In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 7 september 2018 een beslissing genomen over de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde, geboren in 1972 in Marokko en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 509 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk. De proeftijd was vastgesteld op twee jaar, met bijzondere voorwaarden waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een klinische behandeling.
De officier van justitie heeft op 17 juli 2018 een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat de veroordeelde zich niet aan de opgelegde voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde meerdere keren niet op afspraken is verschenen en niet meewerkte aan de begeleiding van de reclassering. Ondanks eerdere beslissingen tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, heeft de veroordeelde geen blijk gegeven van bereidheid om aan de voorwaarden te voldoen.
Tijdens de openbare zitting op 24 augustus 2018 was de officier van justitie aanwezig, maar de veroordeelde was niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft op basis van het dossier en de rapportage van de reclassering geconcludeerd dat er geen aanknopingspunten zijn dat de veroordeelde in de toekomst wel zal meewerken aan de voorwaarden. Daarom heeft de rechtbank besloten de vordering van de officier van justitie toe te wijzen en de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van 240 dagen te gelasten, bovenop de eerder opgelegde straffen.