In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een leerling, aangeduid als [eiser], en de De Willibrord Stichting, het bevoegd gezag van de school waar de leerling onderwijs volgde. De leerling was in het schooljaar 2012/2013 geschorst voor vijf schooldagen vanwege signalen van mogelijk (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. De schorsing werd later verlengd, wat leidde tot een rechtszaak waarin de leerling stelde dat de school onterecht had gehandeld en dat hij hierdoor schade had geleden, waaronder studievertraging en extra studiekosten. De leerling vorderde een schadevergoeding van € 25.000,00 en een verklaring voor recht dat de school tekortgeschoten was in haar verplichtingen.
De kantonrechter heeft de bevoegdheid vastgesteld om de zaak te behandelen, gezien de vordering van maximaal € 25.000,00. Vervolgens is beoordeeld of de school haar (contractuele) plicht had geschonden door de leerling te schorsen. De rechter oordeelde dat de school in redelijkheid tot de schorsing had kunnen besluiten, gezien de serieuze signalen van grensoverschrijdend gedrag. De school had ook de nodige stappen ondernomen om de leerling tijdens de schorsing te ondersteunen, zoals het aanbieden van alternatieve onderwijsprogramma's en het goedkeuren van een alternatieve examenroute door de onderwijsinspectie.
De kantonrechter concludeerde dat de school niet tekortgeschoten was in haar verplichtingen en dat de vorderingen van de leerling daarom werden afgewezen. Tevens werd de leerling veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de school, begroot op € 800,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.