ECLI:NL:RBMNE:2018:5837

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
UTR 18/3119
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van vergunningen voor veehouderijen in verband met stikstofgevoelige leefgebieden

Op 20 november 2018 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland een aantal verzoeken om voorlopige voorzieningen behandeld. Deze verzoeken waren ingediend door Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu, die zich verzetten tegen vergunningen verleend door Gedeputeerde Staten van Gelderland voor het wijzigen van een vleesrundveehouderij, melkrundveehouderij en een pluimveehouderij. De verzoekers stelden dat de vergunningen niet voldoende rekening hielden met de gevolgen voor stikstofgevoelige leefgebieden die onder Natura 2000 vallen.

De voorzieningenrechter moest beoordelen of het Programma Aanpak Stikstof (PAS) 2015 – 2021 en de bijbehorende passende beoordeling in overeenstemming zijn met de Habitatrichtlijn. Dit was van belang omdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder prejudiciële vragen had gesteld aan het Hof van Justitie, die op 7 november 2018 waren beantwoord. In haar uitspraak van 29 november 2018 heeft de voorzieningenrechter, mede op basis van de kritische opmerkingen van het Hof van Justitie over het PAS, besloten om de verleende vergunningen in twee van de vier zaken te schorsen.

In de andere twee zaken heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was. De vergunninghouders gaven aan pas gebruik te maken van de vergunningen wanneer deze onherroepelijk zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat er een spoedeisend belang was, aangezien de derde-partij geen gebruik zou maken van de vergunning zolang deze niet onherroepelijk was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 november 2018, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/3119
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 november 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en Vereniging Leefmilieu, te Nijmegen, verzoekers
(gemachtigde: mr. V. Wösten),
en
Gedeputeerde Staten van Gelderland, verweerder
(gemachtigde: mr. H.J.M. Besselink).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Maatschap [derde-partij] ,te [woonplaats] , gemachtigde: N. ten Voorde.

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2017 heeft verweerder aan Maatschap [derde-partij] vergunning krachtens de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend voor het wijzigen van een melkrundveehouderij aan de [adres] te [woonplaats] .
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland alsmede de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank Gelderland heeft bij brief van 15 augustus 2018 zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening ter verdere behandeling doorgezonden naar de rechtbank Midden Nederland. Het beroep is bij de rechtbank in behandeling onder nummer UTR 2018/3922 en het verzoek om een voorlopige voorziening onder nummer UTR 18/3119.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2018. Verzoekers zijn verschenen bij hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. M.E. de Boer en mr. P.F.H.A. Tillie. Derde-partij is verschenen bij zijn gemachtigde en [A] .

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat derde-partij ter zitting desgevraagd heeft meegedeeld dat van de verleende vergunning krachtens de Wnb geen gebruik zal worden gemaakt zolang die vergunning niet onherroepelijk is. Derde-partij heeft daarbij verklaard dat de onherroepelijkheid van de vergunning wordt geëist door de financier.
4. Gelet op hetgeen door derde-partij is meegedeeld stelt de voorzieningenrechter vast dat derde-partij geen gebruik zal maken van de in geding zijnde vergunning zolang deze niet onherroepelijk is. Nu evident geen sprake is van een onherroepelijke vergunning krachtens de Wnb en derde-partij van die vergunning dus geen gebruik zal maken in afwachting van de uitkomst van de (hoger)beroepsprocedure, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om spoedeisend belang aan te nemen. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om anders te oordelen, temeer niet nu verzoekers een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening kunnen indienen, indien zij menen dat derde-partij in weerwil van de gedane toezegging toch gebruik gaat maken van de verleende vergunning en niet meer wenst te wachten op de onherroepelijkheid van die vergunning.
5. Nu het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt, wijst de voorzieningenrechter het verzoek daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van W.B. Lakeman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.