4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 18 oktober 2017 kregen verbalisanten een melding om naar het ziekenhuis in Lelystad te gaan. Aldaar waren twee slachtoffers binnengebracht met schotwonden.Een van de twee slachtoffers, [slachtoffer 2] , vertelde de politie dat hij samen met [slachtoffer 1] bij het [naam locatie] beschoten was door een getinte jongen.
[slachtoffer 2] heeft onder meer het volgende verklaard. De bestuurder, een getinte jongen, trok een pistool.Hij heeft eerst op [slachtoffer 1] geschoten met het pistool. Ik denk dat de eerste twee schoten mis waren. Toen werd [slachtoffer 1] wel geraakt. (…) Hij richtte op mij en ik hoorde een knal. Ik voel hem (de rechtbank begrijpt: de kogel) vervolgens door mijn hand gaan.De kogel ging door mijn hand, in mijn kaak.Er is zeker zes of zeven keer geschoten, waarvan een raak bij mij en ik denk twee, drie keer raak bij [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van zijn verwondingen heeft [slachtoffer 2] verklaard dat de kogel door zijn rechterhand heen is gegaan en vervolgens in zijn onderkin terecht is gekomen. De kogel zat er nog in en moest er uitgehaald worden. De kaak is helemaal verbrijzeld.
Uit de geneeskundige verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat [slachtoffer 2] een schotwond in zijn kin had en tevens een fractuur/verbrijzeling in zijn kaak. Het gevoel in zijn onderlip en kin is permanent uitgeschakeld.
De politie heeft met [slachtoffer 2] een meervoudige fotobewijsconfrontatie gehouden. De foto van verdachte (foto 5) week op kleur iets af van de foto’s van de figuranten. De tint van foto 5 is daarom door de politie ten behoeve van de bewijsconfrontatie iets aangepast, om deze foto minder te laten afwijken van de rest van de foto’s.[slachtoffer 2] zag op de foto’s niets wat er echt op leek. Bij foto 5 twijfelde hij, maar voor zijn gevoel was de huidskleur van de persoon op foto 5 te licht.
[slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard. Ik hoorde schoten. Toen is er ook op mij geschoten. Ik zag één donkere man met halflang haar.Ik heb kogels in mijn lichaam en die gaan er niet meer uit.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 1] een schotwond bij zijn lies en een schotwond bij zijn knie had.
Ter plaatse waren bloedsporen te zien en werden hulzen aangetroffen.Op
18 oktober 2017 heeft [A] namens [naam school] ( [naam school] ) aangifte gedaan van vernieling van twee ruiten op de school. De [naam school] ligt naast de plaats delict en het lijkt alsof er door de ruiten geschoten is. In een lokaal van de school is een kogelpunt aangetroffen.
In totaal zijn op de plaats delict negen hulzen aangetroffen. Op alle hulzen was ingeponst:
Het kaliber: 6.35;
Het merk: G.F.L.
Bij een doorzoeking in de woning van verdachte op 5 mei 2017 werden drie scherpe patronen aangetroffen. Deze patronen hadden een diameter van 6,35 millimeter en waren van het merk G.F.L.
Bij de plaats delict werd een auto van het merk Toyota met kenteken [kenteken] aangetroffen.De auto bleek op naam te staan van [verdachte] .
Op 20 oktober 2017 heeft verdachte naar de politie gebeld omdat hij aangifte wilde doen van diefstal van zijn auto. [verdachte] had het telefoonnummer van zijn vader opgegeven, als het nummer waarop hij bereikbaar was, te weten: [telefoonnummer] .
Op 20 oktober 2017 werd opnieuw met het nummer [telefoonnummer] naar de politie gebeld. Voordat werd doorgeschakeld naar een centralist stond het nummer in de wacht. De persoon die belde was op dat moment kennelijk in gesprek met een ander persoon in zijn bijzijn en zei: “Nos no tira den auto. Ta nada den auto tampoko”.
Deze tekst is vertaald door een officiële tolk. De tolk kwam tot de volgende vertaling:
dat maakt niet uit ik heb niet in de auto geschoten. Er is dus ook niks in de auto.
Getuige [getuige 1] heeft onder meer het volgende verklaard. Ik heb gehoord van iemand dat er gisteravond is geschoten. Ik heb gehoord wie er heeft geschoten. Ik heb de naam gehoord van [verdachte] . Die persoon heeft tegen mij gezegd dat [verdachte] gisteravond twee mensen heeft geschoten met een vuurwapen. [verdachte] woont vlakbij het [naam winkelcentrum] . Zijn vader heet [bijnaam van C] .
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat hem ambtshalve bekend is dat [bijnaam van C] een bijnaam is van [C] en dat [bijnaam van C] een zoon heeft genaamd [verdachte] , woonadres: [adres] .Het adres [adres] ligt ongeveer 800 meter van het [naam winkelcentrum] .
Bewijsoverwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden vastgesteld dat er op 18 oktober 2018 door een getinte jongen met een pistool gericht geschoten is op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] is op korte afstand beschoten, waarbij een kogel gericht op zijn hoofd werd afgevuurd en waardoor hij ernstig gewond is geraakt. [slachtoffer 1] is meerdere malen beschoten, waarbij hij tweemaal is geraakt en ook hij ernstige verwondingen heeft opgelopen. Gelet op deze omstandigheden en in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat door het afschieten van kogels in de richting van personen, deze kogels hen met dodelijk gevolg kunnen raken, bestond naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , door het afschieten van de kogels, dodelijk geraakt hadden kunnen worden. Door ervoor te kiezen om met zijn pistool gericht kogels op personen af te vuren, heeft de schutter er blijk van gegeven een eventueel dodelijke afloop niet uit de weg te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de schutter aldus willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de schoten dodelijk getroffen zouden worden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat dit handelen gekwalificeerd moet worden als een poging om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beschoten heeft. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daarbij het volgende. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de auto van verdachte is aangetroffen nabij de plaats delict en dat verdachte twee dagen na het schietincident aangifte heeft willen doen van diefstal van deze auto. Tijdens de wachttijd van dit telefonische gesprek, beluisterd middels een tap op de telefoon waarvan verdachte op dat moment gebruik maakte, werd gezegd dat in de auto niet is geschoten. Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] hebben een signalement van de schutter gegeven, dat overeenkomt met het signalement van verdachte. [slachtoffer 2] twijfelde bij de meervoudige fotobewijsconfrontatie bij de foto van verdachte, en merkte op dat volgens hem de huidskleur van de persoon op de foto te licht was. De aan [slachtoffer 2] getoonde foto waarop verdachte stond afgebeeld was in tint aangepast tot een lichtere kleur, om de foto minder van de andere foto’s te laten afwijken. Voorts staat vast dat er geschoten is met kogels van het kaliber 6.35 van het merk G.F.L.. Bij een doorzoeking in de woning van verdachte in 2017, enkele maanden voor het incident, zijn patronen aangetroffen van hetzelfde merk en hetzelfde kaliber. Getuige [getuige 1] heeft zich bij de politie gemeld met het bericht dat hij gehoord had dat [verdachte] twee mensen heeft beschoten met een vuurwapen. De politie komt met deze naam en de door de getuige genoemde omstandigheden tot de slotsom dat het om verdachte gaat.
Voorgaande omstandigheden wijzen, in onderlinge samenhang bezien, eenduidig richting verdachte als de schutter en verlangen naar het oordeel van de rechtbank een uitleg van verdachte, voor zover hij deze heeft. Verdachte heeft hiervoor echter, op het enkel ontkennen na, geen alternatieve verklaring gegeven en heeft hij zich bij de politie en ter terechtzitting telkens op zijn zwijgrecht beroepen. Het ontbreken van een redengevende, de verdenking ontzenuwende, verklaring van verdachte sterkt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en biedt aldus ondersteuning voor de juistheid van de conclusies die de rechtbank uit de aanwezige bewijsmiddelen trekt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die op 18 oktober 2017 in Lelystad heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven door met een pistool op hen te schieten. De rechtbank acht, gelet op de omstandigheid dat de verklaringen van de aangevers en verdachte geen inzicht hebben gegeven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in verdachte is omgegaan, niet wettig bewezen dat verdachte tevoren het plan had opgevat om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Voorts is niet gebleken dat, mede gelet op de korte tijdsspanne waarin het incident zich heeft plaatsgevonden, verdachte tussen de elkaar opvolgende schoten voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad. Dit betekent dat niet kan worden bewezen verklaard dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat hij moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot moord.
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van een poging tot afpersing gepleegd in Lelystad.
Het incident vond plaats op 12 juni 2017.[slachtoffer 3] heeft onder meer het volgende verklaard. Afgelopen vrijdag kwamen ze (de rechtbank begrijpt: verdachte en zijn mededader) naar mij toe en wilden ze geld hebben. Ze hebben mij naar een bos gebracht. Daar moest ik telefonisch geld regelen en als ik dat niet zou doen zouden zij mij doodmaken. Ook hebben zij mij geslagen met een honkbalknuppel.Ze kwamen naar mijn huis.Toen we wegreden moest ik mijn baas bellen, die heet [D] . Ik moest hem bellen om geld te regelen. Ik heb hem toen gevraagd om geld aan mij te lenen, omdat ik het anders moeilijk zou krijgen.Ze zijn vervolgens naar het bos gereden.Toen ik in de auto zat zag ik dat [E] een mes in zijn hand hield. Ik voelde mij bedreigd doordat [E] dit mes vasthield en hij geld van mij wilde.Ik dacht dat ze mij zouden vermoorden. Ik was heel erg bang. Bij het bos zijn wij de auto uitgestapt. Ik zag dat [E] een honkbalknuppel vast pakte en hij zei dat ik nogmaals [D] moest bellen.Ik had het vermoeden dat als ik dit niet zou doen, ze mij zouden vermoorden. Ik heb [D] gebeld. Daarna hebben ze mijn telefoon kapot gemaakt en toen begonnen ze mij te slaan. [E] sloeg mij met de honkbalknuppel.Hij heeft mij geraakt op mijn armen en op mijn linker schouderblad. Hij heeft mij zes à zeven keer geslagen met de honkbalknuppel. Daarna moest ik mijn armen naar voren uitsteken en sloeg hij ook op mijn polsen met de honkbalknuppel.Dit deed heel erg pijn. Ik dacht dat ze mij dood zouden maken. Ik was heel erg bang.
Aan [slachtoffer 3] is een foto getoond van verdachte getoond. [slachtoffer 3] heeft de persoon op de foto herkend als de door hem in de aangifte genoemde [E] .
Getuige [getuige 2] , de toenmalige vriendin van aangever, heeft onder meer het volgende verklaard. Op 12 juni 2017 belde [E] . Hij vroeg of [slachtoffer 3] thuis was en zei dat hij geld wilde hebben, omdat hij die dag jarig was. [slachtoffer 3] komt normaal tussen 17:15 uur en 17:30 uur thuis. Die dag kwam hij niet op tijd thuis. [slachtoffer 3] zei later na thuiskomst dat hij pijn had aan zijn arm. Hij zei dat hij door jongens was geslagen met een stok op zijn arm en dat [E] een van de jongens was geweest.
[getuige 2] heeft verklaard dat [E] de jongste zoon is van [bijnaam van C] . De verbalisant heeft gerelateerd dat [bijnaam van C] de bijnaam is van de vader van verdachte.
[getuige 2] heeft verklaard dat [E] zei dat hij op […] jarig is.Verdachte [verdachte] is op [1996] geboren.
Aan de getuige [getuige 2] is een foto getoond van verdachte. [getuige 2] heeft de persoon op de foto herkend als [E] .
Uit de letselbeschrijving van 14 juni 2017 volgt dat bij aangever het volgende te zien was:
- een blauw-paarse verkleuring op de linkerzijde van de rug;
- in de blauw-paarse verkleuring op de rug afdrukken, vermoedelijk ontstaan door een hard stomp voorwerp;
- op de buiten en binnenzijde van de linker bovenarm blauw-paarse verkleuringen;
- in de blauw-paarse verkleuring op de linker arm afdrukken, vermoedelijk ontstaan door een hard stomp voorwerp;
- een mogelijke verkleuring en verdikking van de huid van de rechter onderarm;
- een huidbeschadiging aan de bovenzijde van de linker pols.
Aangever heeft verklaard dat hij zijn werkgever, [F] , moest bellen om geld te regelen. Uit de historische telefoongegevens van aangever blijkt dat het telefoonnummer van aangever op 12 juni 2017 tussen 17:27 uur en 18:12 uur meerdere keren telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer in gebruik bij [F] .
Bewijsoverweging
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 12 juni 2017 in Lelystad samen met een ander heeft geprobeerd, door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag.
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] heeft op 14 juni 2017 onder meer het volgende verklaard. Een jaar geleden begon een man genaamd [E] drugs te brengen naar ons huis.Voor het bedrag wat ik aan maandloon binnen bracht, nam [E] drugs mee. [E] bracht drie à vier keer per week drugs. Soms vier gram, soms zes gram. Het was cocaïne. Dit ging het hele jaar door, tot aan de dag van vandaag (de rechtbank begrijpt: 14 juni 2017).
Aan [slachtoffer 3] is een foto getoond van verdachte. [slachtoffer 3] heeft de persoon op de foto herkend als de persoon die hij als [E] kent en die aan hem de drugs verkocht.
[getuige 2] heeft op 15 juni 2017 onder meer het volgende verklaard. Wij kopen cocaïne van [E] sinds juni vorig jaar.
[getuige 2] heeft verklaard dat [E] de jongste zoon is van [bijnaam van C] . De verbalisant heeft gerelateerd dat [bijnaam van C] de bijnaam is van de vader van [verdachte] .[getuige 2] heeft verklaard dat [E] op […] jarig is.Verdachte [verdachte] is op [1996] geboren. Aan de getuige [getuige 2] is een foto getoond van verdachte. [getuige 2] heeft de persoon op de foto herkend als de persoon die zij als [E] kent.
Aan de getuige [getuige 3] is een foto getoond van verdachte. De getuige heeft onder meer het volgende verklaard. Ik ken hem niet van naam, maar hij noemt zich [naam] en is een dealer. Mijn telefoonnummer wordt zo nu en dan gebruikt door [G] en [H] om drugs te bestellen en dan komt de man op de foto, degene die zich [naam] noemt, cocaïne brengen.
Bewijsoverweging
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 1 juni 2016 tot en met 12 juni 2017 in Lelystad cocaïne heeft gedeald.
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 4] heeft aangifte gedaan van zware mishandeling gepleegd op 8 juni 2017 in Lelystad.[slachtoffer 4] heeft onder meer het volgende verklaard. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) heeft mij middels een mes in mijn linker hand gestoken. Hierdoor had ik pijn en letsel. Ik ben in het ziekenhuis geopereerd. Mijn pezen en zenuwen zijn doorgesneden.Ik voelde ineens iets raars op mijn linkerhand. Ik voelde pijn. Ik zag heel veel bloed en bot. Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn hand had. Ik heb twee wonden.Ik heb nog dagelijks pijn aan mijn linkerhand. Ik kan mijn hand niet buigen en strekken. Ik ben linkshandig. Ik kan niet typen en schrijven.
Getuige [getuige 4] heeft onder meer het volgende verklaard. [slachtoffer 4] was beneden en ik hoorde allemaal gestommel beneden. Op een gegeven moment komt [slachtoffer 4] boven en zie ik dat zijn hand helemaal onder het bloed zit. Ik liep vervolgens naar beneden en toen zag ik [verdachte] wegrijden in een auto.Aan de getuige [getuige 4] is een foto getoond van verdachte. [getuige 4] heeft de persoon op de foto herkend als [verdachte] .
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat [slachtoffer 4] een litteken van 5 centimeter op zijn linker arm heeft en een hoefijzervormig litteken op zijn linkerhand. Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de aangegeven toedracht.Geschat wordt dat genezing van het letsel één jaar zal duren.
Uit het verzoek tot schadevergoeding van [slachtoffer 4] volgt dat hij dagelijks nog veel pijn heeft en nog steeds onder controle staat van een plastisch chirurg. Hij heeft veel krachtverlies in zijn dominante hand. Hij heeft zeer beperkt gevoel in zijn duim en wijsvinger, waardoor hij thans nog niet in staat is om te schrijven. Naar verwachting zal dit gevoel niet volledig herstellen. Hij heeft zijn werkzaamheden bij zijn werk moeten staken, nu hij niet in staat is om te typen of schrijven.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt aan de hand van het voorgaande vast dat door verdachte aan [slachtoffer 4] met een mes letsel is toegebracht. De rechtbank gaat voorbij aan de wederom kale ontkenning van verdachte dat hij dit heeft gedaan en zijn stelling dat hij aangever niet kent, gelet op de consistente en gedetailleerde verklaring van aangever over het incident. Dit wordt bevestigd door hetgeen getuige [getuige 4] heeft waargenomen en het letsel dat bij aangever is geconstateerd. Het staat voor de rechtbank ook voldoende vast dat dit letsel ook na medisch ingrijpen blijvend van aard is, terwijl thans nog geen uitzicht is op (volledig) herstel en dat [slachtoffer 4] door het letsel zijn werkzaamheden bij zijn werkgever niet langer heeft kunnen verrichten.
Gelet op het soort letsel, de ongewisse duur van het herstel en de vraag of volledig herstel überhaupt zal plaatsvinden, is de rechtbank van oordeel dat de aan aangever toegebrachte verwonding zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 8 juni 2018 in Lelystad aan [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door met een mes te steken in de hand van [slachtoffer 4] .
Bewijsmiddelen
In het voertuig waarin verdachte op 20 oktober 2017 is aangehouden werd een zwarte Samsung aangetroffen.De telefoon werd uitgelezen en onderzocht. Uit onderzoek bleek dat op de telefoon een aantal selfies stonden. De persoon op de selfies is door verbalisant herkend als verdachte.Op de telefoon worden tevens foto’s van vuurwapens aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de foto’s van de wapens (op pagina 1132) naar hem verstuurd zijn via WhatsApp.
Uit onderzoek naar de telefoon bleek dat het imeinummer van de telefoon is [imeinummer] . Dit imeinummer kwam in het politiesysteem voor met betrekking tot een aangifte van zakkenrollerij.
[J] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar Samsung telefoon op 27 april 2017 in Lelystad.
Bewijsoverweging
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich in de periode van 27 april 2017 tot en met 20 oktober 2017 schuldig heeft gemaakt aan heling van een Samsung telefoon. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking. De telefoon is op 20 oktober 2017 aangetroffen in de auto waar verdachte zich bevond. Op de telefoon stonden selfies van verdachte. Ook stonden op deze telefoon foto’s van vuurwapens, waarvan verdachte ter terechtzitting van 31 oktober 2018 heeft verklaard dat hij deze toegestuurd heeft gekregen via Whatsapp. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die de telefoon voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt voorts dat niet is gebleken dat verdachte rechtmatig over de gestolen telefoon beschikte, waarbij hij ook niet enige verklaring heeft willen gegeven omtrent de (rechtmatige) verkrijging van de telefoon. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de telefoon een door misdrijf verkregen goed betrof.