Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[naam minderjarige](hierna: [voornaam van minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. El Assrouti, verzocht de rechtbank om zijn vaderschap te ontkennen naar Marokkaans recht. De moeder, met onbekende woon- of verblijfplaats, was de tegenpartij, en mr. A.M.L. van As fungeerde als bijzondere curator voor de minderjarige. De rechtbank had eerder op 20 december 2017 een beschikking gegeven en heeft in deze procedure kennisgenomen van verschillende rapporten en brieven, waaronder een rapport van Verilabs en diverse F9-formulieren van de betrokken partijen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2018, waarbij de man en zijn advocaat aanwezig waren, werd het DNA-onderzoek besproken. Dit onderzoek had uitgewezen dat de man niet de biologische vader was van de minderjarige. De rechtbank moest nu beoordelen of de man zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap tijdig had ingediend. De rechtbank concludeerde dat er wel degelijk een termijn geldt voor het indienen van een dergelijk verzoek, en dat de man deze termijn had overschreden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Mudawwana en relevante jurisprudentie.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek en compenseerde de proceskosten tussen partijen. De moeder werd veroordeeld tot betaling van de helft van de kosten voor het DNA-onderzoek aan de man. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. van den Breemer.