ECLI:NL:RBMNE:2018:58

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 januari 2018
Publicatiedatum
10 januari 2018
Zaaknummer
16/705793-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel voor jeugdige veroordeelde met 6 maanden

Op 2 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een jeugdige veroordeelde, geboren in 1998. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel ex artikel 77wd van het Wetboek van Strafrecht toegewezen. De maatregel, die eerder was opgelegd, werd met 6 maanden verlengd. De rechtbank heeft geconstateerd dat de veroordeelde op de goede weg is, maar dat er nog veel sturing nodig is om terugval in oud gedrag te voorkomen. De rechtbank heeft de rapportage van de deskundige en de toelichting ter zitting in overweging genomen. De veroordeelde heeft in het verleden goede vooruitgang geboekt, maar heeft ook terugvallen gekend. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de maatregel werd voortgezet om de ontwikkeling van de veroordeelde te waarborgen. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de mogelijkheid van ADHD, wat van invloed kan zijn op het gedrag van de veroordeelde. De rechtbank heeft besloten dat de maatregel, inclusief de eerder opgelegde onderdelen, van belang blijft voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde. De rechtbank heeft ook een vervangende jeugddetentie van 3 maanden aan de verlengde maatregel verbonden, mocht de veroordeelde niet naar behoren meewerken aan de tenuitvoerlegging van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705793-16
Datum uitspraak: 2 januari 2018

Beslissing ex artikel 77wd Wetboek van Strafrecht

Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel betreffende het gedrag als bedoeld is in artikel 77wd Wetboek van Strafrecht in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna ook te noemen: veroordeelde.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 29 juli 2016, waaruit blijkt dat aan veroordeelde (onder meer) is opgelegd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige (hierna: de maatregel) voor de duur van een jaar, subsidiair 9 maanden jeugddetentie, bestaande uit:
1) de maatregel van Toezicht en Begeleiding, inhoudende dat verdachte zich binnen vijf dagen na invrijheidstelling na het uitzitten van zijn detentie meldt bij [naam instelling 1] , [adres] te [vestigingsplaats] , en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
2) het ITB-plus traject voor de duur van 12 maanden, waarbij de controle kan worden uitgevoerd door middel van elektronisch toezicht. Indien het ITB-plus traject eerder wordt beëindigd dient het NPT- traject dit op te volgen;
3) een behandeling bij [naam instelling 2] of een soortgelijke instelling, inhoudende behandeling voor rouwverwerking, behandeling voor seksueel grensoverschrijdend en agressief gedrag en systeembehandeling;
4) een behandeling bij [naam instelling 3] voor zijn middelenmisbruik, tenzij de reclassering dit niet meer noodzakelijk acht;
5) een middelenverbod voor één jaar, inhoudende dat verdachte zich voor de duur van één jaar moet onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en urineonderzoek;
6) een contactverbod voor de duur van één jaar, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag opnemen, zoeken of hebben met [A] ;
7) een locatieverbod voor de duur van één jaar, inhoudende dat verdachte zich gedurende deze termijn niet mag bevinden op de [straatnaam] , de [straatnaam] , de […] , de [straatnaam] en de [straatnaam] te [woonplaats] , waarbij de controle op het locatieverbod kan worden uitgevoerd door middel van elektronisch toezicht. Tenzij de reclassering dit niet meer noodzakelijk acht.
8) een locatiegebod, inhoudende dat verdachte zich gedurende de looptijd van de toezichtperiode dient te bevinden op de [adres] te [woonplaats] . Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 respectievelijk 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling) zoals met de jeugdreclassering afgesproken, waarbij de controle op het locatiegebod kan worden uitgevoerd door middel van elektronisch toezicht. Tenzij de reclassering dit niet meer noodzakelijk acht.
- het verzoek van [naam instelling 1] tot een Time Out in de maatregel d.d. 28 juni 2017;
- de vordering van de officier van justitie tot tijdelijke opname in het kader van de maatregel d.d. 26 juni 2017;
- de beslissing van deze rechtbank d.d. 6 juli 2017, waarbij de tijdelijke opname van veroordeelde in een justitiële jeugdinrichting voor de duur van 2 weken is bevolen;
- de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel met twaalf maanden d.d. 17 november 2017;
- een e-mail van [B] , medewerker van [naam instelling 1] van 17 november 2017 en een rapportage van [B] d.d. 20 november 2017, inhoudende de aantekeningen omtrent het gedrag van veroordeelde;
- een brief van [C] , GZ-psycholoog bij [naam instelling 2] , d.d. 20 november 2017.
Het onderzoek achter gesloten deuren heeft plaats gevonden ter zitting van 19 december 2017, waarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. I.M.F. Graumans;
- de veroordeelde;
- de raadsman van de veroordeelde, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht;
- de vader van de veroordeelde, [D] ;
- de deskundige [B] , voornoemd.
OVERWEGINGEN
Advies tot verlenging van de maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van voornoemde rapportage. De heer [B] heeft de rapportage ter terechtzitting toegelicht. Uit de rapportage en de toelichting daarop is gebleken dat veroordeelde op de goede weg is, maar dat zijn behandeldoelen bij [naam instelling 2] nog onvoldoende zijn behaald, hij nog veel sturing nodig heeft en hij nog niet vaardig genoeg is om de behaalde doelen vast te houden. Geadviseerd wordt daarom de maatregel met 6 maanden te verlengen, met inbegrip van alle eerder opgelegde onderdelen van de maatregel. Niet alle onderdelen zijn momenteel noodzakelijk, maar het is wenselijk alle onderdelen achter de hand te hebben wanneer deze ondanks de reeds geboekte progressie toch nog nodig blijken te zijn. Verwacht wordt dat de gestelde doelen binnen 6 maanden behaald kunnen worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft haar vordering ter zitting gewijzigd en gevorderd de maatregel met 6 maanden te verlengen.
Standpunt van de verdediging
Veroordeelde heeft verklaard dat het goed met hem gaat en dat hij in januari 2018 zijn diploma zal behalen. In september 2018 gaat hij beginnen aan een nieuwe opleiding. In de tussentijd kan hij bij zijn bijbaan blijven werken. Hij is het eens met de verlenging van de maatregel omdat hij veel aan de geboden hulp heeft, maar hij wil wel graag dat de maatregel met niet meer dan 6 maanden zal worden verlengd.
De vader van veroordeelde heeft verklaard dat dankzij de maatregel het steeds beter gaat met veroordeelde en dat hij achter de verlenging van de maatregel staat.
De raadsman van veroordeelde heeft aangevoerd dat veroordeelde in de afgelopen tijd veel progressie heeft geboekt. Veroordeelde zal binnenkort waarschijnlijk gediagnosticeerd worden met ADHD, welke diagnose handvaten kan bieden aan veroordeelde, zijn vader en zijn hulpverleners. Veroordeelde is gebaat bij verlenging van de maatregel, maar een verlenging voor de duur van 3 maanden is, mede gelet op de diagnose die waarschijnlijk gesteld gaat worden, voldoende om de behandeldoelen te behalen. Alleen de onderdelen Toezicht en Begeleiding en behandeling door [naam instelling 2] hoeven te worden verlengd, aangezien de andere onderdelen van de maatregel niet meer noodzakelijk zijn.
Oordeel van de rechtbank
Uit voornoemde stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken, is gebleken dat veroordeelde aanvankelijk een goede start heeft gemaakt met de maatregel en op alle leefgebieden een positieve houding en ontwikkeling liet zien. Na verloop van tijd viel veroordeelde echter steeds vaker terug in oud gedrag en hield hij zich minder goed aan de gemaakte afspraken. Aan veroordeelde is daarom medio 2017 een Time Out opgelegd, die hij in oktober 2017 heeft uitgezeten. Sindsdien laat veroordeelde op alle leefgebieden weer een positievere houding zien en stelt hij zich weer meewerkend op. Hij is op de goede weg, maar veroordeelde heeft nog veel sturing nodig om terugval te voorkomen. Het lukt hem nog niet zelfstandig de verantwoordelijkheid te dragen om de tot nu toe bereikte doelen vast te houden. Ook is door de verschillende incidenten tot aan de Time Out en het gebrek aan continuïteit in het verschijnen op afspraken bij [naam instelling 2] onvoldoende gewerkt aan de gestelde doelen van de behandeling. Het is met name van belang om te onderzoeken of er sprake is van ADHD in verband met de grote mate van impulsiviteit en beïnvloedbaarheid. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de maatregel nog steeds van belang is voor de ontwikkeling van veroordeelde. De maatregel zal daarom met 6 maanden worden verlengd.
Uit de rapportage en de toelichting van de deskundige op zitting blijkt dat veroordeelde zich de afgelopen periode goed aan het bij vonnis van 29 juli 2016 opgelegde contact- en locatieverbod en het locatiegebod heeft gehouden. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat dat in de komende 6 maanden anders zal zijn. De rechtbank acht het daarom niet noodzakelijk dat die onderdelen uit het vonnis (de nummers 6, 7 en 8 hierboven) zullen gelden tijdens de verlenging. De overige onderdelen van de maatregel acht de rechtbank momenteel wel noodzakelijk en zullen gelden zoals hieronder weergegeven.
Er zal een vervangende jeugddetentie voor de duur van 3 maanden aan de verlengde maatregel worden verbonden.
De rechtbank heeft gelet op artikel 77wd van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
wijst de vordering van de officier van justitie toe en
verlengt de maatregelbetreffende het gedrag van de jeugdige met een termijn van
6 maanden, inhoudende:
dat veroordeelde onder toezicht en begeleiding blijft van [naam instelling 1] , [adres] te [vestigingsplaats] , en zich op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde het ITB-plus traject blijft volgen, waarbij de controle uitgevoerd kan worden door middel van elektronisch toezicht, zolang en voorzover de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde onder behandeling blijft bij [naam instelling 2] of soortgelijke instelling, waar hij zich laat behandelen voor rouwverwerking, seksueel grensoverschrijdend en agressief gedrag en systeembehandeling, zolang en voorzover de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
dat veroordeelde zich voor zijn middelengebruik zal laten behandelen bij [naam instelling 3] , zolang en voorzover de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
dat veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit middelenverbod mee te werken aan bloed- en urineonderzoek, zolang en voorzover de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat wanneer veroordeelde niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel meewerkt, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
3 maanden.
Aldus gedaan door mr. R.C. Moed, voorzitter, mr. A.C. van den Boogaard, rechter, tevens kinderrechter, en mr. C.A.M. van Straalen, rechter, bijgestaan door mr. M.Z. Schoppink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 2 januari 2018.