ECLI:NL:RBMNE:2018:5593

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
16/705836-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor twee gewelddadige diefstallen met een vuurwapen

Op 14 november 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 22-jarige man, die in april 2018 twee gewelddadige diefstallen heeft gepleegd. De verdachte heeft op 7 april 2018, onder bedreiging met een vuurwapen, € 1.255,- van het slachtoffer gestolen. Een week later heeft hij de mobiele telefoon van hetzelfde slachtoffer gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft gepleegd kort na de voorwaardelijke beëindiging van een PIJ-maatregel. De rechtbank heeft de feiten als zeer ernstig beoordeeld, vooral gezien de impact op het slachtoffer, die nog steeds last heeft van de gebeurtenissen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en heeft hem een contact- en straatverbod opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten, en heeft geoordeeld dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht deed aan de ernst van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705836-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 augustus 2018 en 31 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht, en advocaat E.H. Bokhorst namens de benadeelde partij, naar voren hebben gebracht. Op laatstgenoemde zitting is [A] , reclasseringswerker, als getuige-deskundige gehoord.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
zich op 15 april 2018 te Veenendaal heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een mobiele telefoon van [slachtoffer] ;
Feit 2:
zich op 7 april 2018 te Veenendaal heeft schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van
€ 1.255,- van [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten diefstal met (bedreiging met) geweld wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten aangevoerd dat alleen diefstal wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte moet telkens worden vrijgesproken van (bedreiging met) geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
De bewijsmiddelen worden in chronologische volgorde van de ten laste gelegde feiten opgenomen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
[slachtoffer] heeft op 18 april 2018 verklaard dat hij op 8 april 2018 tussen 21.00 uur en 21.30 uur naar de kermis is gegaan bij de [straatnaam] in [plaatsnaam] . Ze reden met [2] zijn drieën in de bus van zijn neefje. Zijn neefje parkeerde zijn bus vlak naast het kermisterrein. Hij zag dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) uit een auto stapte. Hij zag en voelde dat [verdachte] een arm om hem heen sloeg en hem wegleidde bij de auto van zijn neefje vandaan. Ze liepen in de richting van de grotere parkeerplaats. Hij hoorde dat [verdachte] zei dat iemand hem had gevraagd om hem te pakken. Hij zag dat [verdachte] zijn shirt optilde en zag dat er een zwart handvat van een pistool uit zijn broeksband stak. Zijn neefjes stonden op dat moment op ongeveer enkele tientallen meters afstand van hem en [verdachte] . Hij hoorde dat [verdachte] tegen hem zei dat “ze” op moesten rotten omdat hij ze anders neer zou knallen. Hij zag dat [verdachte] met zijn handen in de richting van zijn kleding kwam. Hij heeft zijn handen omhoog gedaan. Hij zag en voelde dat [verdachte] de zakken van zijn kleding navoelde. Hij zag dat [verdachte] uit zijn rechter broekzak geld pakte. Hij had een contant geldbedrag van € 1.255,- bij zich. Hij hoorde dat [verdachte] , terwijl hij hem beroofde, dreigde hem en zijn familie iets aan te doen als iemand er achter zou komen wat er gebeurd was. Hij zag dat [verdachte] het geld in zijn broekzak stopte. [3]
In de door [slachtoffer] op 18 april 2018 gedane aangifte van straatroof is vermeld dat aangever zich op 8 april 2018 in [plaatsnaam] bevond. Dit moet 7 april 2018 zijn. [4]
Getuige [nummeraanduiding 1] heeft verklaard dat hij op 6 of 7 april 2018 op de kermis aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] was. Hij was daar met zijn neef en [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ). Zijn neef parkeerde zijn busje. [5] Hij zag dat iemand uit een Golf stapte. De jongen die uitstapte heet [verdachte] . Hij zag dat [slachtoffer] met [verdachte] meeliep naar de parkeerplaats van voetbalclub [naam] . Hij zag dat [slachtoffer] en [verdachte] in gesprek waren. Hij zag en hoorde dat [verdachte] riep: “oprotten of ik knal jullie ook neer” of woorden van gelijke strekking. Hij zag dat [slachtoffer] zijn handen in de lucht stak en dat [verdachte] vervolgens met zijn handen in de zakken van [slachtoffer] voelde en zijn kleding aftastte. [6]
Getuige [nummeraanduiding 2] heeft verklaard dat hij op 7 april 2018 samen met zijn neef en [slachtoffer] bij de kermis op de [straatnaam] in [plaatsnaam] was. [7] Hij zag dat [verdachte] en [slachtoffer] wegliepen. Hij zag dat [verdachte] in de richting van getuige [nummeraanduiding 2] liep. Op het moment dat hij vlak bij hem stond hoorde hij dat hij iets zei in de trant van: “Nu opkankeren of ik schiet je door je kop”. [8]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 7 april 2018 op een parkeerplaats bij de kermis aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] was. Hij was toen boos en heeft geld uit de zakken van [slachtoffer] gehaald. [9]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
[slachtoffer] is op 15 april 2018 [10] naar de [straatnaam] te [plaatsnaam] gereden. Hij zag [verdachte] (hierna: [verdachte] ) naast een flat staan. [slachtoffer] parkeerde zijn personenauto, een Alfa Romeo, in een parkeervak aan de zijde van de [locatie] . [verdachte] liep naar de ingang van de [locatie] . Hij zag dat [verdachte] naar hem keek en richting hem kwam lopen. [slachtoffer] zat nog steeds in de personenauto. [11] Op een gegeven moment werd het portier aan zijn zijde door [verdachte] geopend. [verdachte] zei “geef die telefoon hier”. Ik zag dat een hand van [verdachte] in mijn richting kwam. [verdachte] sprong op hem. Hij voelde opeens dat de hand van [verdachte] richting zijn mond kwam. Hij voelde een aantal vingers van [verdachte] in zijn mond. Hij voelde dat de vingers van [verdachte] het rechter gedeelte van zijn mond vast pakten. Hij voelde dat [verdachte] met veel kracht aan zijn mond trok. Dit deed ontzettend veel pijn. Het voelde alsof zijn wang helemaal uitscheurde. Op een gegeven moment kon [slachtoffer] zijn linkerarm los krijgen. Hij greep met zijn linkerhand het stuur goed vast. Hierdoor had hij goed grip en kon hij zich afzetten. [12] Door de kracht die hij kon zetten, gleed [verdachte] een beetje van hem af. Hij is vervolgens snel langs [verdachte] uit de personenauto geglipt. Hij voelde dat hij een aantal vuistslagen van [verdachte] kreeg. Toen hij naast de personenauto stond, is hij weggerend. Hij zag dat [verdachte] achter hem aan kwam. Hij is naar het politiebureau gerend. De politie is naar de locatie gegaan waar het gebeurd was. Daar werd door de politie zijn personenauto aangetroffen. [slachtoffer] weet niet waar zijn telefoon is. Zijn telefoon is tijdens de aanval van [verdachte] in zijn personenauto achtergebleven. Hij heeft zijn personenauto bekeken en zijn telefoon is weg. De telefoon die is weggenomen is een iPhone S6. [13]
Toen hij in het politiebureau van [plaatsnaam] kwam, had hij bloed in zijn mond. Zijn mond doet erg zeer. De rechterzijde van zijn gezicht tintelt erg en is warm. Het is erg gevoelig en doet tijdens het doen van de aangifte pijn. Hij voelt ook pijn aan zijn linker oor. Hij denkt dat hij daar een vuistslag op heeft gekregen. [14]
Ter zitting van 31 oktober 2018 heeft de voorzitter geconstateerd dat op de foto van aangever op bladzijde 49 in het dossier te zien is dat in zijn linker mondhoek een donkere substantie zit. [15]
De politie heeft camerabeelden van buurthuis [locatie] bekeken. [16] De betreffende verbalisant ziet op de beelden dat een man op 15 april 2018 om 19.27.33 uur naar een Alfa Romeo loopt en ter hoogte van het bestuurdersportier stil staat. Het beeld van de camera verspringt in tijd.
De verbalisant ziet dat om 19.31.30 uur het bestuurdersportier geopend is. Hij ziet dat achter een boom langs twee personen achter elkaar aan rennen. Hij ziet dat deze personen in de richting van de camera rennen (om 19.31.35 uur). [17] Verbalisant ziet dat de achterste man de eerdergenoemde verdachte is. Verbalisant herkent de man achter wie hij aanrent, als [slachtoffer] . [18]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 15 april 2018 voor buurthuis [locatie] stond. Hij zag [slachtoffer] in een auto zitten. Verdachte liep naar hem toe en deed de autodeur open. Vervolgens is verdachte gaan rennen. [slachtoffer] rende ook. Verdachte heeft vervolgens de mobiele telefoon van [slachtoffer] uit de auto weggenomen. [19]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 15 april 2018 te [plaatsnaam] een mobiele telefoon, Iphone S6, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, door
- die [slachtoffer] op te wachten en
- op de auto van die [slachtoffer] af te lopen en
- te trachten de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en
- met zijn, verdachtes, vingers met kracht aan de mondhoeken van die [slachtoffer] te trekken en
- die [slachtoffer] te stompen/slaan en
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en
- de telefoon van die [slachtoffer] vanuit de auto weg te nemen;
2.
op 7 april 2018 te [plaatsnaam] een geldbedrag van 1.255 euro, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, was gevraagd om die [slachtoffer] te pakken en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] te tonen en
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zijn neefjes weg moesten gaan omdat hij, verdachte, ze anders neer zou knallen en
- die [slachtoffer] te fouilleren en het geld uit de broekzak van die [slachtoffer] te pakken en
- daarbij tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, hem en zijn familie iets aan zou doen als iemand er achter zou komen wat er gebeurd was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Diefstal, voorafgegaan van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.
Feit 2:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 250 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd:
* een meldplicht;
* een contactverbod met de heer [slachtoffer] ;
* een locatieverbod voor de straat [straatnaam] te [woonplaats] ;
* een behandelverplichting door [instelling 2] of een soortgelijke instelling;
* een middelenverbod;
- een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring voor diefstal met geweld komt, de strafeis van de officier van justitie dient te worden gevolgd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Conform het advies van de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich op 7 april 2018 schuldig gemaakt aan diefstal met bedreiging van geweld door een geldbedrag van € 1.255,- van aangever weg te nemen. Verdachte heeft aangever hierbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond in zijn broeksband. Acht dagen later heeft hij zich nogmaals schuldig gemaakt aan diefstal met (bedreiging met) geweld tegenover hetzelfde slachtoffer. Deze keer heeft hij een mobiele telefoon weggenomen. Bij deze diefstal heeft verdachte onder meer aan de mondhoek van aangever getrokken, hem geslagen/gestompt en is achter hem aan gerend. Met deze handelingen heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeggebracht. De algemene ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk delict hier nog geruime tijd negatieve psychische gevolgen van ondervinden. Dit blijkt ook uit de onderbouwing van de gevorderde immateriële schade door de benadeelde partij. Hierin wordt vermeld dat beide feiten een grote impact op hem hebben gehad. Bij het slachtoffer leeft de angst dat verdachte hem nog een keer zou kunnen aanvallen. Dit acht de rechtbank niet ondenkbaar aangezien dit al twee keer is gebeurd. Het slachtoffer heeft last van nachtmerries en herbelevingen en slaapt slecht. Hij is onzeker en angstig op straat en voelt zich beperkt in zijn vrijheid.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen langdurige vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een straatroof met licht geweld of verbale dreiging uit van een gevangenisstraf van 8 maanden indien sprake is van recidive. Bewezen is verklaard dat verdachte een dergelijk feit twee keer heeft begaan.
Verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten, die zeer ernstig van aard zijn, kort na de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel op 2 februari 2018 begaan. De rechtbank weegt dit mee als strafverzwarende omstandigheid.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook ten nadele van verdachte rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 september 2018, waaruit onder meer blijkt dat verdachte op 3 september 2013 is veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 128 dagen en een voorwaardelijke PIJ-maatregel voor een diefstal uit een woning en twee straatroven. De PIJ-maatregel is bij beslissing van 20 december 2013 omgezet naar een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel.
Bij beslissing van 21 augustus 2018 heeft de rechtbank bepaald dat verdachte voor 4 maanden wordt teruggeplaatst in de PIJ nu hij de voorwaarden van de voorwaardelijk beëindigde PIJ heeft overtreden. De voorwaardelijke beëindiging is met 1 jaar verlengd.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 12 oktober 2018, opgemaakt door [A] , reclasseringswerker bij [instelling 1] . In dit rapport wordt oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met [slachtoffer] , een locatieverbod voor de straat [straatnaam] te [woonplaats] , ambulante behandeling door [instelling 2] of een soortgelijke instelling en een middelenverbod. Daarnaast adviseert de reclassering om verdachte een werkstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de twee bewezen verklaarde feiten niet voortkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit, zodat geen sprake is van een voortgezette handeling zoals door de raadsman is gesteld. Wel is sprake van meerdaadse samenloop.
Verder heeft de rechtbank gelet op wat in soortgelijke zaken als straf wordt opgelegd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden is. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden opgelegd: een meldplicht, verplichte ambulante hulpverlening door een instelling te bepalen door de reclassering en een middelenverbod.
De rechtbank zal aan verdachte tevens een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten jegens [slachtoffer] . Het risico daarop acht de rechtbank aanwezig, gelet op de omstandigheid dat verdachte hem in korte tijd twee keer op gewelddadige wijze heeft overvallen. De maatregelen behelzen een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod ten aanzien van de straat [straatnaam] te [woonplaats] . De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren. Met toepassing van artikel 38w van het Wetboek van Strafrecht zal worden bepaald dat voor iedere keer dat verdachte de verboden overtreedt, vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de duur van 2 weken met een maximum van 6 maanden. De rechtbank zal de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen tegen [slachtoffer] .
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Verdachte heeft ter zitting weliswaar spijt betuigd voor zijn handelen en verandering van zijn gedrag voor de toekomst beloofd. Hij heeft echter jarenlang een behandeling gehad in het kader van een PIJ-maatregel waarvan de tenuitvoerlegging op 20 december 2013 is bevolen. Op 2 februari 2018 is deze maatregel voorwaardelijk beëindigd. Reeds twee maanden later heeft verdachte de hiervoor bewezen verklaarde feiten begaan. Dit baart de rechtbank grote zorgen. De rechtbank zal verdachte daarom ter bescherming van de maatschappij een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Oplegging van een taakstraf doet onvoldoende recht aan de ernst van de feiten.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.516,16. Dit bedrag bestaat uit € 4.016,16 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij deels toe te wijzen.
Ten aanzien van de materiële schade dient de schadepost voor de reparatie aan de airbag niet te worden toegewezen. De overige gevorderde materiële schade acht de officier van justitie toewijsbaar.
De officier van justitie heeft matiging gevorderd van de gevorderde immateriële schade en refereert zich hierbij aan het oordeel van de rechtbank.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij het volgende aangevoerd.
De vordering is met betrekking tot de telefoon, iPhone 6s, en de zonnebril, Gucci, onvoldoende onderbouwd. Uit de toelichting blijkt niet wanneer deze goederen door de benadeelde partij zijn aangeschaft en wat de waarde daarvan ten tijde van de ten laste gelegde feiten is geweest. De benadeelde partij dient ten aanzien van deze voorwerpen
niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard dan wel de vordering dient fors te worden gematigd.
Het gevorderde bedrag ter vergoeding van het weggenomen geldbedrag dient tot een bedrag van ten hoogste € 600,- te worden toegewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij dit bedrag van aangever heeft weggenomen. Dit wordt ter zitting bevestigd door de getuige [getuige] . De benadeelde partij dient met betrekking tot deze post ten aanzien van het overige niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
De schade met betrekking tot de airbag is onvoldoende onderbouwd. Er is geen causaal verband tussen de schade en het ten laste gelegde. De nota van reparatie is ruim vijf maanden na het onder 1 ten laste gelegde opgemaakt. De benadeelde partij dient ten aanzien van deze kosten niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de reis- en parkeerkosten.
De gevorderde immateriële schade moet fors worden gematigd, aldus de raadsman.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt het toe te wijzen deel van de vordering van de benadeelde partij als volgt vast.
Verdachte heeft bekend dat hij naast de telefoon ook de zonnebril uit de auto van de benadeelde partij heeft gestolen. De schade ten aanzien van de telefoon, iPhone 6s en de zonnebril wordt naar billijkheid vastgesteld op de bedragen van respectievelijk € 250,- en
€ 100,-.
De schade aan de auto wordt toegewezen voor zover die betrekking heeft op de reparatie van de armsteun en de arbeid. Deze schade wordt aan de hand van de overgelegde factuur vastgesteld op € 440,-. De kosten voor reparatie van de airbag komen niet voor toewijzing in aanmerking.
De rechtbank wijst toe de gevorderde vergoeding van € 1.255,- wegens de diefstal van dat bedrag nu de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte dit geldbedrag van de benadeelde partij heeft gestolen.
Verder zullen de volgende schadeposten volledig worden toegewezen: de reiskosten tot een bedrag van € 28,08 en de parkeerkosten tot een bedrag van € 9,26.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 1.000,-.
De gevorderde schade komt daarmee tot een hoogte van in totaal € 3.082.34 voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot dat bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 april 2018 over een bedrag van
€ 1.755,- (€ 1.255,- voor het weggenomen geldbedrag en de helft van de immateriële schade) en vanaf 15 april 2018 over een bedrag van € 1.327,34 (€ 827,34 voor de overige schadeposten en de andere helft van de immateriële schade) tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.082,34, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 april 2018 voor een bedrag van
€ 1.755,- en vanaf 15 april 2018 voor een bedrag van € 1.327,34 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 38v, 38w, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 14 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich meldt bij de reclassering van [instelling 1] op het adres [adres] te [vestigingsplaats] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* meewerkt aan ambulante hulpverlening door een instelling te bepalen door de reclassering en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* geen alcohol en harddrugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, zo lang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren;
  • beveelt dat verdachte
* zich niet ophoudt in de straat [straatnaam] te [woonplaats] ;
* zich onthoudt van contact met [slachtoffer] ;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
- beveelt dat voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door 2 weken hechtenis met een maximum van 6 maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.082,34 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2018 over een bedrag van € 1.755,- en vanaf 15 april 2018 over een bedrag van € 1.327,34 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.082,34 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2018 over een bedrag van
€ 1.755,- en vanaf 15 april 2018 over een bedrag van € 1.327,34 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter, mrs. J. Ebbens en H.E. Spruit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 april 2018 te Veenendaal, althans in het arrondissement
Midden-Nederland een (mobiele) telefoon (Iphone S6) , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer] op te wachten en/of
- op de auto van die [slachtoffer] af te lopen en/of
- te trachten de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en/of
- met zijn, verdachtes, vingers (met kracht) aan de mondhoeken van die [slachtoffer] te trekken en/of
- die [slachtoffer] te stompen/slaan en/of
- achter die [slachtoffer] aan te rennen en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] (vanuit de auto) weg te nemen;
2.
hij op of omstreeks 7 april 2018 te Veenendaal, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, een geldbedrag (van circa 1255 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte, was gevraagd om die [slachtoffer] te pakken en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] te tonen en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat zijn neefjes weg moesten gaan omdat hij, verdachte, ze anders neer zou knallen en/of
- een mes op/tegen de keel van die [slachtoffer] te zetten/houden en/of
- die [slachtoffer] te fouilleren en/of het geld uit de broekzak(ken) van die [slachtoffer] te pakken en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte hem en zijn familie iets aan zou doen als iemand er achter zou komen wat er gebeurd was, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 juli 2018, genummerd 2018105500/2018105147-1, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 88.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 53.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 54.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 64.
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [nummeraanduiding 1] , pagina 72.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [nummeraanduiding 1] , pagina 73.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [nummeraanduiding 2] , pagina 75.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [nummeraanduiding 2] , pagina 76.
9.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 31 oktober 2018.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 42.
11.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 43.
12.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 44.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 45.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 46.
15.Mededeling van de voorzitter van de rechtbank ter zitting van 31 oktober 2018.
16.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [locatie] , pagina 81.
17.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [locatie] , pagina 83.
18.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [locatie] , pagina 82 en 84.
19.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 31 oktober 2018.