ECLI:NL:RBMNE:2018:547

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
16/659506-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing en diefstal, met inachtneming van positieve ontwikkeling en overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die zich schuldig heeft gemaakt aan zes strafbare feiten, waaronder (poging tot) afpersing en diefstal. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 16 januari 2018, waar de verdachte aanwezig was, evenals zijn advocaat, mr. K.M.S. Bal, en de officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van meerdere diefstallen met geweld en het in bezit hebben van een nepvuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op verschillende data in 2015 en 2016 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij hij slachtoffers onder bedreiging heeft gedwongen tot afgifte van hun goederen. De rechtbank heeft de positieve ontwikkeling van de verdachte in aanmerking genomen, evenals de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast is de maatregel Toezicht en Begeleiding opgelegd voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659506-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 16 januari 2018, waarna het onderzoek is gesloten op 23 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N.T.R.M. Franken en van hetgeen verdachte en mr. K.M.S. Bal, advocaat te Rotterdam, alsmede de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 19 december 2015 te [woonplaats] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of afpersing;
2. op 15 februari 2016 te [woonplaats] zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en/of een poging tot afpersing;
3. op 15 februari 2016 te [woonplaats] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of afpersing;
4. op 18 februari 2016 te [woonplaats] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van een mobiele telefoon;
5. op 18 maart 2016 te [woonplaats] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van goederen uit een woning, waarbij de toegang tot de woning is verschaft door middel van insluiping;
6. op 13 april 2016 te [woonplaats] een nabootsing van een pistool, te weten een veerdrukpistool, voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, en stelt daarbij dat in de feiten 1, 2 en 3 sprake was van (een poging tot) afpersing.
Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie betoogd dat het wettig bewijs aanwezig is, maar dat zij de overtuiging mist dat verdachte dat feit heeft begaan. Om die reden heeft zij verzocht verdachte vrij te spreken van feit 4.
Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie betoogd dat zij de insluiping niet bewezen acht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat zij het eens is met hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 6. Zij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over de vraag of sprake was van diefstal met geweld of van afpersing in de feiten 1, 2 en 3.
Met betrekking tot feit 4 meent de raadsvrouw dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, en dat verdachte om die reden van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw om partiële vrijspraak verzocht met betrekking tot de ten laste gelegde insluiping.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
feit 1
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2018 [2] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 20 december 2015 [3] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2016 [4] ;
- het proces-verbaal van verhoor van [A] van 12 april 2016 [5] ;
feit 2
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2018 [6] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van. 15 februari 2016 [7] ;
feit 3
Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2018 [8] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 16 februari 2016 [9] ;
feit 4
Op 18 februari 2018 heeft [benadeelde partij 3] aangifte gedaan van diefstal van de iPhone 6 van haar dochter [slachtoffer 4] . Aangeefster heeft verklaard dat de telefoon vermoedelijk door één van de medeleerlingen van haar dochter is gestolen uit het klaslokaal aan de [straatnaam] te [woonplaats] . Haar dochter zat omgedraaid met medeleerlingen te praten en toen zij zich weer omdraaide was haar telefoon weg. [10]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij met een aantal leerlingen zat te werken op school, dat zij met onder meer [verdachte] aan een tafel zat en dat [A] achter haar zat te werken. Om een vraag te beantwoorden draaide zij zich om en toen zij terugdraaide lag haar iPhone niet meer op haar tafel. [11] Zij heeft haar telefoon direct gebeld en opgezocht via
find my iPhone. De telefoon was echter in de klas al meteen niet meer te bereiken. [12]
[A] heeft verklaard dat hij op een gegeven moment samen met [voornaam van slachtoffer 4] en nog anderen in het lokaal zat onder lestijd. Op een gegeven moment gaf [verdachte] hem een telefoon. [voornaam van A] zag aan de telefoon dat deze van [voornaam van slachtoffer 4] was. [voornaam van verdachte] zei tegen [voornaam van A] “hou deze telefoon even bij je”. [voornaam van A] merkte aan [voornaam van slachtoffer 4] dat zij haar telefoon kwijt was. [voornaam van verdachte] gebaarde aan [voornaam van A] dat hij de telefoon bij zich moest houden en hij besloot niets te zeggen. Later die middag heeft [voornaam van A] de telefoon teruggegeven aan [voornaam van verdachte] . [voornaam van verdachte] heeft de telefoon verkocht en [voornaam van A] heeft daar de helft van gekregen. [13]
feit 5
Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend (met uitzondering van de insluiping). De raadsvrouw heeft geen integrale vrijspraak voor dit feit bepleit. Evenals de officier van justitie heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit voor het onderdeel ‘insluiping’ in de tenlastelegging. Omdat de rechtbank de insluiping niet bewezen acht, zal de rechtbank onder deze omstandigheden volstaan met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2018 [14] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , mede namens [slachtoffer 6] , van 29 april 2016 [15] ;
- het proces-verbaal van verhoor van [A] d.d. 14 mei 2016 [16] ;
feit 6
Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 januari 2018 [17] ;
- de kennisgeving van inbeslagneming van 13 april 2016 [18] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2016 met bijlagen [19] .
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte (met zijn mededader) het slachtoffer heeft gedwongen dan wel heeft geprobeerd te dwingen tot afgifte van goederen, zodat er sprake is van (poging tot) afpersing en niet van (poging tot) diefstal met geweld.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat zij de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij de telefoon heeft weggepakt en korte tijd later weer heeft teruggelegd, niet geloofwaardig acht, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen. Met name het feit dat het slachtoffer direct haar telefoon heeft opgebeld en dat de telefoon niet meer te bereiken was, weerlegt de verklaring van verdachte dat hij de telefoon heeft teruggelegd.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans
in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten op of in
de buurt van de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 4S) en/of geld, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn
mededader(s), althans alleen, terwijl zijn gezicht bedekt was met een masker,
althans een dergelijk gezichtsverhullend voorwerp, achter die [slachtoffer 1] is/zijn
aangefietst en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) tot stoppen heeft/hebben gedwongen
en/of (daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/heb
gezegd: 'Maak je zakken leeg' en/of 'Telefoon ook'
en/of
hijop
of omstreeks19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans
in het arrondissement Midden-Nederland,op de openbare weg, te weten op of in
de buurt van de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een
of meer
ander
en,
althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon (Iphone 4S)
en
/ofgeld,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
naam[slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin
bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader
(s), althans
alleen,terwijl
zijn/hun gezicht bedekt was met een masker,
althans een
dergelijk gezichtsverhullend voorwerp,achter die [slachtoffer 1] is
/zijnaangefietst
en
/ofdie [slachtoffer 1] (vervolgens) tot stoppen heeft
/hebbengedwongen en
/of
(daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op
die [slachtoffer 1] heeft
/hebbengericht en
/of(daarbij) tegen die [slachtoffer 1]
heeft
/hebbengezegd: 'Maak je zakken leeg' en
/of'Telefoon ook';
2.
hij op of omstreeks 15 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans
in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten de [straatnaam]
, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen en/of om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een (mobiele) telefoon en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te
doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, achter die [slachtoffer 2] is aangefietst en/of,
terwijl hij riep: 'Stop, geld', die [slachtoffer 2] (vervolgens) tot stoppen heeft
gedwongen en/of (daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de buurt van (de arm van) die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
(daarbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: 'Mobiel', terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hijop
of omstreeks15 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans
in het arrondissement Midden-Nederland,op de openbare weg, te weten de [straatnaam]
, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van
een (mobiele) telefoon en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,achter die [slachtoffer 2] is aangefietst en
/of, terwijl hij riep:
'Stop, geld', die [slachtoffer 2] (vervolgens) tot stoppen heeft gedwongen en
/of
(daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de
buurt van (de arm van) die [slachtoffer 2] heeft gehouden en
/of(daarbij) tegen die
[slachtoffer 2] heeft gezegd: 'Mobiel',
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 15 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans
in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten de
[straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 6S), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, terwijl hij
naast die [slachtoffer 3] fietste, (meermalen) heeft geroepen:' Geef je telefoon
nu' en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de richting van (het hoofd van die) [slachtoffer 3] heeft gericht
en/of gericht gehouden;
en/of
hijop
of omstreeks15 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , op de
openbare weg, te weten de [straatnaam] , met het oogmerk om zich
en/of een
anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon
(Iphone 6S),
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk
geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, terwijl
hij naast die [slachtoffer 3] fietste, (meermalen) heeft geroepen: 'Geef je telefoon
nu' en
/of(vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 3] heeft gericht
en/of gericht gehouden;
4.
hijop
of omstreeks18 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans
in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 6),
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4]
en/of (diens moeder) [benadeelde partij 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
5.
hijop
of omstreeks18 maart 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans in
het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of
anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning aan het [adres] heeft weggenomen een geldkistje
en
/of (een kistje met
)kristallen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldkistje en/of (kistje
met) kristallen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
insluiping;
6.
hijop
of omstreeks13 april 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans in
het arrondissement Midden-Nederland, (een
)wapen
(s)van categorie I onder 7°,
te weten
(een
)nabootsing
(en)van
(een
)pistool, te weten een veerdrukpistool,
dat/die door zijn
/hunvorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde
(n)met
(een
)vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2. poging tot afpersing;

3. afpersing;

4. diefstal door twee of meer verenigde personen;

5. diefstal door twee of meer verenigde personen;

6. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde de maatregel Toezicht en Begeleiding gedurende 1 jaar;
- een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd bij vonnis het reeds geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gewezen op het tijdsverloop tussen de aanhouding van verdachte en de zitting, te weten 2 jaar, terwijl de zaak al in augustus 2016 bij het parket is binnengekomen. De zaak heeft anderhalf jaar op de plank gelegen, en de raadsvrouw heeft geen goede reden gehoord waarom het zo lang heeft moeten duren. Om die reden verzoekt de raadsvrouw aan de rechtbank om met dit forse tijdsverloop aanzienlijk rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat.
De raadsvrouw ziet geen meerwaarde in een onvoorwaardelijke straf gelet op het tijdsverloop en de – in positieve zin gewijzigde – persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw verzoekt een voorwaardelijke werkstraf op te leggen en af te zien van het opleggen van jeugddetentie, mede gelet op de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en Samen Veilig Midden-Nederland.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan drie straatroven, waarvan een straatroof beperkt is gebleven tot een poging daartoe. Daarbij is sprake geweest van (een poging tot) afpersing waarbij de slachtoffers onder bedreiging van een pistool werden gedwongen onder meer hun mobiele telefoon af te geven. In één geval droegen verdachte en zijn mededader ook een masker. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen financieel gewin zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als deze nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan.
Blijkens de verklaring van één van de slachtoffers is de overval als zeer beangstigend en bedreigend ervaren. Daar komt nog bij dat dit soort delicten zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan diefstal van een telefoon van een vriendin en klasgenoot en daarmee haar vertrouwen ernstig beschaamd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning, terwijl hij in die woning ongenodigd te gast was op een feestje van leeftijdsgenoten. Ook uit de verklaring van de slachtoffers van deze feiten blijkt dat zij nog steeds de nadelige gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen, waaronder gevoelens van angst en wantrouwen. Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS [20] voor minderjarigen gaan voor een straatroof uit van een taakstraf van 60 uren dan wel een dienovereenkomstige jeugddetentie (30 dagen) indien sprake is van een first offender. Bedreiging met een wapen geldt als een strafverzwarende omstandigheid, evenals het georganiseerde karakter van de groep.
Voor diefstal van een mobiele telefoon wordt in bovengenoemde oriëntatiepunten uitgegaan van een taakstraf van 30 uren. Het georganiseerde karakter van de groep geldt als een strafverzwarende omstandigheid.
Voor een woninginbraak wordt in de oriëntatiepunten uitgegaan van een taakstraf van 120 uren dan wel een dienovereenkomstige jeugddetentie (60 dagen) voor een first offender. Voor het voorhanden hebben van een nepwapen wordt uitgegaan van een taakstraf van 30 uren dan wel een dienovereenkomstige jeugddetentie (15 dagen).
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 5 december 2017;
- advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 januari 2018;
- een rapportage van Samen Veilig Midden-Nederland, afgerond op 2 januari 2018, opgesteld door [B] .
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte buiten de onderhavige delicten in maart 2017 een geldboete heeft gekregen voor straatschenderij. Deze boete is, aldus verdachte ter zitting, hem uiteindelijk kwijt gescholden nadat de politie excuses had aangeboden voor haar optreden. De rechtbank maakt hier uit op dat verdachte is aan te merken als een first offender.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf. Verdachte heeft in de afgelopen periode van bijna twee jaar sinds de gepleegde feiten een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Verdachte heeft al bijna twee jaar begeleiding van de jeugdreclassering ontvangen in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding en heeft hier positief aan meegewerkt. In het inzetten van een gedragsinterventie ziet de Raad op dit moment dan ook geen meerwaarde. Hoewel gelet op de ernst van de gepleegde feiten een jeugddetentie passend zou zijn, acht de Raad die straf niet passend bij de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt en het negatieve effect dat jeugddetentie heeft op deze positieve ontwikkeling.
Namens Samen Veilig Midden-Nederland heeft [B] gevraagd om een voorwaardelijke straf met voortzetting van de maatregel Toezicht en Begeleiding, om verdachte te ondersteunen in zijn angst voor de gevolgen van de uitspraak door de rechtbank.
Die angst is er niet voor de straf zelf, maar wel voor bedreigingen die zich mogelijk voor gaan doen en die eerder al hebben plaatsgevonden nadat verdachte bekennende verklaringen had afgelegd bij de politie.
Namens de Raad voor de Kinderbescherming heeft [C] het verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland onderschreven, voor zover begeleiding meerwaarde voor verdachte heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige strafzaak gedurende een lange periode zonder duidelijke verklaring en zonder dat hiervoor een verwijt kan worden gemaakt aan de verdachte, heeft gewacht op agendering op een zitting. De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop, zeker in aanmerking genomen de jeugdige leeftijd van de verdachte toen hij de feiten beging, zodanig is dat niet meer gezegd kan worden dat de behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat. Verdachte heeft daarnaast gedurende lange tijd psychisch nadeel ondervonden van de nasleep van de zaken. Daarbij heeft de verdachte verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan, laten blijken dat hij de ernst daarvan inziet, spijt betuigd en sindsdien een zeer positieve ontwikkeling doorgemaakt. Deze omstandigheden dienen naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot een strafvermindering dan de straf die op grond van de oriëntatiepunten als uitgangpunt zou gelden.
De rechtbank acht gelet op de ernst van de feiten een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden passend en geboden, maar gelet op de overige omstandigheden in geheel voorwaardelijke zin. Daarnaast zal als bijzondere voorwaarde de maatregel Toezicht en Begeleiding worden opgelegd voor de duur van de proeftijd van 1 jaar, teneinde verdachte te ondersteunen in het omgaan met zijn (naar eigen zeggen sombere) gevoelens en zijn angst voor eventuele bedreigingen als gevolg van deze uitspraak.
Voorts acht de rechtbank in beginsel een taakstraf voor de duur van 160 uren passend en geboden. De rechtbank zal echter, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, in plaats van een werkstraf van 160 uren, subsidiair 80 dagen jeugddetentie, een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Feit 1
[benadeelde partij 1] heeft zich namens [slachtoffer 1] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft de toewijzing van het volledige bedrag gevorderd, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd: twee daders, in het donker, gebruik van maskers en gebruik van een (nep)wapen.
De verdediging heeft betoogd dat zij de onderbouwing van de vordering mist en heeft de rechtbank gevraagd de vordering te matigen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een gedeelte van de vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 750,00 aan immateriële schade. De vordering kan tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 19 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Feit 3
[benadeelde partij 2] heeft zich namens [slachtoffer 3] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.650,00. Dit bedrag bestaat uit € 150,00 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
De officier heeft toewijzing van de materiële schade van € 150,00 gevorderd en toewijzing van een gedeelte van de immateriële, namelijk € 1.500,00. Benadeelde partij heeft heel veel last van het feit gehad en durft nog steeds niet in het donker te fietsen. Om die reden acht de officier van justitie een bedrag van € 1.500,00 aan immateriële schade reëel.
De verdediging acht de gestelde materiële schade toewijsbaar. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt verzocht dat bedrag aanzienlijk te matigen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een gedeelte van de vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 900,00, te weten
€ 150,00 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade. De vordering kan tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 15 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Feit 4
[benadeelde partij 3] heeft zich namens [slachtoffer 4] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,00 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij gevorderd omdat de rol van verdachte niet strafrechtelijk verwijtbaar is.
De verdediging acht de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk in haar vordering vanwege de door de verdediging bepleite vrijspraak. Subsidiair is de verdediging van mening dat er geen onderbouwing is van de schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de factuur die de benadeelde partij als bijlage aan haar verzoek tot schadevergoeding heeft toegevoegd, blijkt dat zij maandelijks een bedrag van € 25,00 euro aan toestelkosten betaalt. Gelet op het feit dat het abonnement is afgesloten voor de duur van 24 maanden, bedraagt het totaalbedrag voor het toestel € 600,00. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook geheel worden toegewezen. De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 18 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Feit 5
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 583,00, te weten € 250,00 aan materiële schade en € 333,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 250,00 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie gaat er vanuit dat de vorderingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zien op dezelfde materiële schade, en bespreekt om die reden uitsluitend de vordering van [slachtoffer 5] .
Omdat de diefstal van de tablet niet op de tenlastelegging staat, dient het deel van de vordering (€ 200,00) dat ziet op die diefstal niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de schade door de diefstal van het doosje met kristallen (€ 50,00) acht de officier van de justitie de vordering toewijsbaar. Omdat de gevraagde immateriële schade ziet op de hele avond, en het uit de hand lopen van het feest niet aan verdachte kan worden toegerekend, acht de officier van justitie een bedrag van € 200,00 toewijsbaar.
De verdediging acht de schade voor de diefstal van de tablet niet toewijsbaar. Ten aanzien van de schade door de diefstal van het doosje, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De gestelde immateriële schade is naar de mening van de verdediging niet onderbouwd. Om die reden dient de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ook de rechtbank gaat er vanuit dat de vorderingen van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] op dezelfde materiële schade zien, en beslist om die reden uitsluitend ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] .
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een gedeelte van de vordering niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 50,00 aan materiële schade ten aanzien van het kistje met kristallen.
De vordering kan tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 18 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
- 36 f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
- 13 en en 55 van de Wet wapens en munitie
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de jeugddetentie
  • stelt daarbij een proeftijd van een (1) jaar vast;
  • stelt als
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte:
* zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van Toezicht en Begeleiding worden gegeven door Samen Veilig Midden-Nederland;
- geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1)
  • wijst de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe tot € 750,00;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de vordering van [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 750,00 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 1 dag. De toepassing van die jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feit 3)
  • wijst de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe tot € 900,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart de vordering van [benadeelde partij 2] voor het overige niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 900,00 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 1 dag. De toepassing van die jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Benadeelde partij [benadeelde partij 3] (feit 4)
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 600,00;
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 600,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een jeugddetentie voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 5)
  • wijst de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5] toe tot € 50,00;
  • veroordeelt verdachte tot hoofdelijke betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 5] te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 5] voor het overige niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 50,00 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie van 1 dag. De toepassing van die jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
  • bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. van den Boogaard, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. A.G. Bakker, rechter, en mr. H.F. Koenis, rechter, in tegenwoordigheid van A. Heijboer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans
in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten op of in
de buurt van de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 4S) en/of geld, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn
mededader(s), althans alleen, terwijl zijn gezicht bedekt was met een masker,
althans een dergelijk gezichtsverhullend voorwerp, achter die [slachtoffer 1] is/zijn
aangefietst en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) tot stoppen heeft/hebben gedwongen
en/of (daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/heb
gezegd: 'Maak je zakken leeg' en/of 'Telefoon ook'
en/of
hij op of omstreeks 19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans
in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten op of in
de buurt van de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon (Iphone 4S)
en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
naam [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans
alleen, terwijl zijn/hun gezicht bedekt was met een masker, althans een
dergelijk gezichtsverhullend voorwerp, achter die [slachtoffer 1] is/zijn aangefietst
en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of
(daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op
die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gezegd: 'Maak je zakken leeg' en/of 'Telefoon ook';
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans
in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten de [straatnaam]
, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen en/of om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een (mobiele) telefoon en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te
doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, achter die [slachtoffer 2] is aangefietst en/of,
terwijl hij riep: 'Stop, geld', die [slachtoffer 2] (vervolgens) tot stoppen heeft
gedwongen en/of (daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de buurt van (de arm van) die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
(daarbij) tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: 'Mobiel', terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 15 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans
in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten de [straatnaam]
, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van
een (mobiele) telefoon en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, achter die [slachtoffer 2] is aangefietst en/of, terwijl hij riep:
'Stop, geld', die [slachtoffer 2] (vervolgens) tot stoppen heeft gedwongen en/of
(daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de
buurt van (de arm van) die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of (daarbij) tegen die
[slachtoffer 2] heeft gezegd: 'Mobiel', terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 15 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans
in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten de
[straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 6S), in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, terwijl hij
naast die [slachtoffer 3] fietste, (meermalen) heeft geroepen:' Geef je telefoon
nu' en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de richting van (het hoofd van die) [slachtoffer 3] heeft gericht
en/of gericht gehouden;
en/of
hij op of omstreeks 15 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , op de
openbare weg, te weten de [straatnaam] , met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon
(Iphone 6S), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, terwijl
hij naast die [slachtoffer 3] fietste,(meermalen) heeft geroepen:' Geef je telefoon
nu' en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 3] heeft gericht
en/of gericht gehouden;
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 18 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans
in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 6), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of (diens moeder) [benadeelde partij 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 18 maart 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning aan het [adres] heeft weggenomen een geldkistje
en/of (een kistje met) kristallen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldkistje en/of (kistje
met) kristallen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
insluiping;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 13 april 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in
het arrondissement Midden-Nederland, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°,
te weten (een) nabootsing(en) van (een) pistool, te weten een veerdrukpistool,
dat/die door zijn/hun vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenisvertoonde(n) met (een) vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 juli 2016 (032Hert) genummerd PL0900-2016111175Z, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 213022 Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van de zitting van 16 januari 2018.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 201005-201010.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 201011-201012.
5.Het proces-verbaal van verhoor van [A] , pagina 101017-101024.
6.Het proces-verbaal van de zitting van 16 januari 2018.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 203004-203007.
8.Het proces-verbaal van de zitting van 16 januari 2018.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , pagina 204005-204009.
10.Het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 3] van 18 februari 2016, pagina 205005-205006, in het bijzonder pagina 205005.
11.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4] van 23 mei 2016, pagina 205007-205009, in het bijzonder pagina 205007.
12.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4] van 23 mei 2016, pagina 205007-205009, in het bijzonder pagina 205008.
13.Het proces-verbaal van verhoor van [A] van 5 juni 2016, pagina 101062-101065, in het bijzonder pagina 101063.
14.Het proces-verbaal van de zitting van 16 januari 2018.
15.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , pagina 206023-206027.
16.Het proces-verbaal van verhoor van [A] , pagina 101043-101051.
17.Het proces-verbaal van de zitting van 16 januari 2018.
18.De kennisgeving van inbeslagneming van 13 april 2016, pagina 212004-212005.
19.Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 212006-212009.
20.Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht