ECLI:NL:RBMNE:2018:5445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
16/706579-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing van kwetsbare ouderen in hun woning met bedreiging

Op 9 november 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 juli 2017 in Soest heeft geprobeerd twee oudere slachtoffers te overvallen. De verdachte, geboren in 2004, heeft een mes tegen de keel van een van de slachtoffers gehouden en heeft hen bedreigd met de woorden 'geld, geld'. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij kwetsbare ouderen in hun eigen woning heeft bedreigd. De rechtbank oordeelt dat de aard en omstandigheden van het feit een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen, maar gezien de zeer jonge leeftijd van de verdachte, is een detentie onwenselijk. De rechtbank legt daarom een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het hoge recidive risico en de noodzaak van voortzetting van begeleiding en behandeling. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot afpersing, maar wordt vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen, maar heeft de strafmaat aangepast in het belang van de ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706579-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [2004] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 26 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en mr. C. Lammers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 8 juli 2017 in Soest geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning van [slachtoffer 2] te overvallen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 oktober 2018;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 9 van het eind proces-verbaal nummer 201804051730;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 30 en 31 van het proces-verbaal voorgeleiding van 6 april 2018 nummer 201804051730;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 34 en 35 van het proces-verbaal voorgeleiding van 6 april 2018 nummer 201804051730.
Aanvullende bewijsoverwegingten aanzien van de bedreiging met een takkenzaag
Hoewel verdachte bij zijn verhoor bij de politie op 24 mei 2018 (enkel) heeft verklaard dat hij de takkenzaag ter hoogte van de rechterschouder van [slachtoffer 1] heeft gehouden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de takkenzaag tegen de keel van [slachtoffer 1] heeft gedrukt. De rechtbank overweegt daartoe dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] eenduidig en gedetailleerd hebben verklaard dat verdachte dit heeft gedaan De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 8 juli 2017 te gemeente Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (geboortejaar 1947) en/of [slachtoffer 2] (geboortejaar 1934) te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
- voorzien van een masker de woning van die [slachtoffer 2] is binnengegaan en
- in die woning een (zogenaamde) takkenzaag, tegen de keel van de in die woning aanwezige [slachtoffer 1] heeft gedrukt en
- tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heeft gezegd: "geld, geld",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden Toezicht en Begeleiding, waarvan (maximaal) 12 maanden ITB Harde Kern, en behandeling bij De Waag;
- een taakstraf van 50 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 25 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde bijzondere voorwaarden gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij bepaling van de strafmaat het pedagogisch aspect leidend dient te zijn. Verdachte heeft het afgelopen half jaar de begeleiding in het kader van de ITB Plus maatregel en het daarbij behorende huisarrest, als straf ervaren. Een jeugddetentie is niet wenselijk, verdachte zou dan bij een eventuele terugval in het kader van een tenuitvoerlegging, gedetineerd kunnen komen te zitten. De raadsvrouw heeft bepleit verdachte een taakstraf van 240 uur, waarvan een groot deel voorwaardelijk, op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft geprobeerd twee oudere slachtoffers te overvallen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij kwetsbare ouderen in hun eigen woning heeft proberen te overvallen, waarbij hij een mes tegen de keel van een van de slachtoffers heeft gehouden. De eigen woning is een plaats waar men zich vertrouwd en veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft door zo te handelen dit gevoel op ernstige wijze aangetast. Verder hebben dergelijke feiten een grote impact op de slachtoffers en brengen zulke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij met zich. Verdachte heeft het strafbare feit enkel en alleen begaan omdat hij geld wilde om een dure jas te kopen, zoals zijn vrienden ook hadden. Hij wilde niet wachten tot hij de jas op een later moment van zijn opa zou krijgen. Verdachte heeft ten tijde van het plegen van het strafbare feit slechts oog gehad voor zijn eigen financiële positie en blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een overval in een woning uit van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden. Strafverzwarende factoren zijn daarbij het gebruik van en bedreiging met een wapen en de kwetsbaarheid van de slachtoffers.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit nog erg jong was, te weten dertien jaar;
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 september 2018, waaruit volgt dat verdachte zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten;
- een psychologisch rapport van 4 juni 2018, uitgebracht door K.T.E. Zászlós.
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 juni 2018;
- een rapportage en strafadvies van Samen Veilig Midden-Nederland van 2 juli 2018;
- een akkoord strafadvies jeugdreclassering van de Raad voor de Kinderbescherming van 5 juli 2018.
Uit het psychologische rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een oppositionele opstandige stoornis waaraan een ander gespecificeerd psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis ten grondslag ligt. Hiermee samenhangend laat hij een gebrekkige sociaal-emotionele ontwikkeling zien. Deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en van invloed op verdachtes keuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Het hem ten laste gelegde is hem daarom in een verminderde mate toe te tekenen.
De indruk ontstaat dat verdachte in deze leeftijdsfase opnieuw wordt geconfronteerd met zijn onverwerkte gevoelens in verband met het tragische verlies van zijn ouders. Daarnaast lijkt hij emotioneel steeds meer in de knel te geraken door de spanningen tussen de families van zijn moeder en die van zijn vader. Hij loopt hierdoor het risico dat hij een uitlaatklep gaat zoeken voor zijn gevoelens van onmacht en frustratie in toenemend grensoverschrijdend en crimineel gedrag. Het recidiverisico wordt, indien er geen adequate begeleiding en/of behandeling wordt geboden, ingeschat als hoog.
Om de kans op recidive te verkleinen en om zijn ontwikkeling in positieve richting om te buigen, is een voortzetting van de begeleiding door de Jeugdreclassering, na het afronden van het ITB Harde Kern traject, noodzakelijk. Daarnaast wordt geadviseerd een ambulant traject bij de forensische polikliniek van De Waag op te leggen.
[A] , Raad voor de Kinderbescherming, [B] , Samen Veilig Midden-Nederland en [C] , gezinsvoogd hebben ter terechtzitting voornoemde rapportages en adviezen toegelicht.
[B] heeft naar voren gebracht dat verdachte heel vatbaar is voor personen met een negatieve invloed. Verdachte gaat daarbij makkelijk mee in het slechte gedrag van andere jongeren. Verdachte weet tot nu toe afstand te houden van die jongeren, maar het blijft een zorgpunt. Bij De Waag wordt veel aandacht besteed aan het delict en aan zijn trauma. Verdachte vertelt heel weinig als het over die dingen gaat. Opa en oma hebben een zware taak aan de opvoeding van verdachte, zij hebben daarnaast ook de zorg voor zijn zusje en hun eigen kinderen. Ondanks dat verdachte weet dat hij in een schorsing loopt en zich bewust is van de consequenties als hij zich niet aan de voorwaarden houdt, blijven zich op school incidenten voordoen. Dat maakt dat er zorgen zijn over zijn gewetensontwikkeling en dat maakt het strakke kader van de ITB maatregel belangrijk en noodzakelijk. De ITB Harde Kern werkt gefaseerd en zal geleidelijk worden afgebouwd. Indien zich een situatie voordoet waarin dat nodig is, kunnen de contactmomenten geïntensiveerd worden. Dit is tot op heden al een paar keer nodig geweest. De reguliere maatregel zou in het geval van verdachte onvoldoende zijn.
Geadviseerd wordt verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, behandeling bij De Waag en de ITB Harde Kern maatregel voor de duur van (maximaal) 12 maanden. Daarnaast wordt een onvoorwaardelijke werkstraf geadviseerd. Gelet op het belang van het continueren van de begeleiding en behandeling wordt geadviseerd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
[A] heeft zich aangesloten bij hetgeen door [B] naar voren is gebracht en geadviseerd.
[C] heeft in aanvulling daarop naar voren gebracht dat verdachte het wel beter en anders wil doen, maar dat het voor hem heel moeilijk is om dit zonder behandeling en begeleiding te bereiken.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en omstandigheden van het feit op zich een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen. Enkel een, al dan niet deels voorwaardelijke, taakstraf zou onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit.
De rechtbank acht het echter, mede gelet op de zeer jonge leeftijd van verdachte, onwenselijk dat verdachte gedetineerd komt te zitten. Een detentie zou de voorzichtige positieve ontwikkeling en de huidige begeleiding en behandeling onderbreken en mogelijk teniet doen en daarmee het recidive risico verhogen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaar. Gelet op het hoge recidiverisico en de persoon van verdachte zal de rechtbank daarbij aan verdachte de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de deskundigen, opleggen.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf van 50 uren opleggen, indien verdachte deze niet verricht, te vervangen door 25 dagen jeugddetentie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals hiervoor bewezenverklaard. Het risico dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan is, mede gelet op de problematiek van verdachte, hoog indien er geen adequate behandeling en begeleiding van verdachte plaatsvindt. De rechtbank is daarom van oordeel dat een ononderbroken voortzetting van de huidige begeleiding en behandeling noodzakelijk en wenselijk is. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte worden opgelegd en het toezicht door de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot:
- een
jeugddetentievan
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
-
stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan (maximaal) 12 maanden ITB Harde Kern, op de door de jeugdreclassering te bepalen tijden zal melden bij Samen Veilig Midden-Nederland, zo frequent en zolang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
* mee zal werken aan een behandeling bij De Waag, of een soortgelijke ambulante instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen hem gegeven door of namens die behandelaar/instelling;
- geeft Samen Veilig Midden-Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving
van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk
uitvoerbaarzijn;
- een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 50 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 25 dagen jeugddetentie;
voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. H.F. Koenis en M.W.V. van Duursen, rechters, in tegenwoordigheid van
G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 juli 2017 te gemeente Soest, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (geboortejaar 1947) en/of [slachtoffer 2] (geboortejaar 1934) te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- voorzien van een masker de woning van die [slachtoffer 2] is binnengegaan en/of
-in die woning een (zogenaamde) takkenzaag, althans een scherp voorwerp op/tegen de keel en/of de arm van die in die woning aanwezige [slachtoffer 1] heeft geplaatst en/of gedrukt en/of gehouden,
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gezegd:"geld,geld", althans woorden van gelijke aard of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht