ECLI:NL:RBMNE:2018:5574

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
16/660128-17 en 16/659551-18 (gev. ttz) en 16/232057-15 (tul) en 16/660102-16 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zeer ernstige en gewelddadige feiten, waaronder dubbele poging tot doodslag en afpersing, door 22-jarige man uit Lelystad

Op 14 november 2018 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man uit Lelystad, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder een dubbele poging tot doodslag en afpersing. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar. De feiten vonden plaats in oktober 2017, toen de verdachte met een vuurwapen op twee slachtoffers schoot, waarbij één slachtoffer ernstig gewond raakte. Daarnaast heeft hij geprobeerd een derde slachtoffer af te persen, waarbij hij geweld gebruikte en met de dood bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn gewelddadige gedrag zorgwekkend was, vooral gezien zijn jonge leeftijd. De rechtbank legde een hogere straf op dan door de officier van justitie was geëist, mede vanwege de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De verdachte had ook eerdere voorwaardelijke straffen die hij nog moest uitzitten, wat bijdroeg aan de beslissing van de rechtbank om een langere gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/660128-17 en 16/659551-18 (gev. ttz) en 16/232057-15 (tul) en 16/660102-16 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] te [plaatsnaam] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 januari 2018, 18 april 2018, 11 juli 2018, 25 september 2018 en
31 oktober 2018. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. Th.U. Hiddema, advocaat te Maastricht, alsmede mr. C.C.J. Tuip namens de benadeelde partij [slachtoffer 4] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/660128-17
1.
primair
op 18 oktober 2017 in Lelystad heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade te doden door met een pistool op hen te schieten, ten laste gelegd als poging tot moord, en/of als poging tot doodslag;
subsidiair
op 18 oktober 2017 in Lelystad [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar heeft mishandeld, door hen opzettelijk met een pistool te beschieten;
2.
op 12 juni 2017 in Lelystad zich samen met een of meer anderen heeft schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 3] ;
3.
in de periode van 1 juni 2016 tot en met 12 juni 2017 in Lelystad in cocaïne heeft gehandeld;
4.
primair
op 8 juni 2017 in Lelystad [slachtoffer 4] zwaar heeft mishandeld, door met een mes in de hand van [slachtoffer 4] te steken;
subsidiair
op 8 juni 2017 in Lelystad heeft geprobeerd [slachtoffer 4] zwaar te mishandelen door met een mes in de hand van [slachtoffer 4] te steken;
16/659551-18
in de periode van 27 april 2017 tot en met 20 oktober 2017 in Lelystad zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van een telefoon.
De rechtbank nummert in het vervolg de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/660128-17 en 16/659551-18 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2, 3, 4 en feit 5.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair ten laste gelegde poging doodslag en de onder 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde voorbedachte raad en het onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Op 18 oktober 2017 kregen verbalisanten een melding om naar het ziekenhuis in Lelystad te gaan. Aldaar waren twee slachtoffers binnengebracht met schotwonden. [2] Een van de twee slachtoffers, [slachtoffer 2] , vertelde de politie dat hij samen met [slachtoffer 1] bij het [naam locatie] beschoten was door een getinte jongen. [3]
[slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard. De bestuurder, een getinte jongen, trok een pistool. [4] Hij heeft eerst op [slachtoffer 1] geschoten met het pistool. Ik denk dat de eerste twee schoten mis waren. Toen werd [slachtoffer 1] wel geraakt. (…) Hij richtte op mij en ik hoorde een knal. Ik voel hem (de rechtbank begrijpt: de kogel) vervolgens door mijn hand gaan. [5] De kogel ging door mijn hand, in mijn kaak. [6] Er is zeker zes of zeven keer geschoten, waarvan een raak bij mij en ik denk twee, drie keer raak bij [slachtoffer 1] . [7]
Ten aanzien van zijn verwondingen heeft [slachtoffer 2] verklaard dat de kogel door zijn rechterhand heen is gegaan en vervolgens in zijn onderkin terecht is gekomen. De kogel zat er nog in en moest er uitgehaald worden. De kaak is helemaal verbrijzeld. [8]
Uit de geneeskundige verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat [slachtoffer 2] een schotwond in zijn kin had en tevens een fractuur/verbrijzeling in zijn kaak. Het gevoel in zijn onderlip en kin is permanent uitgeschakeld. [9]
De politie heeft met [slachtoffer 2] een meervoudige fotobewijsconfrontatie gehouden. De foto van verdachte (foto 5) week op kleur iets af van de foto’s van de figuranten. De tint van foto 5 is daarom door de politie ten behoeve van de bewijsconfrontatie iets aangepast, om deze foto minder te laten afwijken van de rest van de foto’s. [10] [slachtoffer 2] zag op de foto’s niets wat er echt op leek. Bij foto 5 twijfelde hij, maar voor zijn gevoel was de huidskleur van de persoon op foto 5 te licht. [11]
[slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard. Ik hoorde schoten. Toen is er ook op mij geschoten. Ik zag één donkere man met halflang haar. [12] Ik heb kogels in mijn lichaam en die gaan er niet meer uit. [13]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 1] een schotwond bij zijn lies en een schotwond bij zijn knie had. [14]
Ter plaatse waren bloedsporen te zien en werden hulzen aangetroffen. [15] Op
18 oktober 2017 heeft [A] namens [naam school] ( [naam school] ) aangifte gedaan van vernieling van twee ruiten op de school. De [naam school] ligt naast de plaats delict en het lijkt alsof er door de ruiten geschoten is. In een lokaal van de school is een kogelpunt aangetroffen. [16]
In totaal zijn op de plaats delict negen hulzen aangetroffen. Op alle hulzen was ingeponst:
Het kaliber: 6.35;
Het merk: G.F.L. [17]
Bij een doorzoeking in de woning van verdachte op 5 mei 2017 werden drie scherpe patronen aangetroffen. Deze patronen hadden een diameter van 6,35 millimeter en waren van het merk G.F.L. [18]
Bij de plaats delict werd een auto van het merk Toyota met kenteken [kenteken] aangetroffen. [19] De auto bleek op naam te staan van [verdachte] . [20]
Op 20 oktober 2017 heeft verdachte naar de politie gebeld omdat hij aangifte wilde doen van diefstal van zijn auto. [verdachte] had het telefoonnummer van zijn vader opgegeven, als het nummer waarop hij bereikbaar was, te weten: [telefoonnummer] . [21]
Op 20 oktober 2017 werd opnieuw met het nummer [telefoonnummer] naar de politie gebeld. Voordat werd doorgeschakeld naar een centralist stond het nummer in de wacht. De persoon die belde was op dat moment kennelijk in gesprek met een ander persoon in zijn bijzijn en zei: “Nos no tira den auto. Ta nada den auto tampoko”. [22]
Deze tekst is vertaald door een officiële tolk. De tolk kwam tot de volgende vertaling:
dat maakt niet uit ik heb niet in de auto geschoten. Er is dus ook niks in de auto. [23]
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard. Ik heb gehoord van iemand dat er gisteravond is geschoten. Ik heb gehoord wie er heeft geschoten. Ik heb de naam gehoord van [verdachte] . Die persoon heeft tegen mij gezegd dat [verdachte] gisteravond twee mensen heeft geschoten met een vuurwapen. [verdachte] woont vlakbij het [naam winkelcentrum] . Zijn vader heet [bijnaam van C] . [24]
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat hem ambtshalve bekend is dat [bijnaam van C] een bijnaam is van [C] en dat [bijnaam van C] een zoon heeft genaamd [verdachte] , woonadres: [adres] . [25] Het adres [adres] ligt ongeveer 800 meter van het [naam winkelcentrum] . [26]
Bewijsoverwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden vastgesteld dat er op 18 oktober 2018 door een getinte jongen met een pistool gericht geschoten is op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] is op korte afstand beschoten, waarbij een kogel gericht op zijn hoofd werd afgevuurd en waardoor hij ernstig gewond is geraakt. [slachtoffer 1] is meerdere malen beschoten, waarbij hij tweemaal is geraakt en ook hij ernstige verwondingen heeft opgelopen. Gelet op deze omstandigheden en in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat door het afschieten van kogels in de richting van personen, deze kogels hen met dodelijk gevolg kunnen raken, bestond naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , door het afschieten van de kogels, dodelijk geraakt hadden kunnen worden. Door ervoor te kiezen om met zijn pistool gericht kogels op personen af te vuren, heeft de schutter er blijk van gegeven een eventueel dodelijke afloop niet uit de weg te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de schutter aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de schoten dodelijk getroffen zouden worden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat dit handelen gekwalificeerd moet worden als een poging om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beschoten heeft. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daarbij het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de auto van verdachte is aangetroffen nabij de plaats delict en dat verdachte twee dagen na het schietincident aangifte heeft willen doen van diefstal van deze auto. Tijdens de wachttijd van dit telefonische gesprek, beluisterd middels een tap op de telefoon waarvan verdachte op dat moment gebruik maakte, werd gezegd dat in de auto niet is geschoten. Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] hebben een signalement van de schutter gegeven, dat overeenkomt met het signalement van verdachte. [slachtoffer 2] twijfelde bij de meervoudige fotobewijsconfrontatie bij de foto van verdachte, en merkte op dat volgens hem de huidskleur van de persoon op de foto te licht was. De aan [slachtoffer 2] getoonde foto waarop verdachte stond afgebeeld was in tint aangepast tot een lichtere kleur, om de foto minder van de andere foto’s te laten afwijken. Voorts staat vast dat er geschoten is met kogels van het kaliber 6.35 van het merk G.F.L.. Bij een doorzoeking in de woning van verdachte in 2017, enkele maanden voor het incident, zijn patronen aangetroffen van hetzelfde merk en hetzelfde kaliber. Getuige [getuige 1] heeft zich bij de politie gemeld met het bericht dat hij gehoord had dat [verdachte] twee mensen heeft beschoten met een vuurwapen. De politie komt met deze naam en de door de getuige genoemde omstandigheden tot de slotsom dat het om verdachte gaat.
Voorgaande omstandigheden wijzen, in onderlinge samenhang bezien, eenduidig richting verdachte als de schutter en verlangen naar het oordeel van de rechtbank een uitleg van verdachte, voor zover hij deze heeft. Verdachte heeft hiervoor echter, op het enkel ontkennen na, geen alternatieve verklaring gegeven en heeft hij zich bij de politie en ter terechtzitting telkens op zijn zwijgrecht beroepen. Het ontbreken van een redengevende, de verdenking ontzenuwende, verklaring van verdachte sterkt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en biedt aldus ondersteuning voor de juistheid van de conclusies die de rechtbank uit de aanwezige bewijsmiddelen trekt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op 18 oktober 2017 in Lelystad heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven door met een pistool op hen te schieten. De rechtbank acht, gelet op de omstandigheid dat de verklaringen van de aangevers en verdachte geen inzicht hebben gegeven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in verdachte is omgegaan, niet wettig bewezen dat verdachte tevoren het plan had opgevat om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Voorts is niet gebleken dat, mede gelet op de korte tijdsspanne waarin het incident zich heeft plaatsgevonden, verdachte tussen de elkaar opvolgende schoten voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad. Dit betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat hij moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord.
Ten aanzien van feit 2
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van een poging tot afpersing gepleegd in Lelystad. [27]
Het incident vond plaats op 12 juni 2017. [28] [slachtoffer 3] heeft onder meer het volgende verklaard. Afgelopen vrijdag kwamen ze (de rechtbank begrijpt: verdachte en zijn mededader) naar mij toe en wilden ze geld hebben. Ze hebben mij naar een bos gebracht. Daar moest ik telefonisch geld regelen en als ik dat niet zou doen zouden zij mij doodmaken. Ook hebben zij mij geslagen met een honkbalknuppel. [29] Ze kwamen naar mijn huis. [30] Toen we wegreden moest ik mijn baas bellen, die heet [D] . Ik moest hem bellen om geld te regelen. Ik heb hem toen gevraagd om geld aan mij te lenen, omdat ik het anders moeilijk zou krijgen. [31] Ze zijn vervolgens naar het bos gereden. [32] Toen ik in de auto zat zag ik dat [E] een mes in zijn hand hield. Ik voelde mij bedreigd doordat [E] dit mes vasthield en hij geld van mij wilde. [33] Ik dacht dat ze mij zouden vermoorden. Ik was heel erg bang. Bij het bos zijn wij de auto uitgestapt. Ik zag dat [E] een honkbalknuppel vast pakte en hij zei dat ik nogmaals [D] moest bellen. [34] Ik had het vermoeden dat als ik dit niet zou doen, ze mij zouden vermoorden. Ik heb [D] gebeld. Daarna hebben ze mijn telefoon kapot gemaakt en toen begonnen ze mij te slaan. [E] sloeg mij met de honkbalknuppel. [35] Hij heeft mij geraakt op mijn armen en op mijn linker schouderblad. Hij heeft mij zes à zeven keer geslagen met de honkbalknuppel. Daarna moest ik mijn armen naar voren uitsteken en sloeg hij ook op mijn polsen met de honkbalknuppel. [36] Dit deed heel erg pijn. Ik dacht dat ze mij dood zouden maken. Ik was heel erg bang.
Aan [slachtoffer 3] is een foto getoond van verdachte getoond. [slachtoffer 3] heeft de persoon op de foto herkend als de door hem in de aangifte genoemde [E] . [37]
Getuige [getuige 2] , de toenmalige vriendin van aangever, heeft onder meer het volgende verklaard. Op 12 juni 2017 belde [E] . Hij vroeg of [slachtoffer 3] thuis was en zei dat hij geld wilde hebben, omdat hij die dag jarig was. [slachtoffer 3] komt normaal tussen 17:15 uur en 17:30 uur thuis. Die dag kwam hij niet op tijd thuis. [slachtoffer 3] zei later na thuiskomst dat hij pijn had aan zijn arm. Hij zei dat hij door jongens was geslagen met een stok op zijn arm en dat [E] een van de jongens was geweest. [38]
[getuige 2] heeft verklaard dat [E] de jongste zoon is van [bijnaam van C] . De verbalisant heeft gerelateerd dat [bijnaam van C] de bijnaam is van de vader van verdachte. [39]
[getuige 2] heeft verklaard dat [E] zei dat hij op […] jarig is. [40] Verdachte [verdachte] is op [1996] geboren. [41]
Aan de getuige [getuige 2] is een foto getoond van verdachte. [getuige 2] heeft de persoon op de foto herkend als [E] . [42]
Uit de letselbeschrijving van 14 juni 2017 volgt dat bij aangever het volgende te zien was:
  • een blauw-paarse verkleuring op de linkerzijde van de rug;
  • in de blauw-paarse verkleuring op de rug afdrukken, vermoedelijk ontstaan door een hard stomp voorwerp;
  • op de buiten en binnenzijde van de linker bovenarm blauw-paarse verkleuringen;
  • in de blauw-paarse verkleuring op de linker arm afdrukken, vermoedelijk ontstaan door een hard stomp voorwerp;
  • een mogelijke verkleuring en verdikking van de huid van de rechter onderarm;
  • een huidbeschadiging aan de bovenzijde van de linker pols.
Aangever heeft verklaard dat hij zijn werkgever, [F] , moest bellen om geld te regelen. Uit de historische telefoongegevens van aangever blijkt dat het telefoonnummer van aangever op 12 juni 2017 tussen 17:27 uur en 18:12 uur meerdere keren telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer in gebruik bij [F] . [44]
Bewijsoverweging
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 12 juni 2017 in Lelystad samen met een ander heeft geprobeerd, door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag.
Ten aanzien van feit 3
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] heeft op 14 juni 2017 onder meer het volgende verklaard. Een jaar geleden begon een man genaamd [E] drugs te brengen naar ons huis. [45] Voor het bedrag wat ik aan maandloon binnen bracht, nam [E] drugs mee. [E] bracht drie à vier keer per week drugs. Soms vier gram, soms zes gram. Het was cocaïne. Dit ging het hele jaar door, tot aan de dag van vandaag (de rechtbank begrijpt: 14 juni 2017). [46]
Aan [slachtoffer 3] is een foto getoond van verdachte. [slachtoffer 3] heeft de persoon op de foto herkend als de persoon die hij als [E] kent en die aan hem de drugs verkocht. [47]
[getuige 2] heeft op 15 juni 2017 onder meer het volgende verklaard. Wij kopen cocaïne van [E] sinds juni vorig jaar. [48]
[getuige 2] heeft verklaard dat [E] de jongste zoon is van [bijnaam van C] . De verbalisant heeft gerelateerd dat [bijnaam van C] de bijnaam is van de vader van [verdachte] . [49] [getuige 2] heeft verklaard dat [E] op […] jarig is. [50] Verdachte [verdachte] is op [1996] geboren. Aan de getuige [getuige 2] is een foto getoond van verdachte. [getuige 2] heeft de persoon op de foto herkend als de persoon die zij als [E] kent. [51]
Aan de getuige [getuige 3] is een foto getoond van verdachte. De getuige heeft onder meer het volgende verklaard. Ik ken hem niet van naam, maar hij noemt zich [naam] en is een dealer. Mijn telefoonnummer wordt zo nu en dan gebruikt door [G] en [H] om drugs te bestellen en dan komt de man op de foto, degene die zich [naam] noemt, cocaïne brengen. [52]
Bewijsoverweging
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 1 juni 2016 tot en met 12 juni 2017 in Lelystad cocaïne heeft gedeald.
Ten aanzien van feit 4
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van zware mishandeling gepleegd op 8 juni 2017 in Lelystad. [53] [slachtoffer 4] heeft onder meer het volgende verklaard. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) heeft mij middels een mes in mijn linker hand gestoken. Hierdoor had ik pijn en letsel. Ik ben in het ziekenhuis geopereerd. Mijn pezen en zenuwen zijn doorgesneden. [54] Ik voelde ineens iets raars op mijn linkerhand. Ik voelde pijn. Ik zag heel veel bloed en bot. Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn hand had. Ik heb twee wonden. [55] Ik heb nog dagelijks pijn aan mijn linkerhand. Ik kan mijn hand niet buigen en strekken. Ik ben linkshandig. Ik kan niet typen en schrijven. [56]
Getuige [getuige 4] heeft onder meer het volgende verklaard. [slachtoffer 4] was beneden en ik hoorde allemaal gestommel beneden. Op een gegeven moment komt [slachtoffer 4] boven en zie ik dat zijn hand helemaal onder het bloed zit. Ik liep vervolgens naar beneden en toen zag ik [verdachte] wegrijden in een auto. [57] Aan de getuige [getuige 4] is een foto getoond van verdachte. [getuige 4] heeft de persoon op de foto herkend als [verdachte] . [58]
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat [slachtoffer 4] een litteken van 5 centimeter op zijn linker arm heeft en een hoefijzervormig litteken op zijn linkerhand. Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de aangegeven toedracht. [59] Geschat wordt dat genezing van het letsel één jaar zal duren. [60]
Uit het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer 4] volgt dat hij dagelijks nog veel pijn heeft en nog steeds onder controle staat van een plastisch chirurg. Hij heeft veel krachtverlies in zijn dominante hand. Hij heeft zeer beperkt gevoel in zijn duim en wijsvinger, waardoor hij thans nog niet in staat is om te schrijven. Naar verwachting zal dit gevoel niet volledig herstellen. Hij heeft zijn werkzaamheden bij zijn werk moeten staken, nu hij niet in staat is om te typen of schrijven. [61]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt aan de hand van het voorgaande vast dat door verdachte aan [slachtoffer 4] met een mes letsel is toegebracht. De rechtbank gaat voorbij aan de wederom kale ontkenning van verdachte dat hij dit heeft gedaan en zijn stelling dat hij aangever niet kent, gelet op de consistente en gedetailleerde verklaring van aangever over het incident. Dit wordt bevestigd door hetgeen getuige [getuige 4] heeft waargenomen en het letsel dat bij aangever is geconstateerd. Het staat voor de rechtbank ook voldoende vast dat dit letsel ook na medisch ingrijpen blijvend van aard is, terwijl thans nog geen uitzicht is op (volledig) herstel en dat [slachtoffer 4] door het letsel zijn werkzaamheden bij zijn werkgever niet langer heeft kunnen verrichten.
Gelet op het soort letsel, de ongewisse duur van het herstel en de vraag of volledig herstel überhaupt zal plaatsvinden, is de rechtbank van oordeel dat de aan aangever toegebrachte verwonding zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 8 juni 2018 in Lelystad aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een mes te steken in de hand van [slachtoffer 4] .
Ten aanzien van feit 5
Bewijsmiddelen
In het voertuig waarin verdachte op 20 oktober 2017 is aangehouden werd een zwarte Samsung aangetroffen. [62] De telefoon werd uitgelezen en onderzocht. Uit onderzoek bleek dat op de telefoon een aantal selfies stonden. De persoon op de selfies is door verbalisant herkend als verdachte. [63] Op de telefoon worden tevens foto’s van vuurwapens aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de foto’s van de wapens (op pagina 1132) naar hem verstuurd zijn via WhatsApp. [64]
Uit onderzoek naar de telefoon bleek dat het imeinummer van de telefoon is [imeinummer] . Dit imeinummer kwam in het politiesysteem voor met betrekking tot een aangifte van zakkenrollerij. [65]
[J] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar Samsung telefoon op 27 april 2017 in Lelystad. [66]
Bewijsoverweging
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich in de periode van 27 april 2017 tot en met 20 oktober 2017 schuldig heeft gemaakt aan heling van een Samsung telefoon. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. De telefoon is op 20 oktober 2017 aangetroffen in de auto waar verdachte zich bevond. Op de telefoon stonden selfies van verdachte. Ook stonden op deze telefoon foto’s van vuurwapens, waarvan verdachte ter terechtzitting van 31 oktober 2018 heeft verklaard dat hij deze toegestuurd heeft gekregen via Whatsapp. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die de telefoon voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt voorts dat niet is gebleken dat verdachte rechtmatig over de gestolen telefoon beschikte, waarbij hij ook niet enige verklaring heeft willen gegeven omtrent de (rechtmatige) verkrijging van de telefoon. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon een door misdrijf verkregen goed betrof.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair
op 18 oktober 2017 te Lelystad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een pistool een of meer schoten op het lichaam en in de richting van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 12 juni 2017 te Lelystad ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer 3] :
- met een (onbekende) persoon naar de woning van die [slachtoffer 3] zijn gegaan en
- vervolgens met die [slachtoffer 3] naar een bos zijn gereden, terwijl hij, verdachte, een mes in zijn, verdachtes, hand vast had en
- vervolgens aldaar tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, [slachtoffer 3] , zijn, [slachtoffer 3] 's, baas moest bellen om geld te regelen en
- vervolgens die [slachtoffer 3] in het bos, meermalen met een honkbalknuppel op het lichaam heeft geslagen en zijn, [slachtoffer 3] 's, telefoon hebben vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met
12 juni 2017 te Lelystad althans in Nederland, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4. primair
op 8 juni 2017 te Lelystad aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten steekwonden in zijn hand, , en zenuw- en peesletsel (waarbij pees en handzenuwen zijn beschadigd) heeft toegebracht, door opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] meermalen met een mes in de hand te steken;
5.
in de periode van 27 april 2017 tot en met 20 oktober 2017 te Lelystad een goed, te weten een telefoon (merk Samsung), heeft voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1. primair, tweede alternatief

poging tot doodslag

2.

medeplegen van poging tot afpersing

3.

opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

4.

zware mishandeling

5.

schuldheling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5, op het standpunt gesteld dat als straf opgelegd moet worden een straf gelijk aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de korte periode van een aantal maanden schuldig gemaakt aan een aantal zeer ernstige en gewelddadige feiten.
Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door twee personen met een pistool te beschieten. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geprobeerd een kogel, gericht op zijn hoofd, met zijn hand af te weren, waardoor de kogel door zijn hand heen in zijn kin terecht is gekomen. De kogel heeft ernstig fysiek letsel toegebracht aan [slachtoffer 2] . Zijn kaak was verbrijzeld en het gevoel in zijn onderlip en kin is permanent uitgeschakeld. Dat [slachtoffer 2] toen het wapen op zijn hoofd gericht werd en vervolgens werd geschoten doodsangsten moet hebben uitgestaan spreekt voor zich. Ook slachtoffer [slachtoffer 1] is door verdachte beschoten en is door twee kogels geraakt. Uit de schriftelijke slachtoffer verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat hij, een half jaar na de schietpartij, nog last ondervindt van lichamelijke en psychische gevolgen. Hij is twee keer geopereerd, heeft nog twee operaties te gaan en kan amper lopen, omdat er nog steeds een kogel in zijn knie zit. Daarnaast voelt hij zich bang. Hij zegt nauwelijks te kunnen slapen en heeft last van nachtmerries over de bewuste dag. Dat de slachtoffers de schietpartij hebben overleefd is een omstandigheid die niet aan verdachte te danken is. Naast de hierboven genoemde psychische en fysieke ongemakken voor de slachtoffers, zorgen schietincidenten zoals deze voor veel onrust in de maatschappij. Dit schietincident vond plaats in de openbare ruimte, naast een school waar zelfs in een klaslokaal een kogelpunt terecht is gekomen, en heeft ongetwijfeld een gevoel van angst voor buurtbewoners, leraren en leerlingen van [naam school] met zich meegebracht.
Verdachte heeft zich naast de schietpartij samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige poging tot afpersing. Hij heeft het slachtoffer meegenomen naar het bos, en heeft hem daar meermalen geslagen met een honkbalknuppel en met de dood bedreigd. Ook werd aan het slachtoffer een mes getoond. Het spreekt voor zich dat dit een zeer beangstigende situatie voor het slachtoffer moet zijn geweest. Deze poging tot afpersing was het sluitstuk van een periode waarin verdachte het slachtoffer steeds weer dwong geld aan hem af te staan. Hierbij heeft verdachte kennelijk niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, te proberen om op deze manier aan geld te komen. Het feit dat het slachtoffer en zijn vriendin verslaafd waren en verdachte mogelijk geld van hen tegoed had, rechtvaardigt allerminst dit gewelddadig optreden van verdachte.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zware mishandeling, door het slachtoffer (die verdachte omschrijft als zijn beste vriend) met een mes in zijn hand te steken. Het slachtoffer heeft als gevolg van deze messteek zwaar lichamelijk letsel opgelopen en is hiervoor aan zijn hand geopereerd. Het slachtoffer heeft dagelijks nog veel pijn aan zijn hand. Er is sprake van krachtverlies in zijn dominante hand en er is slechts beperkt gevoel in de duim en wijsvinger. Het slachtoffer kan hierdoor zijn werkzaamheden in de zorg niet uitoefenen en het is de vraag of dit in de toekomst wel weer zal kunnen. Daarnaast is het slachtoffer door het incident ontzettend geschrokken en heeft hij last van paniekaanvallen.
Dit zijn ernstige feiten, waarmee verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van de slachtoffers heeft geschonden.
Voorts heeft verdachte zich gedurende een periode van een jaar schuldig gemaakt aan handel in cocaïne. Harddrugs, zoals cocaïne, brengen ernstige schade toe aan de gezondheid van gebruikers. Daarnaast gaat het dealen van drugs vaak gepaard met veel overlast en onveiligheidsgevoelens in de buurt.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een telefoon, hetgeen schade en overlast heeft veroorzaakt bij de betrokkene.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan. Daarbij komt dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor de feiten die hij heeft begaan en zich geen moment rekenschap gegeven heeft van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
  • een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 15 augustus 2018, waaruit blijkt dat verdachte een uitgebreide voorgeschiedenis heeft met betrekking tot geweldsdelicten en hiervoor veelvuldig is veroordeeld;
  • een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 januari 2018, uitgebracht door [I] , reclasseringswerker;
  • een rapportage pro Justitia van 20 juli 2018, uitgebracht door T. den Boer, psychiater en G.M. Jansen , GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het NIFP, locatie [instelling] .
Voornoemd pro Justitia rapport houdt onder meer het volgende in. Het functioneren van verdachte op de afdeling wijst op een voldoende stabiele psychische conditie om ernstige psychiatrische problematiek uit te sluiten. Vanwege zijn weigering om in gesprek te gaan met onderzoekers en zijn weigering om mee te werken aan het onderzoek, kunnen geen stevige conclusies worden verbonden aan het gedrag van verdachte. Zijn voorgeschiedenis werpt echter wel een zorgelijk licht op zijn ontwikkeling. Ondanks de inzet van behandeling en van een strafrechtelijke maatregel, lijkt het functioneren van verdachte niet wezenlijk veranderd. Door gebrek aan onderzoeksbevindingen is het niet mogelijk te komen tot een betrouwbare analyse van het risico op recidive.
De rechtbank is op grond van de in het pro Justitia rapport vervatte bevindingen van oordeel dat geen aanleiding bestaat om te menen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De indruk die de rechtbank gekregen heeft van verdachte, namelijk die van een jongeman die, ondanks zijn jonge leeftijd, zeer gemakkelijk overgaat tot het gebruik van excessief geweld, acht de rechtbank zeer zorgelijk.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De verdachte heeft ervoor gekozen om op geen enkele manier mee te werken aan onderzoeken, zodat de rechtbank niet in staat is om te beoordelen of verdachte wellicht hulp nodig heeft en zo ja welke hulp gepast is. Dit betekent dat wat de rechtbank betreft enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als passend gezien kan worden.
De rechtbank is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat ter vergelding van de bewezen verklaarde feiten alsmede ter bescherming van de maatschappij, in deze zaak een gevangenisstraf van aanzienlijke duur moet worden opgelegd.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt, gelet op de omstandigheid dat de rechtbank anders dan de officier van justitie ook tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde komt, mede gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte, tot een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles in overweging nemende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten: personenauto Toyota (goednummer [goednummer] ).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.500,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, gelet op de gevorderde vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde, in haar vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde, verzocht de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding voor immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat bij de benadeelde partij immateriële schade als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek is ontstaan, immers heeft de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Voor het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken aan immateriële schade is toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade matigen tot een bedrag van € 3.000,-.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van
€ 3.000,-toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juni 2017.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het niet toegewezen deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 juni 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Lelystad van
21 september 2016 (parketnummer 16/660102-16) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Lelystad van 21 maart 2016 (parketnummer 16/232051-15) is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen voorwaardelijk opgelegd. Bij eerdergenoemd vonnis van 21 september 2016 is een deel, groot 30 dagen, van deze straf ten uitvoer gelegd en is de proeftijd met een jaar verlengd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal het resterende deel van deze straf, groot 30 dagen, alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 45, 47, 57, 63, 287, 302, 317, 417bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, tweede alternatief, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, tweede alternatief, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, tweede alternatief, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zeven jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 personenauto Toyota (goednummer [goednummer] );
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van
€ 3.000,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2017 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 4] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/660102-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, bij vonnis van 21 september 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
30 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/232051-15
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, bij vonnis van 21 maart 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ferschtman, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en
H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2018.
Mr. N.E.M. Kranenbroek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/660128-17
1.
Primair
hij, op of omstreeks 18 oktober 2017, te Lelystad, althans in Nederland , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (van korte afstand) met een pistool, althans met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een of meer schoten op het lichaam en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij, op of omstreeks 18 oktober 2017, te Lelystad, althans in Nederland , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , van het leven te beroven, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een of meer schoten op het lichaam en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 18 oktober 2017, te Lelystad, althans in Nederland, aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere schotwonden in het gezicht en/of de hand van die [slachtoffer 2] en/of een of meerdere schotwonden in het (onder)lichaam van die [slachtoffer 1] , heeft toegebracht, door opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te schieten;
2.
hij, op of omstreeks 12 juni 2017, te Lelystad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- met een of meer (onbekende) personen naar de woning van die [slachtoffer 3] is/zijn gegaan en/of - (vervolgens) met die [slachtoffer 3] naar een bos is/zijn gereden, terwijl hij, verdachte, een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn, verdachtes, hand vast had en/of
- ( vervolgens) aldaar tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij, [slachtoffer 3] , zijn, [slachtoffer 3] 's, baas moest bellen om geld te regelen en/of als hij, [slachtoffer 3] dit niet zou doen, hij/zij, verdachte(n), hem, [slachtoffer 3] , dood zouden maken en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 3] in het bos, meermalen, althans eenmaal, met een honkbalknuppel op en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of zijn, [slachtoffer 3] 's telefoon heeft/hebben vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 12 juni 2017, te Lelystad, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
Primair
hij, op of omstreeks 8 juni 2017, te Lelystad, althans in Nederland, aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer steekwonden in zijn hand, althans het lichaam, en/of zenuw- en/of peesletsel (waarbij een pees en/of handzenuw(en)is/zijn beschadigd) heeft toegebracht, door opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hand, althans het lichaam te steken;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 08 juni 2017, te Lelystad, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meer steekwonden in zijn, [slachtoffer 4] , hand, althans het lichaam, en/of zenuw- en/of peesletsel (waarbij een pees en/of handzenuw(en) is/zijn beschadigd) heeft toegebracht, door opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hand, althans het lichaam, te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16/659551-18
hij, in of omstreeks de periode van 27 april 2017 tot en met 20 oktober 2017, te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een goed, te weten een telefoon (merk Samsung) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 mei 2018, genummerd 2017317438, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 8135. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1001.
3.Pagina 1002.
4.Pagina 1019.
5.Pagina 2010.
6.Pagina1028.
7.Pagina 1020.
8.Pagina 1016.
9.Pagina 1274.
10.Pagina 1166.
11.Pagina 1162.
12.Pagina 1006.
13.Pagina’s 1034 en 1035.
14.Pagina 1271.
15.Pagina’s 1007 en 1008.
16.Pagina 1011.
17.Pagina 1104.
18.Pagina 1061.
19.Pagina 1007.
20.Pagina 1010.
21.Pagina 1073.
22.Pagina 1074.
23.Pagina 1280.
24.Pagina 1062.
25.Pagina 1065.
26.Pagina 1066.
27.Pagina 2001.
28.Pagina 2009.
29.Pagina 2005.
30.Pagina 2005.
31.Pagina 2006.
32.Pagina 2006.
33.Pagina 2006.
34.Pagina 2007.
35.Pagina 2007.
36.Pagina 2007.
37.Pagina 2020.
38.Pagina 2068.
39.Pagina 2066.
40.Pagina 2066.
41.Pagina 102.
42.Pagina 2066.
43.Pagina 2058.
44.Pagina 2092.
45.Pagina 2001.
46.Pagina 2002.
47.Pagina 2020.
48.Pagina 2066.
49.Pagina 2066.
50.Pagina 2066.
51.Pagina 2066.
52.Pagina 2095.
53.Pagina 3001.
54.Pagina 3001.
55.Pagina 3003.
56.Pagina’s 3003 en 3004.
57.Pagina 3013.
58.Pagina 3015.
59.Pagina 3032.
60.Pagina 3031.
61.Een geschrift, te weten: Bijlage 1 bij het Verzoek tot Schadevergoeding van [slachtoffer 4] .
62.Pagina 1076 en 7020.
63.Pagina 1131.
64.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 oktober 2018.
65.Pagina 6001.
66.Pagina 6002.