de kantonrechter niet. NS Reizigers constateerde immers achterstand in het leerproces van [eiser] en wilde hem op een andere wijze, die zij geschikter vond, begeleiden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft NS Reizigers, alvorens tot de conclusie te komen dat het voorzetten van de opleiding geen toegevoegde waarde meer had, [eiser] voldoende in de gelegenheid gesteld aan zijn verbeterpunten te werken.
4.8.
Dit alles maakt dat naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk is geworden dat NS Reizigers goede gronden had te twijfelen aan de geschiktheid van [eiser] en om te besluiten dat [eiser] de opleiding niet verder mocht vervolgen. Zowel de primaire als de subsidiaire vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NS Reizigers worden begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van NS Reizigers, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J.M. de Laat, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2018.