ECLI:NL:RBMNE:2018:5698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
C/16/431765 / HA ZA 17-131
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor hagelschade en de vraag naar stormschade onder bijzondere weersomstandigheden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2018, staat de vraag centraal of schade veroorzaakt door hagelstenen kan worden aangemerkt als stormschade, ondanks dat de polisvoorwaarden een specifieke definitie van storm hanteren. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.R.A.G. Goorts, heeft schadevergoeding gevorderd van ASR Schadeverzekering N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. W.A.M. Rupert, na schade te hebben geleden door hagelinslag tijdens een supercel. In een tussenvonnis van 23 augustus 2017 werd de eiser de gelegenheid geboden om te onderbouwen dat de schade het beeld van stormschade vertoonde. De rechtbank oordeelt echter dat de eiser hierin niet is geslaagd. De rechtbank concludeert dat de schade niet kan worden aangemerkt als stormschade, omdat de schade is veroorzaakt door hagel en niet door stormachtige omstandigheden zoals gedefinieerd in de polis. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die aan de zijde van ASR zijn begroot op € 14.703,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/431765 / HA ZA 17-131
Vonnis van 14 november 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en ASR genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 augustus 2017,
  • de akte van [eiser] van 15 november 2017, met producties,
  • de antwoordakte van ASR van 24 januari 2018, met producties,
  • de brief van 27 augustus 2018 van [eiser] , met producties,
  • de brief van 5 september 2018 van ASR, met producties,
  • de brief van 7 september 2018 van ASR,
  • de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan door [eiser] vertoonde beelden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het vonnis van 23 augustus 2017 heeft de rechtbank overwogen dat, wanneer hagelstenen door de wind zijwaarts bewogen worden dat mogelijk als stormschade beschouwd kan worden. De rechtbank heeft [eiser] de kans gegeven te onderbouwen dat (een deel van) de schade het beeld van stormschade vertoont, bijvoorbeeld doordat de hagel die de schade heeft toegebracht zodanig door de wind werd bewogen dat daardoor schade is ontstaan die niet zou zijn ontstaan wanneer de hagel min of meer verticaal gevallen was.
2.2.
In zijn pleidooi heeft [eiser] , onder verwijzing naar uitspraken van de rechtbank Rotterdam en de rechtbank Den Haag, de rechtbank verzocht “nog eens kritisch naar het tussenvonnis te kijken”. De rechtbank ziet in hetgeen [eiser] naar voren heeft gebracht geen aanleiding terug te komen van de overwegingen in het vonnis van 23 augustus 2017 dat er op 23 juni 2016 geen storm was als bedoeld in de polisvoorwaarden en dat de neerslag is aan te merken als hagel.
2.3.
Op verzoek van [eiser] heeft de bouwkundige ir. [A] van [adviesbureau 1] B.V. een rapport uitgebracht.
[A] is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
“- een windsnelheid van 30 meter per seconde (de windsnelheid varieerde, maar de hoogst gemeten windsnelheid was 25 a 30 m per seconde)
- de hagelstenen hebben een diameter van 5 cm.
- hagelstenen van deze omvang bereiken een valsnelheid van 32 m per seconde en hebben een kinetische energie van 29.80 Joule.
- de kinetische energie van de hagelsteen wordt bij een hoek van 90 graden volledig omgezet in impactenergie (botskracht).
- de windsnelheid in horizontale richting bepaalt de grootte van de horizontale valcomponent.
- als gevolg van de windsnelheid van 30 meter per seconde neemt de snelheid van de hagel toe met 37,5% en de kinetische energie met 87%. De (horizontale) windsnelheid afgezet tegen de (verticale) valcomponent leidt tot een ‘impactrichting’ tussen de 90 en bijna 45 graden ten opzichte van een horizontaal vlak en:
bij een hoek van tussen de 90 en 70 graden kan de schade alleen zijn ontstaan onder invloed van de wind.
bij een hoek van tussen de 70 en 21 graden zal de schade vooral zijn ontstaan als gevolg van een interactie tussen wind en vallende hagel.
bij een hoek van minder dan 21 graden is de wind van ondergeschikt belang voor het ontstaan van de schade.”
Op basis van deze uitgangspunten heeft [A] het volgende geconcludeerd:
Voor de gevels:
“- zonder invloed van de wind, (de ‘horizontale valcomponent’) kan hagel geen schade aan (de verticale vlakken van) de gevels veroorzaken.
- als gevolg van de windsnelheden was de impactenergie van de hagel vrijwel gelijk (87%) aan hagel die op een horizontaal vlak valt. De impact van een hagelsteen met een diameter van 5 cm is daarmee op het verticale vlak van de gevels ruim 26 Joule.
- of er als gevolg van deze impact schade aan de gevel ontstaat hangt af van de weerstand van het gevelmateriaal tegen deukvorming. De sandwichpanelen waar de gevels van zijn gemaakt vallen in klasse 3 van de tabel Hail Impact Resistanceklasse (hierna: HIR), waarbij de impact weerstand maximaal 3,5 J bedraagt. Bij een horizontale impact van 3,5 hoort een windsnelheid van 11m per seconde.
- de beschadiging aan de gevels blijkt volgens [A] ook uit het feit dat de noord-west gevels dus in de overwegende windrichting, meer beschadigd zijn dan de andere gevels.
Voor de hellende daken:
- bij de (niet verticale vlakken van de) daken speelt naast de horizontale valcomponent de valsnelheid van de hagelsteen een rol. De invloed van de valsnelheid van de hagelsteen neemt toe naarmate de dakhelling geringer is:
- vezelcementgolfplaten van het dak hebben een lagere HIR-score dan metalen platen en deze platen zijn niet vlak, maar gegolfd. Daardoor komt bij elk golfgedeelte de drie genoemde valhoeken voor
- de schade is juist aan de zijkanten van de profielen waar de hagel met de grootste hoek is ingeslagen”
ASR heeft naar aanleiding van het rapport van [A] de heer [B] , werkzaam bij [adviesbureau 2] verzocht een rapport uit te brengen. [B] heeft tegen het rapport van [A] de volgende bezwaren naar voren gebracht:
“- [A] gaat er bij zijn berekeningen ten onrechte uit van een windsnelheid van 30 m/s. MeteoGroup (productie 19 bij de dagvaarding) waarop [A] zich baseert noemt een maximale windstoot tussen de 25 en 30 m/s. Dit is een geschatte windsnelheid. Het is logischer om uit te gaan van de concrete meetgegevens nabij de locatie van [eiser] (productie 6 bij de conclusie van antwoord: maximale windvlaag van 24,1 m/s en een windsnelheid van 12,3 m/s).
- [A] rekent ten onrechte met hagelstenen met een diameter van 5 cm. Uit het rapport van Meteo Consult blijkt dat de hagelstenen een diameter hadden tussen de 5 tot 10 cm en een hagelsteen van 6 cm heeft een twee maal zo grote impact als een steen van 5 cm.
- bij zijn berekening van de valhoek heeft [A] de horizontale snelheid van de hagelsteen gelijkgesteld aan de windsnelheid. Dit is niet juist. De horizontale snelheid van de hagelsteen zal door zijn massa lager blijven dan de horizontale snelheid van de windstoot. De berekening dat de valhoek 45 graden is, is gebaseerd op dit uitgangspunt en daarom niet juist.
- [A] gaat uit van een onjuiste HIR voor de gevelplaten en de vezelcementgolfplaten van het dak.”
Verder stelt ASR/ [B] :
“Hagelstenen zullen nooit verticaal naar beneden vallen. Er zal altijd enige wind zijn die invloed heeft op de hoek waaronder de hagelstenen vallen. Bij een ‘normale’ windsnelheid van 8 meter per seconde is de valhoek van een hagelsteen met een doorsnee van 5 cm 15 graden, dan is schade (deuken) aan de gevelplaten niet uit te sluiten. Bij een windkracht van 13 m per seconde (windkracht 6) is de schade hoogstwaarschijnlijk. Verder heeft [B] opgemerkt dat de gevel maar op enkele plaatsen is geraakt door de hagelstenen. Als de hagelstenen in een hoek van 45 graden zouden zijn gevallen, zou de gevel op net zo veel plaatsen beschadigd moeten zijn als het dak.”
2.4.
Het gaat om de vraag of ondanks het feit dat er niet was voldaan aan de in de polisvoorwaarden gegeven definitie van storm, vanwege de bijzondere weersomstandigheden (supercel) toch sprake zou kunnen zijn van (een beeld van) stormschade. Vaststaat dat de schade is veroorzaakt door de inslag van de hagelstenen. In het vonnis van 23 augustus 2017 is geoordeeld dat het feit dat als gevolg van de supercel en de daarbij optredende grote windsnelheden zeer hoog in de lucht de hagelstenen uitzonderlijk groot waren, geen reden is van stormschade te spreken in plaats van hagelschade. Het gaat er dus alleen om in hoeverre de wind(vlagen) invloed hebben gehad op de richting van de hagelstenen en daarmee bepalend zijn geweest voor de schade.
2.5.
Partijen zijn het erover eens dat windsnelheid invloed heeft op de hoek waarmee de hagelstenen vallen en dat de grootte van deze valhoek van invloed is op de impact die de hagelstenen hebben op het materiaal waarop ze terechtkomen. Hoe groter de valhoek, des te meer invloed hebben de hagelstenen op het materiaal. Zonder wind valt de hagel wellicht niet verticaal naar beneden, maar de valhoek zal dan zo klein zijn dat er geen schade kan optreden.
2.6.
De hiervoor genoemde uitgangspunten betekenen niet dat schade die is veroorzaakt doordat hagelstenen door de invloed van de wind tegen de verticale gevelvlakken zijn gebotst, altijd is aan te merken als stormschade. De rechtbank geeft ASR op dit punt gelijk in haar stelling dat in het geval deze schade ook kan zijn ontstaan doordat een ‘normale’ windkracht de richting van de hagelstenen heeft beïnvloed, er geen sprake is van (een beeld van) stormschade. Een andere opvatting zou immers tot gevolg hebben dat elke schade die optreedt als gevolg van een combinatie van hagel en wind, zou moeten worden aangemerkt als stormschade. Dit zou geen recht doen aan het uitgangspunt dat alleen stormschade is gedekt onder deze polis en schade als gevolg van hagel in beginsel niet. Om van stormschade te kunnen spreken is het dus noodzakelijk dat vast komt te staan dat windkracht die minder was dan windkracht 7 (storm in de zin van de polisvoorwaarden) niet heeft kunnen bijdragen aan de schade. Met andere woorden dat de schade uitsluitend veroorzaakt kan zijn door de harde windvlagen van de supercel.
2.7.
ASR/ [B] heeft gemotiveerd tegengesproken dat de valhoek van de hagelstenen 45 graden was. Een essentieel punt daarbij was volgens [B] dat [A] ten onrechte de horizontale snelheid van de hagelsteen gelijk heeft gesteld aan de windsnelheid, terwijl daar nog andere aspecten van belang zijn: de massa van de hagelstenen, maar ook de grilligheid en de richting en de (wisselende) grootte van de windsnelheden gedurende de val. [B] heeft met een reeks berekeningen uiteengezet dat de valhoek in de gegeven omstandigheden niet 45 graden heeft kunnen zijn. [A] heeft de berekeningen van [B] bekritiseerd, omdat deze uitgaan van een theoretisch model en omdat er volgens hem ten onrechte wordt uitgegaan van een te geringe valhoogte van de hagelstenen. [A] heeft echter niet met concrete feiten aangetoond dat zijn berekening wel juist zou zijn. Ook zijn berekening is immers gebaseerd op aannames over de windsnelheid die volgens hem gelijk zou zijn aan de horizontale snelheid van de hagelsteen en hij heeft niet nader toegelicht waarom zijn uitgangspunt voor de horizontale snelheid van de hagelsteen juist is.
Daar komt bij dat [A] is uitgegaan van de maximale windsnelheid van 30 m/s, terwijl op basis van de door [eiser] zelf aangeleverde gegevens een snelheid van maximaal 24 m/s logischer was geweest. Hoewel achteraf niet precies kan worden vastgesteld wat de valhoek is geweest, heeft [A] onvoldoende onderbouwd dat deze 45 graden was.
2.8.
[A] is bij zijn beoordeling dus uitgegaan van de hoogst mogelijke windsnelheid en de daarmee samenhangende grootste valhoek van de hagelstenen met een impact van 26 Joule. Voor de vraag of de materialen van de gevels voldoende sterk waren om de impact van deze valhoek te kunnen weerstaan, is hij ervan uitgegaan dat de gevels een impactweerstand hebben van 3,5 J. Het is duidelijk dat materiaal met een impactweerstand van 3,5 Joule beschadigd wordt, als daar een kracht van 26 Joule op wordt uitgeoefend, maar daar gaat het hier niet om. Zoals hiervoor is overwogen moet bij de beantwoording van de vraag of de schade het beeld toont van stormschade worden beoordeeld of de schade ook had kunnen ontstaan bij windsnelheden die lager zijn dan de stormsnelheid van 7 s/m. De rechtbank is door het rapport van [A] er niet van overtuigd dat de schade uitsluitend heeft kunnen ontstaan door de aanwezigheid van de harde windstoten die het gevolg zijn van de supercel. [A] heeft geconcludeerd dat bij een HIR van 3,5 een horizontale windsnelheid van 11 m/s hoort. Dit is ruim onder de windsnelheid van 13 m/s (windkracht 6) en dus ook lager dan windkracht 7.
Daar komt bij dat de metalen sandwichpanelen waar de gevels van zijn gemaakt volgens de door [A] gehanteerde tabel vallen in HIR-klasse 2, met een impactweerstand van 0,7. Dit is dus aanmerkelijk minder dan de impact weerstand van 3,5 waar hij vanuit is gegaan. [A] heeft weliswaar aangegeven dat in dit geval de gevelpanelen sterker zijn dan de HIR-klasse waarin deze zijn ingedeeld, omdat het materiaal wordt ondersteund door (indrukbaar) isolatiemateriaal, maar hij heeft niet onderbouwd dat dit tot gevolg heeft dat dit leidt tot de aanmerkelijk hogere impactwaarde van 3,5 Joule van HIR-klasse 3. Logischer was het geweest uit te gaan van een waarde die ergens tussen de 0,7 Joule (de impactwaarde van HIR-klasse 2) en de 3,5 Joule (de impactwaarde van HIR-klasse 3) zou liggen. Dit sluit ook beter aan bij de vermelding van [A] dat de waarde “waarschijnlijk iets hoger zal zijn” dan HIR-klasse 2.
2.9.
Verder is nog van belang dat [A] bij al zijn berekeningen is uitgegaan van hagelstenen met een diameter van 5 cm, terwijl er ook veel grotere (tot 10 cm) hagelstenen zijn gevallen.
2.10.
Ook voor de schade aan het dak geldt dat [A] zijn redenering heeft gebaseerd op een valhoek van de hagelstenen van 45 graden. [A] geeft niet aan welke impactweerstand voor het dak geldt. Uitgaande van zijn stelling dat de verzelcementgolfplaten een lagere impactweerstand hebben dan de gevels zou dit HIR-klasse 2 moeten zijn. De impactweerstand van deze klasse is 0,7. [A] rekent voor de verzelcementgolfplaten echter ook met een weerstand van 3,5 Joule, waar een windsnelheid van 11 m/s bij hoort. Zoals blijkt uit de door [A] gebruikte tabel heeft een hagelsteen met een diameter van 5 cm een impact van 29,8 Joule en een hagelsteen met een diameter van 6,4 cm een impact van 71 Joule. Dus een steen die zonder invloed van de wind met een zeer kleine hoek op de lichte dakhelling valt, heeft al een impact die aanmerkelijk groter is dan de weerstand van 3,5 Joule waar [A] van uit is gegaan. De stelling van [A] dat de schade aan het dak vooral is ontstaan door inslagen in de onderste hoek van de golven van de vezelcementgolfplaten, waar deze het zwakst zijn en de inslaghoek het grootst, leidt niet tot een andere conclusie. Uit de foto’s van de schade aan het dak blijkt dat de gaten als gevolg van de hagelinslag verspreid over het dak voorkomen en niet speciaal in de door [A] genoemde hoek.
2.11.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat de schade aan de gevels en de daken niet het beeld toont van stormschade. Er is dus geen reden om de schade die is veroorzaakt door de hagelinslag aan te merken als stormschade. Vergoeding van deze hagelschade op grond van de verzekering die slechts dekking biedt voor stormschade is daarom niet aan de orde. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
2.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:
- griffierecht € 3.894,00
- salaris advocaat
10.809,00(4,5 punt × tarief € 2.402,00)
Totaal € 14.703,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van ASR tot op heden begroot op € 14.703,00,
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 4183/SM