ECLI:NL:RBMNE:2018:5699

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
470150 / HA RK 18-319
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaak met betrekking tot woningoverval

Op 9 november 2018 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door een gedetineerde, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. H.M. Aalmoes. Het verzoek was gericht tegen mr. R. Veldhuisen, de voorzitter van de meervoudige strafkamer, in een strafzaak die betrekking had op een woningoverval. Tijdens de zitting schetste de rechter een beeld van de zaak op basis van het dossier, wat door de raadsvrouw werd geïnterpreteerd als een indicatie van vooringenomenheid. De rechter had in zijn inleiding een samenvatting gegeven van de feiten, inclusief de verklaring van een getuige die zowel de verdachte als anderen belastte. De raadsvrouw stelde dat deze opmerkingen de schijn van vooringenomenheid wekten, omdat de rechter al een oordeel leek te hebben gevormd voordat het bewijs was besproken.

De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard. Zij oordeelde dat de rechter zich niet had uitgelaten over de bewijskracht van de verklaringen en dat zijn opmerkingen niet duidden op vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter de nodige voorzichtigheid had betracht en dat het aan de verdachte was om vragen te stellen over de onderdelen van het dossier. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brachten. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 470150 / HA RK 18-319
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
9 november 2018
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [vestigingsplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
Raadsvrouw: mr. H.M. Aalmoes.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het proces-verbaal van de zitting van 9 november 2018.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 9 november 2018 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en zijn raadsvrouw en de gewraakte rechter verschenen. Voorts was aanwezig de officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan.
1.3.
Direct na sluiting van het onderzoek heeft de wrakingskamer mondeling uitspraak gedaan en het verzoek ongegrond verklaard. Het onderstaande is de schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing en is opgemaakt op 13 november 2018

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. R. Veldhuisen, als voorzitter van de meervoudige strafkamer (hierna te noemen: de rechter), in de strafzaak tegen verzoeker met parketnummer 16/705065-18. De strafzaak is ter terechtzitting van 9 november 2018 behandeld door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank. Tijdens de terechtzitting heeft mr. Aalmoes, namens verzoeker, de wraking verzocht van de rechter.
2.2.
Mr. Aalmoes heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd – zakelijk weergegeven – dat gelet op de door de rechter gegeven inleiding en samenvatting van het dossier, waarbij de rechter heeft gezegd ‘
dat uit het dossier het beeld opstijgt dat er een woningoverval is geweest, dat er een getuige is geweest die zichzelf en die cliënt belast’de vooringenomenheid van de rechter met betrekking tot de zaak blijkt. Bij de behandeling van het wrakingsverzoek heeft mr. Aalmoes naar voren gebracht dat naast het feit dat de rechter het beeld tekent, hij het ook inkleurt door aan te geven dat getuige [getuige] zichzelf belast naast anderen, waaronder verzoeker. Dit is een indicatie dat de rechter de verklaring van deze getuige betrouwbaar acht. De opmerking van de rechter kan naar objectieve maatstaven bij verzoeker de gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid van de rechter hebben gewekt. Mr. Aalmoes heeft voorts naar voren gebracht dat het plaatje voor de rechter al compleet was, terwijl dit nog niet compleet kon zijn nu de bespreking van de bewijsmiddelen nog moest beginnen.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Bij de behandeling van het wrakingsverzoek heeft de rechter naar voren gebracht dat hij, gelet op de gekozen proceshouding van verdachte, een algemeen beeld, op afstand beschouwd, uit het dossier heeft voorgehouden, met het voornemen het dossier daarna verder voor te houden aan verdachte.
2.4.
De officier van justitie heeft bij de behandeling van het wrakingsverzoek naar voren gebracht dat het schetsen van een beeld van de zaak en het geven van een korte samenvatting van hetgeen zich in het dossier bevindt op geen enkele manier tot vooringenomenheid kan leiden. Naar het oordeel van de officier van justitie is het wrakingsverzoek ongegrond.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn of haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Uit het proces-verbaal is gebleken dat de rechter een inleiding heeft gegeven bij de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker. Bij deze inleiding heeft hij een schets gegeven van de zaak zoals de rechtbank die uit het dossier heeft kunnen afleiden. De rechter heeft hierbij de grote lijn voorgehouden van het beeld dat uit dit dossier opstijgt. De wrakingskamer beschouwt dit als volgt. De rechter heeft onderdelen van het dossier sterk samengevat en op een rij gezet. Bij die onderdelen van het dossier behoort ook de verklaring van [getuige] waarin de rechtbank blijkbaar heeft gelezen dat zij zichzelf en ook verzoeker belast. In tegenstelling tot wat mr. Aalmoes aanvoert kan de wrakingskamer daarin niet lezen dat de rechter op enigerlei wijze die verklaring een waardering heeft toegekend. De conclusie van mr. Aalmoes, dat de rechter daarmee heeft gezegd dat hij de verklaring betrouwbaar acht, voert dan ook te ver. De wrakingskamer is van oordeel dat dit ook geldt voor alle andere onderdelen van het dossier, aan de hand waarvan de rechter het beeld heeft geschetst van de zaak zoals de rechtbank dat zag. Het noemen van een bewijsmiddel en het samenvatten van de inhoud daarvan, betekent niet dat de rechter op enigerlei wijze dat bewijsmiddel waardeert of over dat bewijsmiddel zegt of het wel of niet tot bewijs van het tenlastegelegde kan strekken. Het voorgaande betekent dat de rechter zich niet uitgelaten heeft over de bewijskracht van welk bewijsmiddel dan ook, en zich derhalve op geen enkele wijze heeft uitgelaten over de schuld van verzoeker aan het ten laste gelegde.
3.4.
De wrakingskamer overweegt voorts dat de rechter heeft gezegd dat er later nog zou worden ingegaan op de bewijsmiddelen. Mr. Aalmoes heeft naar voren gebracht dat het onderzoek nog niet compleet was en dat een en ander nog besproken diende te worden. Dit wordt dus onderschreven door de rechter.
3.5.
De wrakingskamer overweegt ten slotte dat de rechter aan het einde van de door hem gegeven samenvatting zegt:
‘Dit is het beeld dat lijkt te ontstaan als je op grote afstand naar het dossier kijkt. Mijn vraag aan u, verdachte is of u dat beeld herkent?’. De wrakingskamer kan niet anders afleiden dan dat de rechter de nodige voorzichtigheid in acht genomen heeft bij het schetsen van het beeld dat volgens de rechtbank uit het dossier naar voren kwam. De rechter heeft hiermee te kennen gegeven dat het aan verzoeker is om vraagtekens te mogen en kunnen zetten bij alle onderdelen van het dossier die ter sprake kunnen en zullen komen bij de behandeling.
3.6.
Dit alles overziende komt de wrakingskamer tot de slotsom dat uit hetgeen de rechter heeft gezegd niet valt af te leiden dat hij op enigerlei wijze vooringenomen zou zijn, ook niet gemeten naar objectieve maatstaven.
3.7.
Nu overige feiten en omstandigheden die een uitzonderlijke omstandigheid als bedoeld in 3.2. opleveren, niet zijn gesteld noch zijn gebleken, moet de slotsom zijn dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Het verzoek tot wraking zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, alsmede aan de voorzitter van de afdeling straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16/705065-18 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. G.J.J.M. Essink en R.M. Berendsen, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2018.
de griffier de voorzitter
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.