ECLI:NL:RBMNE:2018:5595

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
C/16/469006 / JE RK 18-2032
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische behandeling van minderjarige in het kader van pedagogische begeleiding

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 november 2018 uitspraak gedaan over een verzoek van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (GI) om vervangende toestemming te verlenen voor een noodzakelijke medische behandeling van de minderjarige [voornaam van minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015. De ouders van de minderjarige hebben het ouderlijk gezag, maar hebben geen schriftelijke toestemming gegeven voor de behandeling, die gericht is op het stabiliseren van de plaatsing van de minderjarige in een pleeggezin. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de behandeling, die bestaat uit pedagogische begeleiding door orthopedagogen, niet kan worden aangemerkt als een medische behandeling in de zin van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). De kinderrechter oordeelt dat de GI onvoldoende heeft aangetoond dat de voorgestelde behandeling onder de WGBO valt. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af, maar merkt op dat de begeleiding van de pleegouders noodzakelijk is en dat de GI zonder toestemming van de ouders of de kinderrechter kan starten met de begeleiding, gezien de lopende ondertoezichtstelling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens: C/16/469006 / JE RK 18-2032
Datum uitspraak: 2 november 2018

Beschikking vervangende toestemming medische behandeling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de GI,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de vader,

gedetineerd te Duitsland,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats] , verblijvende te [verblijfplaats] ,

Familie [belanghebbende 3] , hierna te noemen de pleegouders,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 16 oktober 2018, ingekomen bij de griffie op
17 oktober 2018;
- het faxbericht met bijlage van de GI, ingekomen op 2 november 2018.
Op 2 november 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- mr. S. Vermeulen, advocaat van de moeder,
- de heer [A] , pleegvader,
- mevrouw [B] en mevrouw [C] namens de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, zijn de moeder, de vader en mr. M.J. Lamers, advocaat van de vader, niet ter zitting verschenen.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 22 juni 2018 is de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verlengd tot 24 juli 2019.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] tot 24 juni 2019 in een voorziening voor pleegzorg verlengd.

Het verzoek

De GI heeft verzocht haar op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek (BW) vervangende toestemming te verlenen voor een noodzakelijke medische behandeling van [voornaam van minderjarige] . Deze medische behandeling betreft de inzet van [naam] vanuit [organisatie] , een intensieve specialistische gezinsbehandeling bij het pleeggezin thuis. De behandeling wordt uitgevoerd door orthopedagogen en is noodzakelijk om de plaatsing van [voornaam van minderjarige] in het pleeggezin te stabiliseren en te continueren. [voornaam van minderjarige] gedraagt zich veelvuldig grensoverschrijdend, is regiebehoeftig en laat zich moeilijk corrigeren. Door [naam] worden de pleegouders begeleid en ondersteund om met het gedrag van [voornaam van minderjarige] om te gaan. De behandeling start met observatiediagnostiek, life-coachen, video-feedback en psycho-educatie. Binnen drie weken wordt duidelijk of aanvullend diagnostisch onderzoek bij [voornaam van minderjarige] nodig is. Dat onderzoek wordt door dezelfde orthopedagoog gedaan. Er worden ook individuele kindbehandelingen uitgevoerd, zoals het behandelen van een trauma, het behandelen van angsten en het werken aan emotie- en agressieregulatie. [organisatie] heeft schriftelijke toestemming van de ouders nodig om de behandeling te starten, anders komt er mogelijk een berisping van het Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ). Beide ouders hebben, ondanks herhaaldelijk verzoek vanuit de GI, geen schriftelijke toestemming gegeven.
De GI heeft ter zitting aangevuld dat de aanwezigheid van woedeaanvallen bij [voornaam van minderjarige] mogelijk een kindeigen probleem is. Een andere mogelijkheid is dat de gedragsproblemen worden veroorzaakt door instabiliteit in zijn leven. [naam] heeft voornamelijk tot doel handvatten aan de pleegouders te geven om met het gedrag van [voornaam van minderjarige] om te gaan.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens de vader is voorafgaand aan de zitting telefonisch doorgegeven dat hij instemt met de behandeling van [voornaam van minderjarige] . Het feit dat de vader instemt met de behandeling is per e-mail meegedeeld aan de GI.
Namens de moeder is ter zitting verklaard dat de benodigde behandeling niet kan worden aangemerkt als een medische behandeling in de zin van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Desondanks is de behandeling hard nodig. De moeder is bereid haar handtekening te zetten, maar heeft geen papieren ontvangen. Zij is de afgelopen periode moeilijk bereikbaar geweest, maar dat zal binnenkort veranderen.

De beoordeling

De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265h BW vervangende toestemming verlenen voor een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien de behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.
Wanneer een minderjarige medisch moet worden onderzocht of medische behandeling
behoeft of wanneer hij moet worden opgenomen in een ziekenhuis, is in beginsel de WGBO van toepassing. De WGBO (artikelen 7:446 tot en met 7:468 BW) bevat bepalingen omtrent de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Ingevolge artikel 7:446 lid 2 BW wordt onder handelingen op het gebied van de geneeskunst (een medische behandeling) verstaan:
a. alle verrichtingen - het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen -rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen;
b. andere dan de onder a bedoelde handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon, die worden verricht door een arts of tandarts in die hoedanigheid.
De kinderrechter is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de door de GI voorgestane behandeling kan worden aangemerkt als een medische behandeling in het kader van de WGBO. De GI heeft de in het verzoekschrift vermelde uitspraken van het tuchtcollege niet kunnen overleggen. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat de pleegouders behoefte hebben aan professionele ondersteuning om [voornaam van minderjarige] te begeleiden, zodat [voornaam van minderjarige] beter om kan gaan met zijn woedeaanvallen. Door middel van de begeleiding van [naam] krijgen de pleegouders handvatten voor de opvoeding van [voornaam van minderjarige] en leren ze ook zelf beter om te gaan met de emoties van [voornaam van minderjarige] . De door de GI voorgestane behandeling is gericht op gedragsverandering van [voornaam van minderjarige] , namelijk een afname van de woedeaanvallen. De behandeling is een hulpvorm die wordt vormgegeven door orthopedagogen. De behandeling van [voornaam van minderjarige] start met observatiediagnostiek, life-coachen, video-feedback en psycho-educatie. Daarna vindt mogelijk diagnostisch onderzoek bij [voornaam van minderjarige] plaats, maar dat staat op dit moment nog niet vast. Mogelijk is er sprake van kindeigen problematiek, maar een andere mogelijkheid is dat de gedragsproblemen van [voornaam van minderjarige] worden veroorzaakt door instabiliteit in zijn leven. De kinderrechter overweegt dat de orthopedagogische behandeling van [voornaam van minderjarige] niet gericht is op een somatische of geestelijke aandoening. Pedagogiek en ook orthopedagogiek is opvoedkunde. Voorts staat vast dat een orthopedagoog geen medicus is. Een pedagogische behandeling valt dus niet onder de reikwijdte van het begrip medische behandeling. Aangezien er naar het oordeel van de kinderrechter geen sprake is van een medische behandeling in het kader van de WGBO zal de kinderrechter het verzoek van de GI om vervangende toestemming voor een medische behandeling als bedoeld in artikel 1:265h BW om deze reden afwijzen.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat naar haar oordeel het ondergaan van de voorgestelde [naam] begeleiding om tot gedragsverandering van [voornaam van minderjarige] te komen in zijn belang zeer noodzakelijk is. Deze [naam] begeleiding is te kwalificeren als jeugdhulp in de zin van de jeugdwet. De GI kan hiervoor een bepaling jeugdhulp afgeven. Gelet op de lopende ondertoezichtstelling is instemming van ouders op grond van artikel 7.3.4 Jeugdwet niet noodzakelijk. [organisatie] kan dus zonder toestemming van ouders of de kinderrechter de [naam] begeleiding starten.

De beslissing

De kinderrechter:

wijst het verzoek af.

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2018 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.W. Rietveld als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 12 november 2018