ECLI:NL:RBMNE:2018:5761

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
23 november 2018
Zaaknummer
16.652200-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling echtgenoot met deels voorwaardelijke gevangenisstraf en geen reclasseringstoezicht

Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 februari 2018 in Almere haar echtgenoot heeft mishandeld. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, en de verdediging door mr. E. Boskma. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte haar echtgenoot in het gezicht heeft geslagen en een telefoon tegen zijn hoofd heeft gegooid. Tijdens de zitting op 28 augustus 2018 heeft de rechtbank het bewijs beoordeeld, waarbij de verklaringen van de aangever en de verbalisanten zijn meegewogen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever, die letsel vertoonde, steun vond in de waarnemingen van de verbalisanten. De rechtbank achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes weken geëist, maar de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, te vervangen door 25 dagen hechtenis bij niet-naleving, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.652200-18 en 16.068485-17 (vordering tenuitvoerlegging) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
ingeschreven op [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 15 februari 2018 in Almere haar echtgenoot [slachtoffer] heeft mishandeld door in zijn gezicht te slaan en een telefoon tegen zijn hoofd te gooien.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich op
15 februari 2018 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van haar echtgenoot
[slachtoffer] door hem in het gezicht te slaan en een telefoon tegen het hoofd te gooien.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit kan worden gekomen. Verdachte heeft verklaard de telefoon wel te hebben gegooid, maar dat zij niet de opzet had haar echtgenoot te raken. Zij ontkent haar man te hebben geslagen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 15 februari 2018 met zijn vrouw [verdachte] in zijn woning in Almere was. [1] [voornaam van verdachte] lag op de bank en [slachtoffer] zat aan de tafel. Hij zag vanuit zijn ooghoek iets zijn kant opvliegen en voelde een doffe harde klap op zijn rechterslaap. Hij zag dat de huistelefoon op de grond uit elkaar viel. [voornaam van verdachte] stond op van de bank, kwam naast hem staan en gaf hem een vuistslag op zijn neus. Hij heeft een bult en een blauwe plek op zijn rechterslaap. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] die de aangifte ongeveer 2 uur na het incident opneemt op het politiebureau ziet bij [slachtoffer] een blauwe plek zitten. [3] Ook verbalisant [verbalisant 2] ziet op het politiebureau letsel op het hoofd van [slachtoffer] op de plek waar hij aangaf te zijn geraakt door een telefoondek welke [voornaam van verdachte] had gegooid. [4]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij met haar echtgenoot in de woning was en met een telefoon had gegooid. [5]
De verklaring van aangever vindt steun in de waarnemingen van de verbalisanten. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring, zowel waar deze ziet op het gooien van de telefoon als het geven van de vuistslag in zijn gezicht. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan de haar ten laste gelegde mishandeling schuldig heeft gemaakt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 15 februari 2018 te Almere opzettelijk mishandelend haar echtgenoot, te weten
[slachtoffer] , in het gezicht heeft geslagen en een telefoon tegen het hoofd heeft gegooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Mishandeling, begaan tegen haar echtgenoot.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken. De officier van justitie heeft daartoe betoogd dat het taakstrafverbod van toepassing is, verdachte blijkens informatie van de reclassering geen probleembesef heeft en zij zich aan geen enkele vorm van hulpverlening heeft gehouden. Een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarom passend en geboden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er sinds het incident sprake is van een positieve ontwikkeling. Verdachte heeft door de schorsingsvoorwaarden het besef gekregen dat zij wat aan haar problemen moest doen. Ze is gestopt met het drinken van alcohol en heeft zelf hulp gezocht. Verdachte is gebaat bij een voorwaardelijke straf met voorwaarden die haar daarbij ondersteunen. Voor het toezicht daarop is de reclassering nodig. Het afschrikeffect van een voorwaardelijke straf is voldoende voor verdachte om op het rechte pad te blijven. Rekening houdend met het taakstrafverbod kan daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan huiselijk geweld door haar echtgenoot te slaan en een telefoon tegen zijn hoofd te gooien. Door haar handelen heeft verdachte pijn teweeggebracht bij haar echtgenoot en een onveilige situatie gecreëerd voor hem en haar zoon en moeder die ook in de woning waren. Huiselijk, relationeel geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van de slachtoffers, maar de ervaring leert dat dergelijke feiten ook voor onrust in de samenleving zorgen. Uit het dossier volgt dat er door de problemen binnen het gezin al lange tijd overlast in de buurt werd veroorzaakt, waarvoor de politie meerdere malen is ingeschakeld.
De aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigen echter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Bij de bepaling van een passende strafmaat zoekt de rechtbank in beginsel aansluiting bij de geldende (straf)oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en de straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast wordt in strafverzwarende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juli 2018 op
14 augustus 2017 strafrechtelijk is veroordeeld voor onder meer drie keer het mishandelen van haar echtgenoot. Al met al acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 50 uur - te vervangen door 25 dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht - passend en geboden. Deze straf doet recht aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte.
De rechtbank ziet daarnaast aanleiding een voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen voor de duur van 33 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Met dit voorwaardelijke strafdeel beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Dit is vooral van belang nu uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de problemen van verdachte en de problemen in de thuissituatie nog niet zijn opgelost. Er is haar veel hulp aangeboden, maar zij heeft daar onvoldoende aan willen meewerken. Alle pogingen van politie en hulpverlening hebben daardoor niet geleid tot een wezenlijke verbetering van de situatie. De rechtbank ziet daarom, conform het advies van de reclassering, geen ruimte voor het opnieuw opleggen van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke strafdeel.
De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt op het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf in mindering gebracht.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Midden-Nederland van 14 augustus 2017 (parketnummer 16.068485-17) is verdachte een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uur subsidiair 15 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaar opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding hiervan af te wijken.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
50 uur;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
25 dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
33 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee jaarvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.068485-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 14 augustus 2017 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uur te vervangen door 15 dagen hechtenis als verdachte deze taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. J.F. Haeck en H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2018.
Mr. Den Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 15 februari 2018 te Almere opzettelijk mishandelend haar echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer] , in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of een telefoon in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft gegooid.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte nr. PL0900-2018046273-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, blz. 14 van het proces-verbaal nr. 2018046273.
2.Proces-verbaal van aangifte nr. PL0900-2018046273-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, blz. 15 van het proces-verbaal nr. 2018046273.
3.Proces-verbaal van aangifte nr. PL0900-2018046273-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, blz. 15 van het proces-verbaal nr. 2018046273.
4.Proces-verbaal van bevindingen nr. PL0900-2018046273-21, blz. 69 van het proces-verbaal
5.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2018.