ECLI:NL:RBMNE:2018:5688
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van wetenschap van aanwezigheid van drugs
Op 21 november 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van drugs, te weten cocaïne en MDMA, in de periode van 1 maart 2018 tot en met 31 maart 2018 in Hilversum en Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft ontkend en dat er onvoldoende bewijs is dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de drugs in de auto. De rechtbank heeft ook overwogen dat het niet kan worden uitgesloten dat de medeverdachte de drugs bij zich droeg zonder dat de verdachte hiervan op de hoogte was.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 4 juli 2018 en 7 november 2018, waarbij de officier van justitie mr. C.J. Booij en de raadsvrouw van de verdachte, mr. Y. Karga, aanwezig waren. Tijdens de zitting op 7 november 2018 is de verdachte beëdigd als getuige in de zaak van zijn medeverdachte, wat leidde tot een discussie over de procesorde. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de procedure niet in overeenstemming was met de juiste procesorde, dit niet heeft geleid tot een schending van de rechten van de verdachte, aangezien hij bijgestaan werd door een raadsvrouw en de procedure hem duidelijk was uitgelegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft zij de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de rechten van de verdachte in het strafproces.