Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van [gedaagde sub 1]
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van [gedaagde sub 2]
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van [gedaagde sub 1]
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van [gedaagde sub 2]
- de conclusie van dupliek in reconventie, tevens akte uitlating producties in conventie
- de akte uitlating producties in reconventie van [gedaagde sub 1]
- de akte uitlating producties in reconventie van [gedaagde sub 2]
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
(f)van de verklaring verplicht om op de ava van 30 juni 2015 voor een bieding te kiezen in het geval de keuzes van [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] en [voornaam van A] niet zouden overeenstemmen. De keuzes van [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] en [voornaam van A] stemden niet overeen, zodat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moesten kiezen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben dat gedaan door voor de bieding van [bedrijfsnaam 3] te kiezen, maar hebben die keuze daarna zonder geldige reden teruggedraaid. Het terugdraaien heeft tot gevolg gehad dat de onderneming niet is verkocht en dat [bedrijfsnaam 1] failliet is gegaan. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben hierdoor schade geleden tot de bedragen zoals onder II. gevorderd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn volgens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] aansprakelijk voor die schade,
primairomdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] door het terugdraaien van hun keuze voor [bedrijfsnaam 3] zijn tekortgeschoten in de nakoming van overeengekomen verplichtingen op grond van de verklaring en
subsidiairomdat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] onrechtmatig tegenover [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben gehandeld.
(i)in de verklaring opgenomen exoneratiebeding, door ondertekening van hun verklaring [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gevrijwaard voor alle gevolgen van hun beslissingen. Dit verweer gaat niet op. Het exoneratiebeding heeft, zo blijkt uit de tekst daarvan, alleen betrekking op vrijwaring van aansprakelijkheid voor schade die verband houdt met een door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te nemen besluit als bedoeld onder artikel
(f)van de verklaring, dus hun besluit aan welke partij de onderneming wordt verkocht in het geval de aandeelhouders het daarover niet eens zouden worden. Het exoneratiebeding heeft dus geen betrekking op vervolghandelingen van [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] , zoals de door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] verweten handeling dat zij hun keuze voor [bedrijfsnaam 3] hebben teruggedraaid.
primairegrondslag kan de vorderingen dan ook niet dragen.
subsidiairegrondslag als volgt. De drie vorderingen onder II. zijn te beschouwen als vorderingen tot vergoeding van afgeleide schade (aandeelhoudersschade). Dat is schade die wordt geleden in de hoedanigheid van aandeelhouder van een vennootschap als gevolg van een tekortkoming of onrechtmatige daad ten opzichte van die vennootschap. De gestelde schade onder a. is schade die volgens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is ontstaan doordat zij als (beneficiair) aandeelhouders hun deel van het positieve liquidatiesaldo zijn misgelopen, omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op de bieding van [bedrijfsnaam 3] zijn teruggekomen met als gevolg dat de onderneming niet is verkocht. De gestelde schade onder b. is schade die volgens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] is ontstaan doordat [eiser sub 2] , als (beneficiair) aandeelhouder die na verkoop van de onderneming aan [bedrijfsnaam 3] aan de onderneming verbonden zou blijven, een eenmalig bedrag van € 500.000,- en 25% van de jaarwinst gedurende vijf jaren is misgelopen. Dit is volgens [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ook veroorzaakt doordat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op de bieding van [bedrijfsnaam 3] zijn teruggekomen met als gevolg dat de onderneming niet is verkocht. De gestelde schade onder c. is schade die is ontstaan doordat de borgtocht van [eiser sub 2] een zakelijke borgtocht is, aangegaan ten behoeve van de normale uitoefening van de onderneming van [bedrijfsnaam 1] , in zijn hoedanigheid van (middellijk) grootaandeelhouder.
NJ1995, 288). Dat geldt ook als die derde een bestuurder is van die vennootschap ( [bedrijfsnaam 5] , Hoge Raad 16 februari 2007,
NJ2007, 256). Als een bestuurder van een vennootschap een specifieke zorgvuldigheidsnorm schendt ten opzichte van een aandeelhouder van die vennootschap, bijvoorbeeld doordat hij handelt in strijd met statutaire bepalingen die een individuele aandeelhouder beogen te beschermen, is die bestuurder alleen aansprakelijk als hem van die schending een ernstig verwijt kan worden gemaakt (NOM/ [bedrijfsnaam 6] , Hoge Raad 20 juni 2008,
NJ2009, 21). Of sprake is van een ernstig verwijt moet worden beoordeeld op dezelfde manier als wanneer de vraag aan de orde is of een bestuurder aansprakelijk is ten opzichte van de vennootschap waarvan hij bestuurder is. Dus aan de hand van alle omstandigheden van het geval ( [achternaam 2] / [bedrijfsnaam 7] , Hoge Raad 10 januari 1997,
NJ1997, 360).
subsidiairegrondslag kan de vorderingen dus ook niet dragen.
15.424,00(4,0 punten × tarief € 3.856,00)
15.424,00(4,0 punten × tarief € 3.856,00)
NJ2007, 353 en HR 6 april 2012;
NJ2012, 233). Hiervan is in het onderhavige geval niet gebleken.