In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000 en verblijvende te Almere, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan. De zaak betreft een tenlastelegging van verkrachting, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van het seksueel binnendringen van het slachtoffer op 15 mei 2017 in Almere. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 29 mei 2018 en 25 september 2018. De officier van justitie, mr. M. Kamper, heeft betoogd dat de verklaring van het slachtoffer wordt ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.C.E.C. Luns, heeft vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs is voor het feitelijk seksueel binnendringen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van het slachtoffer niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De getuigen, waaronder de vader van het slachtoffer en een vriend, hebben geen bevestiging gegeven van de beschuldigingen. Het DNA van de verdachte is wel aangetroffen op de kleding van het slachtoffer, maar niet op de intieme delen, wat de verklaring van het slachtoffer ondermijnt. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende wettig bewijs is voor de tenlastegelegde verkrachting en spreekt de verdachte vrij.
De benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. J. Neslo, heeft een schadevergoeding van €800,00 gevorderd, maar de rechtbank verklaart deze vordering niet-ontvankelijk, aangezien de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen afgewezen, omdat de verdachte van het huidige feit is vrijgesproken. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. K.F. van Dam, en is op de openbare terechtzitting van 9 oktober 2018 bekendgemaakt.