Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 augustus 2018
- de conclusie van dupliek in het incident met producties
- de akte uitlating producties van [eiser] .
2.De vordering en het verweer in het incident ex artikel 843a Rv
3.De beoordeling in het incident ex artikel 843a Rv
Ten aanzien van [gedaagde sub 1]
nietalgemeen verbindend is verklaard. [gedaagde sub 1] heeft betwist dat het loon van [eiser] aan de hand van de CAO Pluimvee verwerkende industrie moet worden bepaald. Wat daarvan verder ook zij – dit punt zal in de hoofdzaak aan de orde moeten komen – vast staat dat [gedaagde sub 1] op grond van de ABU CAO de inlenersbeloning dient te bepalen aan de hand van de gegevens die zij van [aanduiding gedaagden sub 2 en sub 3] als inlener heeft ontvangen omtrent de functie waarin [eiser] valt en het loon dat [aanduiding gedaagden sub 2 en sub 3] aan eigen werknemers betaalt in deze functie. [gedaagde sub 1] dient daarvan op haar beurt opgave te doen aan [eiser] (artikel 20 ABU CAO). [eiser] heeft naar het oordeel van de kantonrechter daarom een rechtmatig belang bij dit deel van zijn vordering. Op welke specifieke bescheiden hij doelt heeft [eiser] ook in dit geval voldoende onderbouwd.
4.De beslissing
woensdag 9 januari 2019voor de conclusie van repliek door [eiser] ;