ECLI:NL:RBMNE:2018:5597
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure
Op 13 november 2018 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. P.W.G. de Beer. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere beslissing van de rechter op 26 oktober 2018, waarbij een nieuwe voorwaardelijke machtiging werd verleend in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. Het wrakingsverzoek werd op 29 oktober 2018 ingediend, na de eindbeslissing van de rechter, waardoor de behandeling van de zaak was geëindigd.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een partij een rechter kan wraken indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, in dit geval was de rechter niet meer betrokken bij de zaak op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend, aangezien de eindbeslissing al was genomen. Hierdoor kon het doel van het wrakingsverzoek niet meer worden bereikt.
De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.