ECLI:NL:RBMNE:2018:5561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
16/706035-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en vernieling door te schieten op een persoon

Op 21 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 mei 2018 in Almere heeft geprobeerd zijn ex-vriendin, aangeduid als [slachtoffer], van het leven te beroven door met een vuurwapen op haar te schieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een ruzie, vanuit een woning op de aangeefster heeft geschoten terwijl zij probeerde te ontsnappen. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag en vernieling, waarbij de verdachte ook een ruit en toegangsdeur van een portiek heeft beschadigd. Tijdens de zitting op 7 september 2018 heeft de rechtbank de verklaringen van de aangeefster en getuigen gehoord, evenals de verdediging van de verdachte die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder tapgesprekken en forensisch bewijs. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de aangeefster te doden en dat hij ook verantwoordelijk is voor de vernieling van het eigendom van de Woningbouwvereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706035-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd te [verblijfplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. H. Gase, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair:
op 17 mei 2018 in Almere heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door met een vuurwapen op haar, althans in haar richting, te schieten;
subsidiair:
op 17 mei 2018 in Almere [slachtoffer] heeft bedreigd door met een vuurwapen op haar, althans in haar richting, te schieten;
feit 2:
op 17 mei 2018 in Almere een ruit en toegangsdeur (van het portiek behorende bij de woning gelegen aan de [adres] ) heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zijn standpunten verwoord in een ter terechtzitting overgelegd requisitoir. Zakelijk weergegeven heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
De verklaring van aangeefster is betrouwbaar omdat deze steun vindt in andere bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte twee keer op aangeefster heeft geschoten. Dit levert een poging tot doodslag op. Ook de vernieling kan worden bewezen, omdat de toegangsdeur door een kogel is geraakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft zijn standpunten verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota. Zakelijk weergegeven heeft hij aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte op 17 mei 2018 heeft geschoten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair en feit 2 [1]
Op 17 mei 2018 omstreeks 10.25 uur kregen verbalisanten een melding om naar de [straatnaam] in [woonplaats] te gaan, omdat een melder gehoord zou hebben dat er een schot was gelost door middel van een vuurwapen. Ter plaatse gaf een vrouw genaamd [voornaam van slachtoffer] te kennen dat zij slachtoffer was. Zij verklaarde dat haar vriend dan wel ex-relatie, genaamd [verdachte] , geboren in 1982, de dader was. Na een ruzie in haar woning, had [verdachte] gericht op haar geschoten toen zij probeerde hem te ontvluchten door de woning te verlaten. [A] heeft verklaard dat zij rond 10.00 uur zag dat [verdachte] over de schutting van haar tuin sprong en haar vroeg waar [voornaam van slachtoffer] was. Zij vertelde hem dit niet te weten. Ze hoorde dat [verdachte] vervolgens tegen haar zei: “Ik hoop dat jullie haar eerder vinden dan ik.” [2]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij buiten stond en ineens een klik van het raam hoorde. Ze zag dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) uit het raam hing en iets vast had. Ze hoorde vervolgens een keiharde knal. Ze voelde toen iets langs haar benen vliegen en is daarna meteen gaan rennen. Ze hoorde toen nog een knal. Op de vraag wat haar heeft doen besluiten om bij deze ruzie weg te rennen, antwoordde aangeefster dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) zei dat hij haar dood ging schieten. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 17 mei 2018 omstreeks 10.00 uur in haar woning aan de [adres] in [woonplaats] was. Ze hoorde ineens een knal gelijkend op een schot uit een pistool. Ze keek uit het keukenraam en zag dat er rechts beneden een man uit het portiek kwam lopen met versnelde pas. [4] Ze zag daarna de man in een zwarte Opel Astra stappen. Er zat niemand anders in de auto. Ze herkent de vriend van de buurvrouw van nummer [nummeraanduiding] als degene die uit het portiek kwam en wegreed in de Opel Astra. Ze kreeg van een vriendin een appje met een foto en zijn naam. Ze herkende de man op de foto als dezelfde persoon die wegreed. In het appje stond dat hij [verdachte] zou heten. [5]
Een verbalisant heeft onderzoek verricht om en in de woning aan de [adres] in [woonplaats] . De woning was voorzien van drie ramen in de voorgevel, waarvan het middelste raam opengeslagen was . Op de straat voor het pand lag een huls. Op de hulsbodem stond de tekst ‘ [......] ’. Op de straat voor de toegangsdeur lag een manteldeel van een projectiel. De centrale toegangsdeur was gelegen in een uitgebouwd portiek. In een ruit zat een gat. Ook in de toegangsdeur zat een gat. Vanaf het raam dat openstond kon een lijn getrokken worden door de schotsbeschadigingen. De afstand vanaf het raam tot aan het gat in de ruit betrof ongeveer 6,60 meter. [6]
Telefoonnummer [telefoonnummer] belde met nummer [telefoonnummer] . [7] Dit gesprek vond plaats op 17 mei 2018. [8] Op de uitbellende lijn hoorde de verbalisant een mannenstem. Naar aanleiding van de inhoud van het gesprek is het aannemelijk dat [verdachte] de persoon is die belt. [verdachte] verklaarde in het telefoongesprek onder andere dat hij vandaag bij zijn ex, genaamd [voornaam van slachtoffer] , was geweest. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bovengenoemd telefoongesprek heeft gevoerd op 17 mei 2018. [10]
Het telefoonnummer [telefoonnummer] , dat op naam staat van [B] , is afgeluisterd. Op 29 mei 2018 had hij een gesprek (sessienummer [..] ) en vertelde [voornaam van B] dat hij [verdachte] alleen onderdak had geboden. [verdachte] zat drie dagen bij hem en hij had met [verdachte] gesproken. [verdachte] vertelde hem dat hij haar ook al twee keer had geschoten en daarom moest hij hierheen. In een ander gesprek (sessienummer [.] ) zegt [voornaam van B] dat hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) zeker voor een jaar of twee, drie minimaal gaat. [voornaam van B] zegt: “Kijk als je gaat schieten en alles, zo’n ding, daar zijn ze vies op”. [11]
In de aangifte namens [naam] Woningbouwvereniging is vermeld dat schade is ontstaan aan de toegangsdeur van het portiek van de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Er is een kogelgat ontstaan in de ruit van de toegangsdeur. Tevens is er schade ontstaan aan de houten deur van het belpaneel. [12]
Bewijsoverwegingen
Daderschap
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 17 mei 2018 in Almere met een vuurwapen op [slachtoffer] is geschoten. Zij stond bij het portiek, hoorde een knal en voelde iets langs haar benen vliegen. In het portiek is een kogelgat aangetroffen en op straat is een huls aangetroffen. Voorts stelt de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte ten tijde van het incident op de plaats delict aanwezig was.
De vraag die aan de rechtbank voorligt is of verdachte degene is geweest die heeft geschoten op [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer] tegen de verbalisanten die ter plaatse kwamen heeft verklaard dat verdachte op haar heeft geschoten. Daarnaast heeft zij in een verhoor uitgebreider verklaard over het incident. Haar verklaringen worden ondersteund en vinden bevestiging in de overige bewijsmiddelen. Zo kan er een lijn worden getrokken tussen het raam waar verdachte uit hing en de schotsbeschadigingen, zegt [voornaam van B] in de tapgesprekken dat verdachte haar twee keer had geschoten, verlaat verdachte direct na het incident de woning van aangeefster en zegt verdachte tegen een buurvrouw dat hij hoopte dat zij [slachtoffer] eerder zou vinden dan hij.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat
hijniet heeft geschoten en dat er
niet op [slachtoffer]is geschoten. Deze verklaring heeft verdachte echter niet nader onderbouwd, naar eigen zeggen omdat hij vreest voor zijn veiligheid en de veiligheid van zijn kind en zijn moeder als hij opening van zaken geeft. Nu verdachte geen enkele uitleg heeft gegeven, is zijn verklaring niet controleerbaar en verifieerbaar. Daarentegen bevat het dossier bewijsmiddelen die de verklaring van verdachte tegenspreken, de verklaring van [slachtoffer] juist ondersteunen en zijn er – anders dan de verklaring van verdachte – geen aanwijzingen dat er op het moment van schieten andere personen in de woning aanwezig waren. Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank de verklaring van verdachte – dat er niet op [slachtoffer] is geschoten en dat verdachte niet heeft geschoten – niet aannemelijk.
Opzet
Verdachte heeft na een ruzie met [slachtoffer] vanuit het raam van de woning op haar heeft geschoten, terwijl zij hem probeerde te ontvluchten en buiten bij het portiek stond. De afstand tussen verdachte en [slachtoffer] was relatief kort. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk van het leven wilde beroven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 17 mei 2018 te [woonplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen meerdere kogels heeft afgevuurd in de richting van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
op 17 mei 2018 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk de ruit en toegangsdeur (van het portiek behorende bij de woning gelegen aan de [adres] ), dat aan [naam] Woningbouwvereniging toebehoorde, heeft vernield en beschadigd.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en vernieling. Verdachte kreeg ruzie met zijn (ex-)vriendin. Toen zij uit angst voor verdachte haar woning ontvluchtte, heeft verdachte vanuit het raam van de woning op haar geschoten. Dit gebeurde op een zaterdagmorgen in een woonwijk bij een portiek van een appartementencomplex. Het is dan ook een gelukkige omstandigheid dat er geen slachtoffers zijn gevallen en dat het portiek slechts is vernield en beschadigd.
Met zijn handelen heeft verdachte aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans leven. Een dergelijk gewelddadig feit veroorzaakt niet alleen doodsangsten bij het slachtoffer, maar vergroot ook onrust en het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten dermate ernstig zijn, dat alleen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking komt. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte strafverzwarend aan dat uit het dossier blijkt dat hij recent na een conflict ook heeft geschoten.
De rechtbank acht – alles overwegende – de vordering van de officier van justitie passend en geboden en zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 september 2018.
Bijlage: de (gewijzigde) tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair.
hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Almere, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met een vuurwapen meerdere, althans één, kogel(s) heeft afgevuurd op het
lichaam , althans in de richting van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair.
Hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Almere, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen meerdere, althans één, kogel(s) heeft afgevuurd op het lichaam , althans in de richting van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2018 te Almere, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de ruit en/of toegangsdeur
(van het portiek behorende bij de woning gelegen aan de [adres] ), in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten
aan [naam] Woningbouwvereniging toebehoorde, heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 juni 2018, genummerd 2018138410, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 2001. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1002.
3.Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , pagina 1018.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 1029.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 1030.
6.Een proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 1032.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1056.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1061.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1056.
10.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 september 2018.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1085.
12.Een proces-verbaal van aangifte namens [naam] Woningbouw, pagina 2000.