ECLI:NL:RBMNE:2018:5760

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
23 november 2018
Zaaknummer
16.652432-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nauwe en bewuste samenwerking bij beroving slachtoffer van zijn telefoon

Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 april 2018 in Almere samen met een ander een telefoon van een slachtoffer heeft gestolen. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een terechtzitting op 28 augustus 2018, waarbij de officier van justitie, mr. C. Goedegebuure, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H. Gase, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging hield in dat de verdachte, samen met een mededader, geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer om de telefoon te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader een plan hadden om de telefoon te stelen en dat zij dit met geweld hebben uitgevoerd. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij op het fietspad liep toen de verdachte en zijn mededader op een scooter aan kwamen rijden. De passagier trok de telefoon uit de hand van het slachtoffer en gebruikte geweld om te voorkomen dat het slachtoffer hen zou tegenhouden. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft geoordeeld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en heeft een taakstraf van 80 uur opgelegd, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is er een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand opgelegd met een proeftijd van twee jaar, waarbij toezicht door de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.652432-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en mr. H. Gase, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 28 april 2018 in Almere samen met een ander een telefoon van [slachtoffer] heeft gestolen, waarbij geweld tegen die [slachtoffer] is gebruikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte samen met een ander een mobiele telefoon van [slachtoffer] heeft weggenomen en dat daarbij geweld tegen [slachtoffer] is gebruikt zoals tenlastegelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat gelet op de inhoud van het dossier en de verklaring van verdachte tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit kan worden gekomen, behalve het vastpakken bij de keel en het slaan tegen het hoofd van het slachtoffer. Er is onvoldoende bewijs voorhanden om vast te kunnen stellen dat deze vorm van geweld tegen het slachtoffer is gebruikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 28 april 2018 over het [fietspad] in Almere liep. Hij had zijn iPhone in zijn hand. [1] Er kwam een scooter met twee personen erop aanrijden, die vlak voor hem tot stilstand kwam. De passagier trok de telefoon uit zijn hand en gaf hem een harde duw. [slachtoffer] stapte naar voren en pakte de passagier aan zijn jas vast om te voorkomen dat ze met zijn telefoon zouden wegrijden. De passagier keek achterom en pakte hem bij zijn kraag vast. Hij greep [slachtoffer] bij zijn adamsappel en kneep. [slachtoffer] kreeg bijna geen lucht meer. Vervolgens gaf de passagier hem een vuistslag op zijn kaak. [2] Hij voelde dat de passagier hem nogmaals op dezelfde wijze sloeg. [slachtoffer] werd duizelig toen hij hem voor de tweede keer in zijn gezicht raakte. Het werd zwart voor zijn ogen en hij voelde zich genoodzaakt de passagier los te laten. [3]
Getuige [getuige] reed op 28 april 2018 over het [fietspad] . [4] Hij zag twee jongens op een scooter. Een derde jongen probeerde de passagier van de scooter af te trekken. De passagier probeerde zich los te maken door wild met zijn armen te bewegen. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij achterop de scooter zat en [medeverdachte (voornaam)] de scooter bestuurde. Ze hadden afgesproken dat ze de telefoon zouden pakken en wegrijden. Ze wilden de telefoon verkopen en verdachte ging er vanuit dat ze het geld dat ze ervoor zouden krijgen zouden verdelen. Toen de scooter stilstond pakte hij de telefoon van de jongen en reden ze weg. De jongen bleef aan de scooter hangen en hij pakte verdachte bij zijn schouder. Verdachte probeerde de jongen van zich af te houden. [6]
De verklaring van verdachte dat ze een afspraak hadden gemaakt met die jongen omdat de jongen zijn telefoon wilde verkopen en hij de telefoon daarom aan verdachte gaf, is door verdachte op geen enkele wijze onderbouwd of voor de rechtbank verifieerbaar gemaakt. Verdachte heeft op vragen van de rechtbank ter zitting ook niet willen verklaren hoe de afspraak met aangever tot stand was gekomen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt niet aannemelijk. De verklaring van aangever daarentegen vindt steun in de verklaringen van verdachte en de getuige. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan zijn verklaring, ook niet waar die ziet op het tegen hem gebruikte geweld door verdachte.
De rechtbank stelt op grond van voornoemd bewijs vast dat:
- verdachte en zijn mededader samen het plan hadden bedacht om de telefoon te pakken en vervolgens weg te rijden;
- verdachte geweld tegen [slachtoffer] heeft gebruikt toen die wilde voorkomen dat ze met zijn telefoon zouden wegrijden door [slachtoffer] te duwen, bij de kraag van zijn jas en zijn keel vast te pakken en hem meerdere malen in het gezicht te slaan;
- verdachte en de mededader met de telefoon op de scooter zijn weggereden;
- ze de telefoon wilden verkopen en de buit zouden verdelen.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader bij de beroving van [slachtoffer] . De rechtbank acht het medeplegen van de diefstal met geweld van een telefoon van [slachtoffer] zoals tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 28 april 2018 te Almere tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (iPhone), toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte:
- voornoemde telefoon uit de hand van voornoemde [slachtoffer] heeft gepakt, en
- voornoemde [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geduwd, en
- voornoemde [slachtoffer] bij de kraag van zijn jas en bij de keel heeft vastgepakt, en
- voornoemde [slachtoffer] meerdere malen in het gezicht heeft geslagen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uur te vervangen door 40 dagen jeugddetentie als verdachte die taakstraf niet naar behoren verricht en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar met jeugdreclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het een volslagen onbezonnen daad is geweest. Verdachte heeft ervan geleerd en er is dan ook sinds het incident sprake van een positieve ontwikkeling. Verdachte was minderjarig ten tijde van het plegen van het feit en hij is een first-offender. Een deels voorwaardelijke werkstraf met begeleiding door de jeugdreclassering is een passende sanctie om verdachte op het rechte pad te kunnen houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof door een mobiele telefoon uit de handen van een 13-jarig slachtoffer te trekken. Vervolgens heeft verdachte geweld tegen het slachtoffer gebruikt om weg te kunnen komen door hem te duwen, te slaan en hem bij zijn keel vast te pakken. Verdachte en zijn mededader zijn berekenend te werk gegaan. Ze hebben van tevoren het plan bedacht de jongen van zijn telefoon te beroven en deze te verkopen en zijn daartoe vervolgens samen op pad gegaan. Een dergelijk feit wordt in de regel door het slachtoffer als bedreigend en beangstigend ervaren en kan nog lange tijd nadelige psychische gevolgen hebben. Gezien het openlijke karakter van deze straatroof, op de openbare weg, kan een feit als dit bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweegbrengen.
Verdachte heeft ter zitting echter niet de indruk gegeven doordrongen te zijn van de ernst van wat hij heeft gedaan. Hij heeft ook geen volledige openheid van zaken willen geven.
De rechtbank maakt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juli 2018 op dat verdachte niet eerder voor het plegen van (soortgelijke) misdrijven is veroordeeld.
De Raad voor de Kinderbescherming en [naam instelling] komen in de rapporten van 31 juli 2018 respectievelijk 28 juni 2018 tot de conclusie dat er zorgen zijn op verschillende leefgebieden. De kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten blijft aanwezig. De gewetensfunctie en het normbesef zijn bij verdachte niet volledig ontwikkeld. Het is van belang dat de reeds ingezette jeugdreclasseringsmaatregel doorgang blijft vinden, zodat er aan de zorgen gewerkt kan worden en er zicht op verdachte blijft. Daarnaast moet voor verdachte duidelijk worden dat grensoverschrijdend gedrag niet wordt geaccepteerd. Een deels voorwaardelijke werkstraf met toezicht door de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde is een passende straf.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit passend is. Voortzetting van de reeds ingezette begeleiding door de jeugdreclassering is noodzakelijk om de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten in de toekomst te kunnen verminderen en verdachte zijn leven op een positieve wijze vorm te kunnen laten geven. Een voorwaardelijke straf is aangewezen om die voortzetting mogelijk te maken. Door de aard en de ernst van het strafbare feit is deze straf in de vorm van jeugddetentie geboden. Gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij niet eerder voor het plegen van misdrijven met justitie in aanraking is geweest zal een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand worden opgelegd. Daarnaast is een onvoorwaardelijke straf in de vorm van een taakstraf geboden om de ernst van hetgeen verdachte heeft gedaan te benadrukken.
Aan verdachte zal worden opgelegd een taakstraf van 80 uur te vervangen door 40 dagen jeugddetentie als hij deze straf niet naar behoren verricht en een jeugddetentie van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de maatregel van Toezicht en Begeleiding door de jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal op de taakstraf in mindering worden gebracht en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80 uur;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
40 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
1 maand;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
twee jaarvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd:
* in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding zal houden aan de aanwijzingen aan hem te geven door of namens [naam instelling] , afdeling jeugdreclassering, zolang die instelling dat nodig acht;
- waarbij de jeugdreclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H. den Haan en H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2018.
Mr. Den Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (Iphone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader:
- voornoemde telefoon uit de hand van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gepakt/gegrepen, en/of
- voornoemde [slachtoffer] tegen het lichaam heeft/hebben geduwd, en/of
- voornoemde [slachtoffer] bij de kraag van zijn jas en/of bij de keel heeft/hebben vastgepakt/gegrepen, en/of
- voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft/hebben geslagen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte nr. PL0900-2018119495-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2018119495, 1ste pagina.
2.Proces-verbaal van aangifte nr. PL0900-2018119495-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2018119495, 2de pagina.
3.Proces-verbaal van aangifte nr. PL0900-2018119495-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2018119495, 3de pagina.
4.Proces-verbaal verhoor getuige nr. PL0900-2018119495-13, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2018119495, 1ste pagina.
5.Proces-verbaal verhoor getuige nr. PL0900-2018119495-13, als bijlage opgenomen bij proces-verbaal nr. 2018119495, 2de pagina.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2018.