In deze zaak hebben verzoeksters, een besloten vennootschap en een naamloze vennootschap, een verzoek ingediend tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van bewijsbeslag op gegevens van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Dit verzoek is gedaan in het kader van een voorgenomen schadevergoeding die zij willen vorderen in een bodemprocedure. De verzoeksters stellen dat de NVWA disproportioneel en onrechtmatig heeft gehandeld en dat de gegevens van de NVWA van cruciaal belang zijn voor hun zaak.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot bewijsbeslag afgewezen. De rechter oordeelt dat bewijsbeslag een ingrijpende maatregel is en dat verzoeksters onvoldoende hebben onderbouwd waarom zij niet kunnen volstaan met minder ingrijpende maatregelen, zoals een verzoek op basis van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) of een verzoek op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De rechter wijst erop dat verzoeksters niet duidelijk hebben gemaakt waarom zij geen gebruik maken van de rechtsmiddelen die beschikbaar zijn in de WOB-procedure. Ook is niet aangetoond dat er een reëel gevaar bestaat dat de NVWA gegevens zal vernietigen of verdoezelen. De voorzieningenrechter concludeert dat er andere, minder ingrijpende middelen zijn om de NVWA te bewegen tot actie, en weigert daarom het verzochte verlof tot beslaglegging.