ECLI:NL:RBMNE:2018:5444

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
6979753 / MC EXPL 18-4660
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na het verlaten van een parkeergarage zonder betaling

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands II B.V. (hierna: Q-Park) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die zonder te betalen de parkeergarage heeft verlaten door middel van 'treintje rijden'. De gedaagde, die zich in persoon heeft verdedigd, heeft aangevoerd dat hij onbewust de parkeergarage is ingereden en geen mogelijkheid had om terug te keren zonder te betalen. Q-Park heeft camerabeelden overgelegd ter ondersteuning van haar vordering en stelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de parkeerovereenkomst door zonder betaling de parkeerfaciliteit te verlaten. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de algemene voorwaarden van Q-Park en de omstandigheden waaronder de gedaagde de parkeergarage is binnengereden. De rechter heeft geoordeeld dat de tekortkoming niet aan de gedaagde kan worden toegerekend, omdat Q-Park niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de betalingsverplichtingen bij de ingang van de parkeergarage. De vordering van Q-Park is afgewezen, en de kosten van het geding zijn voor rekening van Q-Park. Het vonnis is uitgesproken op 31 oktober 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 31 oktober 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 6979753 / MC EXPL 18-4660 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres, hierna ook te noemen: Q-Park,
gemachtigde mr. C.F.P.M. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert - onder meer - parkeergarage […] te [vestigingsplaats] .
2.2.
In oktober 2017 was de Peugeot Partner 170C 2.0HDI voorzien van kenteken
[kenteken] op naam gesteld van [gedaagde] .
2.3.
In de door Q-Park gehanteerde algemene voorwaarden staat onder meer opgenomen:
“(…)
5.9
De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
6. Parkeergeld en betaling
6.1
Voor het gebruik van de parkeerfaciliteit is de parkeerder parkeergeld verschuldigd. (…)
6.3
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
2.4.
Het dagtarief voor parkeergarage […] is € 20,00.
2.5.
Voor de slagboom bij de ingang van de parkeergarage is een bord geplaatst waarop te lezen is:
“ WELKOM
Q-PARK […]
OPENINGSTIJDEN
24 UUR PER DAG – 7 DAGEN PER WEEK
TARIEVEN
60 minuten of een gedeelte hiervan € 2,00
Maximaal dagtarief € 20,00
(…)
BETAALMIDDELEN
(…)
SERVICES
(…)
ALGEMENE VOORWAARDEN
(…)”

3.Het geschil

3.1.
Q-Park heeft gevorderd de veroordeling van [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen € 320,00, vermeerderd met € 48,00 aan buitengerechtelijke kosten en met de wettelijke rente over € 368,00 vanaf de datum van pleging, althans verzuim tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan haar vordering heeft Q-Park ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de parkeerovereenkomst door zonder te betalen de parkeeraccommodatie te verlaten. [gedaagde] heeft zich schuldig gemaakt aan het zogenaamde treintje rijden, d.w.z. door vlak achter zijn voorganger onder de slagboom die is geopend voor zijn voorganger, door te rijden. [gedaagde] houdt aldus plekken bezet volgens het “PRIS”-systeem en Q-Park loopt inkomsten mis. Op grond van de op de overeenkomst van kracht zijnde algemene voorwaarden is [gedaagde] het tarief voor een verloren kaart van € 20,00 verschuldigd alsmede een bedrag van € 300,00 ter zake aanvullende schadevergoeding.
3.3.
Q-Park heeft camerabeelden in het geding gebracht waaruit volgens haar blijkt dat het treintje rijden met de auto op naam van [gedaagde] heeft plaatsgevonden. Door het binnenrijden gaat de parkeerder akkoord met de algemene voorwaarden. Voor het binnenrijden wordt de bestuurder door een informatiebord op de algemene voorwaarden gewezen. Tussen Q-Park en [gedaagde] is een parkeerovereenkomst tot stand gekomen en [gedaagde] is akkoord gegaan met de algemene voorwaarden. [gedaagde] was op de hoogte van de aanvullende schadevergoeding en de gevolgen van het treintje rijden. De aanvullende schadevergoeding is opgebouwd uit kosten voortvloeiende uit investeringen in dure camerasystemen technische en administratieve aanpassingen om [gedaagde] te kunnen traceren en vervolgen en medewerkers die nodig zijn om aan de hand van meldingen de beelden op te zoeken. Het “treintje rijden” is maatschappelijk ontoelaatbaar gedrag en levert onveilige situaties op. Verder veroorzaakt het kopieergedrag. Volgens Q-Park heeft [gedaagde] het verschuldigde parkeergeld niet voldaan. Voor het geval vast komt te staan dat [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van de parkeerfaciliteit, althans dat [gedaagde] door zijn korte verblijf in de garage geen parkeergeld verschuldigd is, heeft Q-Park haar vordering verminderd met het tarief voor een verloren kaart.
3.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij op weg was naar een markt en daar zijn spullen wilde uitladen. Nietsvermoedend is hij echter de oprit van een parkeergarage opgereden. Er was geen sprake van enige beperking in de vorm van een slagboom of aanwijsbord dat het de oprit van een betaalde parkeergarage betrof. Pas bovenaan de oprit en al in het gebouw was er een slagboom en een kaartautomaat. Omdat er geen weg meer terug was, keren niet mogelijk was en achteropkomende automobilisten [gedaagde] opdrukten, kon [gedaagde] niets anders dan een kaartje nemen en de parkeergarage inrijden. [gedaagde] is vervolgens meteen naar de uitgang gereden en is slechts 30 seconden in de garage geweest. Omdat hij geen geld of andere betaalmiddelen bij zich had kon hij niet anders dan achter een uitgaande automobilist de garage weer verlaten, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft niet “gratis” willen parkeren. Volgens [gedaagde] zal Q-Park nu zij beschikt over een “uitrij-camera” ook beschikken over een “inrij-camera” en moet Q-Park de parkeertijd kunnen bepalen. Omdat [gedaagde] onthutst en overdonderd was door de opdrukkende auto’s bij de entree, heeft hij geen gebruik gemaakt van de intercom.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft erkend dat hij, na het trekken van een parkeerkaartje, de parkeergarage is ingereden. Daarmee is een parkeerovereenkomst tussen Q-Park en [gedaagde] tot stand gekomen, waarop de algemene voorwaarden van Q-Park, waarnaar bij de ingang is verwezen, van toepassing zijn. [gedaagde] heeft ook erkend dat hij vervolgens, zonder het parkeerkaartje bij een betaalautomaat aan te bieden, de parkeergarage heeft verlaten door direct achter een voorganger onder de geopende slagboom door te rijden. Er is dan ook, gelet op de inhoud van de algemene voorwaarden, sprake van een tekortkoming door [gedaagde] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de parkeerovereenkomst.
4.2.
[gedaagde] ’s verweer kan worden opgevat als een beroep op overmacht. De kantonrechter overweegt op dit punt als volgt. Q-Park heeft niet gemotiveerd betwist dat bij de aanvang van de oprit naar de ingang van haar parkeergarage niet duidelijk is vermeld dat het een oprit naar een betaalde parkeergarage betrof en dat zich op die plek in ieder geval geen aanduiding van tarieven, betaalmiddelen of algemene voorwaarden bevond. Q-Park heeft ook niet betwist dat het daardoor mogelijk was dat iemand zonder daar de bedoeling toe te hebben de ingang van de parkeergarage bereikt. Q-Park heeft evenmin betwist dat het, eenmaal bij die ingang aangekomen, voor [gedaagde] niet mogelijk was om terug te keren zonder de parkeergarage in te rijden. Q-Park heeft verder niet betwist dat [gedaagde] , na het inrijden van de parkeergarage, deze direct weer heeft verlaten. Q-Park heeft – tenslotte – niet betwist dat [gedaagde] geen betaalmiddelen bij zich had, waardoor hij de parkeergarage niet op de reguliere manier kon verlaten. Q-Park heeft weliswaar gesteld dat [gedaagde] zijn parkeerticket had kunnen aanbieden en dat dan aan een verblijf van 30 seconden geen kosten zouden zijn verbonden, maar heeft nagelaten uit te leggen hoe [gedaagde] dit had kunnen weten; noch op het informatiebord, noch in de algemene voorwaarden wordt deze mogelijkheid vermeld. Q-Park heeft ook nog gesteld dat [gedaagde] met een ‘help-knop’ contact had kunnen opnemen met de klantenservice. Dit zou inderdaad, zoals [gedaagde] heeft erkend, verstandiger zijn geweest; Q-Park heeft echter nagelaten te stellen wat de klantenservice in dit geval voor [gedaagde] had kunnen betekenen, zodat niet valt in te zien wat dit aan de gestelde overmacht kan afdoen. De slotsom is dat, gelet op wat hiervoor is overwogen, de tekortkoming niet aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Q-Park kan daarom geen nakoming van het boetebeding vorderen (art. 6:92 lid 3 BW). De gevorderde boete van € 300,00 moet dan ook worden afgewezen. De gevorderde parkeerkosten volgens het tarief voor een verloren kaart treffen hetzelfde lot nu Q-Park zelf heeft gesteld dat aan een verblijf in de parkeergarage van de door [gedaagde] gestelde duur geen kosten zijn verbonden. De nevenvorderingen komen derhalve evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.3.
Q-Park heeft haar vorderingen subsidiair nog gegrond op een onrechtmatige daad van [gedaagde] . Ook op die grond kunnen de vorderingen echter niet worden toegewezen, reeds gelet op het hiervoor gegeven oordeel dat het handelen van [gedaagde] niet aan hem kan worden toegerekend.
4.4.
Q-Park wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten verwezen.
Omdat [gedaagde] zich niet heeft laten bijstaan door een professioneel gemachtigde en overigens gesteld noch gebleken is dat sprake is geweest van kosten waarvoor de wet een vergoeding toekent, zullen de kosten van [gedaagde] op nihil worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vorderingen van Q-Park af;
- veroordeelt Q-Park in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018.