In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Delphi Hotels Nederland B.V. en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure betreft een huurprijsdispuut dat voortvloeit uit een eerdere uitspraak van de huurcommissie over de redelijkheid van de huurprijs van een woning die door [gedaagde] wordt gehuurd. De huurcommissie had vastgesteld dat de huurprijs van € 700,00 per maand niet redelijk was en deze had vastgesteld op € 339,11 per maand, gebaseerd op een puntenaantal van 72, waarbij de wettelijk voorgeschreven minimumwaarde voor de WOZ-waarde werd gehanteerd. Delphi Hotels was het niet eens met deze uitspraak en heeft de kantonrechter verzocht om de huurprijs te handhaven op het oorspronkelijke bedrag van € 700,00.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurcommissie terecht de wettelijk voorgeschreven minimumwaarde heeft gehanteerd, omdat er geen aparte WOZ-beschikking voor de zelfstandige woonruimte was afgegeven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurprijs per 1 oktober 2016 moet worden vastgesteld op € 339,11 per maand, zoals door de huurcommissie was bepaald. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde] recht heeft op terugbetaling van het teveel betaalde huurbedrag, dat is ontstaan door het betalen van € 700,00 per maand in plaats van de vastgestelde huurprijs van € 339,11. De kantonrechter heeft Delphi Hotels veroordeeld tot betaling van € 6.496,02 aan [gedaagde], vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2016.
De uitspraak benadrukt het belang van de WOZ-waarde in huurprijsbepalingen en bevestigt dat verhuurders zich moeten houden aan de richtlijnen van de huurcommissie, vooral wanneer er geen aparte WOZ-beschikkingen zijn. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] toegewezen, omdat Delphi Hotels in zowel de conventie als de reconventie in het ongelijk is gesteld.