5.7.Waar het handelen van [verweerster] overgaat in verwijtbaar handelen is het feit dat de samenwerking tussen [verweerster] , [A] en [B] het karakter heeft gekregen van een heimelijke samenwerking met niet alleen het doel om een nieuwe baan te verkrijgen, maar ook om [eiseres] schade te berokkenen. Uit de e-mails van [verweerster] , haar verklaring ter zitting en de WhatsApp-conversaties is gebleken dat [verweerster] hevig teleurgesteld was door het gegeven dat zij qua salaris achterbleef bij collega’s met een gelijkwaardige positie in de organisatie. Zij voelde zich niet serieus genomen. Vanuit die gemoedstoestand is [verweerster] op zoek gegaan naar een andere baan en heeft niet onder stoelen of banken geschoven dat zij – door te solliciteren bij de concurrent – [eiseres] een lesje wilde leren. Ter zitting heeft [verweerster] verklaard dat zij boos was op [eiseres] , omdat zij ondanks haar goede resultaten en goed leiderschap geen stap in haar richting wilden doen. Hieronder volgen enkele voorbeelden waaruit de kwade intentie van [verweerster] is gebleken.
Ten eerste uit [verweerster] op 20 en 21 november 2017 het volgende per WhatApp:
“Ben weer aan het kijken naar een giebelende hoofddirectie. Straalt geen kracht uit. Allemaal slap.
Wat een poppenkast. Geen duidelijke visie. Wel paar keer benoemd dat [.] nu niet goed is. Kunnen ze weer opnieuw foto’s maken!
En er zijn zoveel mensen bij [eiseres] die achterover leunen en het allemaal wel goed vinden. Laat ze lekker slapen. Ze zijn zo makkelijk te verslaan.
(…)
Eigenlijk is mijn motivatie al weg voor [eiseres] als ik de spirit en sfeer proef bij [bedrijfsnaam 1] .
Ze zouden ook de hele hoofddirectie en lagen eronder bij [eiseres] moeten vervangen.(…)
Ongelooflijk wat een sukkels zijn het hier.”
Op 23, 24 en 25 november 2017 wordt er onder meer het volgende in de WhatsApp-groep geschreven:
[B] : “Nu komt het nu harder aan als we vertrekken”
[verweerster] : “Echt wel. Maar dat merken ze pas echt als we echt weg zijn.”
(…)
[verweerster] : “Bij [bedrijfsnaam 1] gaat iedereen jou op handen dragen en gaat iedereen van de Directie naar jou luisteren. (…) Ik ben straks [naam functie] . Dus… wij gaan alles verslaan! En [eiseres] ook! Hoe lang duurt het voordat we de NOS scoren?(…)
[verweerster] : “Hahaha. Die namen. Dat gaan wij ze niet vertellen binnen [eiseres] . Dat geheim nemen we mee naar [bedrijfsnaam 1] . We gaan ze geen tips meer geven.(…)
Verder schrijft [verweerster] op 27 november 2017 nog het volgende:
[verweerster] : Ze doen maar bij [eiseres] . Des te sneller komt de klant naar [bedrijfsnaam 1] . (…)
[F (voornaam)] vindt het supergaaf als ik de beste mensen bij [eiseres] wegtrek!!
Naar aanleiding van een eerste afwijzing bij [bedrijfsnaam 1] schrijft [verweerster] op 28 november 2017 in de WhatsApp-groep:
“Ik heb het al laten bezinken en verwerkt. Dat kan ik heel snel. En morgen sla ik terug”
(…)
Ik ga ervoor zorgen dat […] morgen denkt: shit, heb ik misschien toch de verkeerde beslissing genomen. Want dat heeft hij namelijk! En dat ga ik hem morgen vertellen! En ik ga ruzie maken bij [eiseres] . Krijg ik een zak geld mee.”
Op 7 december 2017 schrijft [verweerster] in de WhatsApp-groep:
“Ja, de slechteriken die het schip laten zinken zijn blij. Als wij weggaan ontploft er een bom. En we trekken er nog meer mee. Dan krabbelen ze wel achter hun oren.”
[verweerster] schrijft in haar e-mail van 3 januari 2018 aan [G] naar aanleiding van haar beoordeling:
“Al negen jaar vraag ik om een aanpassing van mijn salaris. (…)
Al vele jaren sta ik zo goed als stil terwijl diverse collega’s om mij heen wel fors zijn gestegen met hun salaris. Ik heb dit de afgelopen jaren al diverse keren aangekaart. (…)
Ik heb er een slecht gevoel over en het houdt me al een tijdje dagelijks bezig, dat weet jij. Het zit me dwars dat de financiële waardering al die jaren niet is gegeven. Wie zorgt er een keer voor mij?”