ECLI:NL:RBMNE:2018:541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
16/659855-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor meerdere vermogensdelicten gericht op senioren

Op 14 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die samen met anderen betrokken was bij een reeks vermogensdelicten, voornamelijk gericht op senioren. De verdachte werd beschuldigd van een zestal diefstallen en een poging tot diefstal, waarbij de slachtoffers vaak op hoge leeftijd waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties, samen met medeverdachten, inbraken heeft gepleegd in woningen van senioren. De modus operandi bestond uit het aanbellen bij de woningen met een bos bloemen, waarna de deur werd geflipperd als er niet werd opengedaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van de tijd die zij al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de planmatige wijze waarop de misdrijven zijn gepleegd, zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de woningen is verkregen door middel van valse sleutels. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/659855-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1994] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting dat heeft plaatsgevonden op 31 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en haar raadsman mr. T. Nieuwburg, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 1 augustus 2017 te Bunnik samen met (een) ander(en) een bos bloemen heeft gestolen van tankstation De Forten;
feit 2: op 1 augustus 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een portemonnee en/of geld (circa 500 euro) heeft gestolen;
feit 3: op 30 maart 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een geldkistje (met daarin 5.700 euro) en/of twee trouwringen heeft gestolen;
feit 4: op 30 maart 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een (gouden) horloge en een geldbedrag (24 muntstukken van 2 euro) heeft gestolen;
feit 5: op 30 maart 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een kentekenbewijs heeft gestolen;
feit 6: op 10 februari 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres] , door de deur van die woning open te flipperen, en uit die woning geld en/of goederen te stelen;
feit 7: op 5 mei 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een hoeveelheid sieraden heeft gestolen;
feit 8: op 25 januari 2017 te [woonplaats] heeft geprobeerd in een woning aan de [adres] in te breken, door de deur van die woning open te flipperen, en uit die woning geld en/of goederen te stelen;
feit 9: op 12 mei 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning (zilveren) ring(en) en/of een (zilveren) ketting heeft gestolen;
feit 10: op 28 april 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een geldbedrag (circa 200 euro) heeft gestolen;
feit 11: op 25 juni 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een (gouden) horloge en/of twee (gouden) kettingen heeft gestolen;
feit 12: op 25 juni 2017 te [woonplaats] samen met (een) ander(en) heeft ingebroken in een woning aan de [adres] en uit die woning een geldbedrag (circa 80 euro) heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.HOOFDVRAGEN

De rechtbank moet vervolgens beoordelen of bewezen is dat de ten laste gelegde feiten door de verdachte zijn begaan (paragrafen 5 en 6) en, zo ja, welk strafbaar feit het bewezenverklaarde volgens de wet oplevert (paragraaf 7). Indien wordt aangenomen dat de feiten bewezen en strafbaar zijn, dan moet de rechtbank oordelen over de strafbaarheid van de verdachte (paragraaf 8) en over de oplegging van straf of maatregel (paragraaf 9).

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat er volgens de officier van justitie telkens sprake is geweest van het tezamen en in vereniging plegen van de feiten en dat, met uitzondering van feit 1, telkens sprake is geweest van een zogenaamde gekwalificeerde diefstal.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit. De door de verdediging gevoerde standpunten en verweren worden hierna besproken. Standpunten en verweren die niet van belang zijn voor de beoordeling van de rechtbank, worden niet besproken.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
Vrijspraak feit 1, 6, 7, 9 en 10
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1, 6, 7, 9 en 10 ten laste gelegde en overweegt hieromtrent als volgt:
t.a.v. feit 1:
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij op 1 augustus 2017 in vereniging een bos bloemen heeft gestolen bij tankstation De Forten te Bunnik. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze diefstal. Uit de camerabeelden en de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat laatstgenoemde de bos bloemen heeft weggenomen. Van enig vooropgezet plan van de diefstal van de bloemen is niet gebleken. Dat uit de modus operandi van andere feiten blijkt dat gebruik is gemaakt van een bos bloemen is op zichzelf onvoldoende bewijs voor een dergelijk vooropgezet plan. Verder is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat ten aanzien van deze diefstal sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . De rechtbank zal verdachte om die reden van het onder 1 ten laste gelegde vrijspreken.
t.a.v. feit 6:
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij op 10 februari 2017 in vereniging heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres] te [woonplaats] . De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze woninginbraak. Door verbalisant [verbalisant 1] zijn beelden bekeken en zij heeft beschreven dat op de beelden een drietal vrouwen en een man door een seniorencomplex lopen, waarvan de verbalisant één van de vrouwen heeft herkend als verdachte. Voornoemde verbalisant heeft bij haar herkenning in het proces-verbaal niets gerelateerd over de specifieke datum en het tijdstip waarop de beelden betrekking hebben. Ook op de in het dossier opgenomen stills van camerabeelden is geen datum en tijdstip waarneembaar. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat de betreffende beelden/stills te koppelen zijn aan het ten laste gelegde. Het enkel boven de stills vermelden van het proces-verbaalnummer van aangifte is daarvoor onvoldoende, nu daarmee (voor de rechtbank) niet herleidbaar en controleerbaar is waar de desbetreffende stills betrekking op hebben. Daar komt nog bij dat volgens het proces-verbaal ‘sporenonderzoek’ (pag. 274) de algemene ruimtes aan de [adres] niet voorzien zijn van een alarminstallatie en/of camerabewaking. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 6 ten laste gelegde.
t.a.v feit 7:
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij op 5 mei 2017 in vereniging een woninginbraak heeft gepleegd in een woning aan de [adres] te [woonplaats] . De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze woninginbraak. Door verbalisant [verbalisant 1] zijn beelden bekeken en zij heeft beschreven dat op de beelden te zien is dat drie vrouwen en een man door een complex met seniorenwoningen lopen, waarvan de verbalisant één van de vrouwen heeft herkend als verdachte. Voornoemde verbalisant heeft bij haar herkenning in het proces-verbaal niets gerelateerd over de specifieke datum en het tijdstip met betrekking tot de beelden. Ook op de in het dossier opgenomen stills van camerabeelden is geen datum of tijdstip waarneembaar. Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat de betreffende beelden te koppelen zijn aan het ten laste gelegde. Het enkel boven de stills vermelden van het proces-verbaalnummer van aangifte is daarvoor onvoldoende, nu daarmee (voor de rechtbank) niet herleidbaar en controleerbaar is waar de desbetreffende stills betrekking op hebben. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 7 ten laste gelegde.
t.a.v. feit 9:
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij op 12 mei 2017 in vereniging een woninginbraak heeft gepleegd in een woning aan de [adres] te [woonplaats] . De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze woninginbraak. In het dossier zijn stills van beelden opgenomen en op deze stills zijn een man en een vrouw waarneembaar. De verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben deze man en vrouw herkend als verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . De rechtbank is echter van oordeel dat deze stills onvoldoende duidelijk en van onvoldoende kwaliteit zijn om een herkenning op te kunnen baseren. Daar komt nog bij dat de verbalisanten ook niet hebben weergegeven op basis van welke specifieke (gelaats- of gezichts-) kenmerken zij in dit geval tot een herkenning zijn gekomen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 9 ten laste gelegde.
t.a.v. feit 10:
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij op 28 april 2017 in vereniging een woninginbraak heeft gepleegd in een woning aan de [adres] te [woonplaats] . De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij deze woninginbraak. In het dossier zijn stills van camerabeelden opgenomen van het bejaardentehuis, gelegen aan de [adres] . Op deze beelden is onder meer een vrouw te zien die volgens de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]
gelijkendis op verdachte. De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze stills geen herkenning van het gelaat mogelijk is, omdat de vrouw enkel van de achterkant en zeer minimaal van de zijkant zichtbaar is. De opmerkingen van de verbalisanten met betrekking tot de door de verdachte gedragen attributen acht de rechtbank te algemeen van aard, en daarmee onvoldoende specifiek, om tot een deugdelijke herkenning te komen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 10 ten laste gelegde.
5.3.2
Bewijsmiddelen [1]
t.a.v. feit 2:
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 15 t/m 18, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 (…) omstreeks 12.16 uur, hoorde ik (…) dat er een bos bloemen was weggenomen bij het tankstation De Forten. (…) Ik hoorde dat de verdachten weggereden waren in een grijze Opel Astra voorzien van kenteken: [kenteken] . Dezelfde dag, omstreeks 13.41 uur, kreeg ik, samen met collega [verbalisant 5] en meerdere andere eenheden, portofonisch de opdracht van het operationeel centrum, om te gaan naar de [adres] in [woonplaats] . Aldaar zouden drie vrouwen en één man, mogelijk met een zigeuner uiterlijk door de straat lopen. Deze personen stonden bij de meldster voor haar tuin. Eén van deze personen zou een bos bloemen in haar handen hebben en de meldster zou denken aan een babbeltruc. (…) omstreeks 13.50 uur, kwam ik samen met collega [verbalisant 5] ter plaatse op de [adres] in [woonplaats] . (…) Collega [verbalisant 5] zag in een parkeervak op de [adres] , ter hoogte van huisnummer [nummer] de eerder genoemde grijze Opel Astra (…) staan. [2] (…) Na ongeveer 10 tot 15 minuten zag ik dat er drie vrouwen en één man met donker haar en getint uiterlijk uit de richting van de [adres] liepen. Ik zag dat zij in de richting van de eerder genoemde grijze Opel Astra liepen. Ik zag dat één van de vrouwen een bos bloemen met geel papier er omheen in haar hand had. Vervolgens zag ik dat de vier personen stopten bij de eerder genoemde grijze Opel Astra. (…) Omstreeks 14.05 uur heb ik deze personen staande gehouden en hun identiteitsbewijs ter inzage gevorderd. [3] (…) Ik zag dat verdachte één, die later bleek te zijn [medeverdachte 3] , op de bestuurdersstoel zat. Ik zag dat verdachte twee, die later bleek te zijn genaamd [verdachte] , links op de achterbank, achter de bestuurdersstoel zat. Ik zag dat verdachte drie, die later bleek te zijn genaamd [medeverdachte 1] , op de bijrijdersstoel zat. Ik zag dat verdachte vier, die later bleek te zijn genaamd [medeverdachte 2] , rechts op de achterbank, achter de bijrijdersstoel zat. (…) Ik zag dat verdachte één haar heuptasje open deed. Ik zag dat er een groot geldbedrag in haar heuptasje zat. [4]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 19 t/m 24, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 1 augustus 2017 omstreeks 13.50 uur kwam ik samen met collega [verbalisant 4] ter plaatse op de [adres] in [woonplaats] . [5] (…) Nog geen 15 minuten later hoorde ik via de porto dat collega [verbalisant 4] , vier zigeunertype personen naar het voertuig zag lopen. Dit betroffen drie dames en één man. Collega [verbalisant 4] hield de personen staande en ik ben één minuut later bij de staandehouding aangesloten. (…) Ik zag dat de vrouw links achterin een bos bloemen vast hield. Later bleek de vrouw links achterin [verdachte] te zijn. De bos bloemen kan ik als volgt omschrijven: bos bloemen met drie rozen erin, rode besjes, oranje bloemen, groene stengels en gewikkeld in geel blokjespapier wat licht doorzichtig is.
Op de passagiersstoel zag ik een vrouw die later bleek te zijn [medeverdachte 1] . (…) Ook zag ik dat ze een ander bruin voorwerp probeerde weg te moffelen. Het voorwerp leek op een portemonnee. [6]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina 27, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 werd genoemde verdachte (rechtbank: [medeverdachte 1] ) aangehouden (…) Tijdens het overbrengen van de verdachte hoorden wij dat er in het voertuig waar zij met haar drie medeverdachten in aangetroffen was, door collega [verbalisant 4] , een portemonnee werd aangetroffen. In de portemonnee zat geen geld meer. Wel zat er onder andere een zorgpas in met de naam “ [aangever 1] ” en een foto van een oudere, blanke dame. Deze portemonnee bleek afkomstig te zijn uit een woning uit de directe omgeving van waar de verdachten zijn aangetroffen en aangehouden, namelijk de [adres] (de rechtbank begrijpt [nummer] , gelet op de aangifte van [aangever 1] ) te [woonplaats] . Voorafgaand aan de insluiting van de verdachte hebben wij haar verzocht haar broekzakken leeg te maken. Wij zagen dat zij uit één van haar broekzakken briefgeld haalde, te weten twee briefjes van 50 euro en één briefje van 10 euro.
(…) verdachte: [medeverdachte 1] , geboren op [1976] te [geboorteplaats] in Joegoslavië. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina 28 en 29, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 (…) heb ik samen met collega [verbalisant 8] verdachte [medeverdachte 3] (rechtbank: [medeverdachte 3] ) aangehouden. (…) Ik zag dat [medeverdachte 3] een heuptasje om had. Ik zag op het moment dat zij dit heuptasje openmaakte een grote stapel biljetten zitten. (…) Ik heb vervolgens de biljetten uit het heuptasje gepakt. (…) Ik hoorde [verbalisant 8] zeggen dat [medeverdachte 3] ook een stapeltje biljetten op de stapel van het gesorteerde geld had gelegd. Het buitenste biljet van dit stapeltje was een biljet van 50 euro. Dit stapeltje biljetten haalde [medeverdachte 3] uit haar BH. In totaal had Gorgievski ter waarde van 815 euro aan biljetten bij zich.
1. biljet van 200 euro, 7 biljetten van 50 euro [8] , 7 biljetten van 20 euro, 6 biljetten van 10 euro en 13 biljetten van 5 euro. [9]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2017, dossierpagina 148, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] :
Naar aanleiding van inbeslaggenomen goederen uit de auto waarin de verdachten werden aangetroffen ten tijde van hun aanhouding (…)
3. Blauwe plastic stuk van vermoedelijk een PET-fles. Gevormd gelijk een inbrekerswerktuig, een “flipper”. Aangetroffen in opbergvak rechterachterdeur. [10]
Een kennisgeving van inbeslagname, registratienummer PL0900-2017236168, d.d. 1 augustus 2017, inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Omstandigheden: goederen zijn aangetroffen in voertuig waarbij inzittende zijn aangehouden (…)
Object: [aangever 4] (dames)
Merk/type: Dolce & Gabbana
Kleur: zwart
Inhoud: (...) schaar, schroevendraaier, stuk plastic om te flipperen. [11]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 augustus 2017, dossierpagina’s 106 t/m 108 (inclusief goederenbijlage), inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever 1] :
(…) De persoon gaf op: [aangever 1] , geboren op [1932] en wonende aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Op dinsdag 1 augustus (…) Mijn werkster is even voor 12 uur weggegaan. Zelf ben ik een minuut of vijf later weggegaan (…) Ik heb de woning via de voordeur verlaten en heb die op normale wijze afgesloten. (…) Toen ik omstreeks 17.30 uur weer thuis kwam (…) Ik wilde rond dat tijdsstip iets uit mijn portemonnee halen en wilde genoemde portemonnee uit het kastje pakken waar hij altijd in ligt. [12] (…) Ik kon de portemonnee echter niet vinden en keek gelijk op de plaats waar de tweede portemonnee altijd lag. Ik zag dat die portemonnee er nog wel lag maar geheel was leeggehaald. (…) In beide portemonnees zat samen een geldbedrag van 500 euro. (…) Het geldbedrag bestond voornamelijk uit briefjes van 50 euro. (…) Ook zaten in een van die portemonnees enkele pasjes (…) en een foto van mijn vrouw (…). [13]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 111 en 112, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 1] :
Ik woon in een aanleunwoning aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Vandaag, dinsdag 1 augustus 2017, tussen 13.30 uur en 14.15 uur (…) werd er aan de voordeur, welke aan de gang gelegen is, gebeld. (…) Ik liep naar de voordeur (…). Ik keek door de kier van de geopende deur en zag een voor mij onbekende vrouw staan met een bos bloemen in haar hand. Ik vroeg haar wat er aan de hand was en ik hoorde haar direct zich verontschuldigen en zeggen, dat ze voor de verkeerde deur stond. Hierop zag ik dat ze wegliep (…). [14]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 113 en 114, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 2] :
[getuige 2] , wonende aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Op dinsdag 1 augustus 2017, omstreeks 14.00 uur (…). Op de kopse kant ter hoogte van huisnummers [nummer] en [nummer] zag ik een viertal personen lopen, die mij onbekend waren. (…) Eén van de vrouwen hield een bos bloemen vast. Om de bos bloemen zat een geel papier gewikkeld. (…) Ze liepen op het verlengde van het fietspad aan de [adres] te [woonplaats] . [15]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 augustus 2017, dossierpagina’s 115 t/m 117, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 3] :
Op dinsdag 1 augustus 2017 ongeveer rond de klok van 13.30 uur was ik thuis in mijn woning aan de [adres] in [woonplaats] . (…) Op dat moment zag ik dat er een vrouw met een Oost-Europees uiterlijk met een bos bloemen voor mijn woning langs liep. (…) Ik zag dat er een verpakking om de bloemen heen zat. Deze was geel of geel-groen. [16] (…) Toen zag ik dat er, in haar kielzog, nog twee andere vrouwen met haar mee liepen. (…) Ook een man (…). Allen een licht getinte huidskleur en een Oost-Europees uiterlijk. (…) Ik wist ook dat ze in de richting liepen van Intermezzo, een stukje verderop. Daar bevinden zich allemaal seniorenwoningen (…). Even later kwam de hele meute weer voorbij lopen. Toen vanuit de richting van Intermezzo (…). Toen was het ongeveer 13.40 uur. (…) Ik zag dat ze nog steeds dezelfde bos bloemen bij zich droegen. [17]
Feit 3, 4 en 5:
Een proces-verbaal (proces-verbaalnummer PL0900-2017095219-1) van verhoor d.d. 30 maart 2017, dossierpagina’s 225 t/m 229 (inclusief goederenbijlage en foto’s), inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever 2] , namens de benadeelde [benadeelde 1] :
De benadeelde: [benadeelde 1] , geboren [1933] , wonende aan de [adres] (…). Op donderdag 30 maart 2017, omstreeks 14.30 uur kwamen mijn schoonouders terug in hun woning. Zij hadden de woning verlaten op 30 maart 2017 omstreeks 10.30 uur. Bij het verlaten van de woning heeft mijn schoonmoeder de voordeur dichtgetrokken zonder de deur op slot te doen. Na thuiskomst zijn ze eerst alleen in de woonkamer en de keuken geweest. Later op de middag wilde mijn schoonvader geld uit een geldkistje pakken. Mijn schoonouders zagen dat één kistje was opengebroken en dat uit een ander geldkistje sieraden en geld was ontvreemd. [18] In het opengebroken geldkistje ligt de sleutel van het geldkistje waar de sieraden en het geld is uit ontvreemd. (. . . ). Tot nu toe wordt er vermist twee trouwringen en 114 bankbiljetten van 50 euro. [19]
Een proces-verbaal “sporenonderzoek” d.d. 6 april 2017, dossierpagina’s 249 en 250, inhoudende – zakelijk weergegeven – het onderzoek van verbalisant [verbalisant 10] :
Op vrijdag 31 maart 2017 te 09:00 uur, werd door mij verbalisant onderzoek verricht (…) in een woning (bejaardenwoning) te [adres] appartement [nummer] (…) [woonplaats] . Het betrof een woning in een bejaardenflat. De woning was gevestigd op de eerste etage. De voordeur was gelegen aan de overloop in de flat. Deze was te bereiken via de portiek aan de voorzijde van het flatgebouw. De portiek was voorzien van een elektrisch slot met intercomsysteem. (…) Tijdens het onderzoek hoorde ik van de huismeester van de flat dat er camerabeelden waren en dat deze werden uitgekeken. Men had de woning kunnen betreden door de dagschoot van de voordeur via de sluitnaad open te duwen, het zogenaamde “flipperen”. (…) Ik zag dat één van de kistjes was opengebroken. [20]
Een proces-verbaal (proces-verbaalnummer: PL0900-2017096239-1) van verhoor d.d. 31 maart 2017, dossierpagina’s 251 t/m 253 (inclusief goederenbijlage), inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever 3] :
(…) persoon gaf op: [aangever 3] , geboren [1930] .
Ik ben woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . (…) Ik bewoon hier nummer [nummer] . (…) Op donderdag 30 maart 2017, omstreeks 10.30 uur, heb ik mijn woning verlaten. Die morgen heb ik mijn gouden horloge nog op mijn nachtkastje zien liggen. Ook zag ik dat een stapel van 24 twee euro munten op het kastje in mijn slaapkamer lagen. Ik heb de voordeur van mijn woning (…) gewoon achter mij dichtgetrokken. (…) Omstreeks 16.00 uur ben ik weer bij mijn woning teruggekomen. Toen ik vanmorgen, vrijdag 31 maart 2017, om 8.30 uur wakker werd, wilde ik mijn gouden horloge van het nachtkastje pakken. Ik merkte op dat moment dat het horloge er niet meer lag. [21] Ik ben vervolgens verder gaan kijken in mijn woning en zag dat ik nog vierentwintig muntstukken van twee euro miste. [22]
Een proces-verbaal (proces-verbaalnummer: PL0900-2017096148-1) van verhoor d.d. 31 maart 2017, dossierpagina’s 258 t/m 260 (inclusief goederenbijlage), inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever 4] :
(…) persoon gaf op: [aangever 4] , geboren [1936] .
Ik ben woonachtig op de [adres] te [woonplaats] . (…) Ik bewoon hier appartement [nummer] . Op donderdag 30 maart 2017, omstreeks 10.30 uur, heb ik mijn woning verlaten. Op dat moment was het kluisje in mijn slaapkamer in goede staat en geheel afgesloten. Ik heb de voordeur van mijn woning niet op slot gedaan. Ik heb de deur wel achter mij dichtgetrokken. (…) Op bovengenoemde datum, omstreeks 16.00 uur, kwam ik weer bij mijn woning terug. Even later zag ik dat het kluisje in mijn slaapkamer was opengebroken. In de kluis zaten geen waardevolle spullen, alleen maar papieren. [23]
Bijlage goederen: object: kentekenbewijs. [24]
Een proces-verbaal “sporenonderzoek” d.d. 4 april 2017, dossierpagina’s 261 t/m 263, inhoudende – zakelijk weergegeven – het onderzoek van verbalisant [verbalisant 11] :
Op zaterdag 1 april 2017 te 09:40 (…) onderzoek verricht in een bejaardenwoning bij [aangever 4] aan de [adres] te [woonplaats] . [25] Op de eerste verdieping bevond zich woning [nummer] . (…) Men had de voordeur van woning [nummer] geopend door met een onbekend voorwerp de voordeur open te flipperen. Deze voordeur kon, indien die op de dagschoot dicht zat, worden geopend door met een plat voorwerp in de sluitnaad van de deur te wrikken en zo de dagschoot terug te duwen. Ik zag dat de voordeur geen schade van braak en/of verbreking had. Ik zag dat de sluitnaad van de voordeur breed genoeg was om met een plat stevig voorwerp bij de dagschoot te kunnen komen en deze terug te duwen. Men had op deze wijze de voordeur geopend en was de woning ingelopen. [26]
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 31 maart 2017, dossierpagina’s 254 en 255, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van getuige [getuige 4] :
Op donderdag 30 maart 2017, tussen 12.30 uur en 13.00 uur, bevond ik mij in mijn woning aan de [adres] , appartement [nummer] . (…) Ik hoorde dat er werd aangebeld. Ik deed open en zag dat er twee vrouwen voor de deur stonden. Ik zag dat één van de vrouwen een grote bos bloemen in haar handen had. (…) Op het moment dat ik de deur opende hoorde ik dat de vrouwen gelijk zeiden: “We zijn verkeerd, we moeten bij de buren zijn”. (…) Vervolgens zag ik dat de vrouwen wegliepen in de richting van mijn buurman op nummer [nummer] . [27]
Een proces-verbaal “buurtonderzoek” d.d. 30 maart 2017, dossierpagina 248, inhoudende – zakelijk weergegeven - het onderzoek van [verbalisant 12] :
Naar aanleiding van de gepleegde woninginbraak op de [adres] woning 23 te Zeist werd door mij een buurtonderzoek uitgevoerd. (…) Door de bewoner van het pand [adres] woning [nummer] , [aangever 5] , (…) werd verklaard dat zijn vrouw hedenmiddag 3 meiden en een jongen van buitenlandse komaf aan de deur had gehad. (…) Ook hadden deze personen aangebeld bij de voordeur van de woning. Nadat de voordeur openging werd door een van de meiden, die tevens een bos bloemen vasthield gezegd: “Sorry, sorry, we zijn verkeerd”. (…) Tevens werd door meerdere bewoners van het pand, waaronder de bewoner van [adres] woning [nummer] verklaard dat hij omstreeks 13.00 uur 2 jonge meiden met bloemen aan de deur had gehad. Ook nu werd gezegd door de jonge meiden met de bloemen dat de jonge meiden op het verkeerde adres stonden. [28]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2017, dossierpagina’s 166 t/m 196, inhoudende – zakelijk weergegeven – de bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] :
Op de beelden behorende bij de zaken 2017095219, 2017096239 en 2017096148 (de rechtbank begrijpt: de aangiften van [benadeelde 1] , [aangever 3] en [aangever 4] ) is te zien hoe drie vrouwen en een man door een complex seniorenwoningen lopen. Zij hebben een bos bloemen bij zich.
Een proces-verbaal “herkenning persoon door opsporingsambtenaar”, dossierpagina’s 197 t/m 212, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Het team verzocht een aantal foto’s te bekijken, gemaakt door bewakingscamera’s bij verschillende bejaardencentra en verzorgingstehuizen. (…) Deze zaken zijn verzameld in proces-nummer PL0900-20170955219. De herkende persoon is door mij aangegeven met pijl en herken ik als: [verdachte] , geboren op [1994] te [geboorteplaats] . [29]
Fotocollage 033HICFLORA en koppelzaken: 2017095219, 2017096239 en 2017096148. Bij een vrouwpersoon staat een pijltje aangegeven. [30]
Feit 8:
Een proces-verbaal (proces-verbaalnummer: PL0900-2017028941-1) van verhoor d.d. 1 februari 2017, dossierpagina’s 399 t/m 401, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever 6] :
Mijn woning bevindt zich aan de [adres] te [woonplaats] . Dit betreft een seniorenflat (…). Op woensdag 25 januari 2017 was ik thuis. Mijn voordeur was gesloten maar niet op slot (…). Omstreeks 12.35 uur hoorde ik mijn deurbel meerdere malen. Ik vertrouwde het niet, gezien er niet bij de intercom was aangebeld. Vervolgens hoorde ik gestommel bij het luik. (…) Het luik bevindt zich naast mijn voordeur aan de rechterzijde. [31] (…) Daaropvolgend hoorde ik weer gestommel bij de voordeur. (…) Daaropvolgend zag ik dat mijn voordeur met een vaart openging (…). Ik zag dat er een vrouw in de deuropening stond en ik liep daarheen. (…) Ik hoorde dat deze vrouw zei: “Rustig, rustig mevrouw”. Ik zag dat er nog een vrouw in de deuropening ging staan (…). Ik zag in de deuropening een bos bloemen. (…) Ik kan de vrouw, welke tegen mij praatte als volgt omschrijven: Oost Europese type, ongeveer tussen de 18 en 25 jaar oud, getinte huidskleur, ongeveer 1.70 met lang, fors postuur, zwart haar en bruine ogen, sprak goed Nederlands met accent. De andere vrouwen kan ik niet omschrijven. Er zijn camerabeelden (…) van de centrale hal en brandtrap. [32]
Een proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 306 en 307, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] :
Op woensdag 25 januari 2017 12:30 en 12.45 uur werd er ingebroken in een woning aan de [adres] , woning [nummer] , te [woonplaats] . Het bleef bij een poging omdat na het openflipperen van de deur de daders gestoord werden door de bewoonster. Op 31 oktober 2017 onderzocht ik de bewegende camerabeelden van het betreffende seniorencomplex, die werden opgenomen rond het genoemde tijdsbestek. Ik zag op de beelden dat er drie vrouwen, waarvan één met een bos bloemen, de centrale ingang naderden. Ik zag dat zij daar even bleven hangen totdat zij samen met iemand anders, die kennelijk toegang tot het niet voor publiek toegankelijke pand kon krijgen, naar binnen liep. (…) Ik zag dat de drie dames mij bekend voor kwamen. Ik zag gelijk wie dit waren. Hieronder ziet u de namen van de personen en waarin ik hen herkende: [medeverdachte 1] , geboren op [1976] te [geboorteplaats] (Joegoslavië) (…) [medeverdachte 3] , geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Frankrijk) (…) [verdachte] , geboren op [1994] te [geboorteplaats] . [33]
Feit 11 en 12
Een proces-verbaal (proces-verbaalnummer: PL0100-2017169471-1) van verhoor d.d. 28 juni 2017, dossierpagina’s 437 t/m 439 (inclusief goederenbijlage), inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever 7] :
Persoon gaf op te zijn: [aangever 7] , geboren op [1935] (…) Op dinsdag 27 juni 2017 was er een bewonersvergadering van de zorgflat waar ik woon. Ik woon in [woonplaats] aan de [adres] . De vergadering ging onder andere over een inbraak die was gepleegd twee dagen voor de vergadering, op zondag 25 juni 2017. Tijdens de vergadering werd ik aangesproken door een buurvrouw die bij mij op de verdieping woont (…) Zij vertelde mij dat zij die bewuste zondag een groep mensen bij mijn deur had zien staan met iets in de hand wat leek op een bos bloemen. Ook vertelde dat ze had gezien dat op een gegeven moment mijn voordeur helemaal open stond. Hierop ben ik gaan terugdenken en bedacht ik me dat ik zondag 25 juni 2017, omstreeks 15.30 uur de hond heb uitgelaten. Ik heb toen de voordeur achter mij dichtgetrokken en niet op slot gedraaid. Ik ben toen hooguit 15 minuten weggeweest. Bij thuiskomst was mijn voordeur gesloten. (…). Ik ben gaan kijken of er spullen waren gestolen. Ik ontdekte dat een gouden horloge en twee gouden kettingen waren weggenomen uit mijn woning. [34]
Een proces-verbaal (proces-verbaalnummer: PL0100-2017166025-1) van verhoor d.d. 25 juni 2017, dossierpagina’s 440 t/m 441, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van aangever [aangever 8] :
Persoon gaf op te zijn: [aangever 8] , geboren op [1939] (…). Ik ben woonachtig aan de [adres] te [woonplaats] . Dit betreft een seniorenwoning in een flat gelegen op de 2e verdieping. (…) Op zondag 25 juni 2017 rond 15.45 uur heb ik mijn woning verlaten en ben ik een eindje gaan wandelen. Ik heb de deur achter mij dichtgetrokken toen ik wegging. Ongeveer een uur later kwam ik weer thuis en heb ik op dat moment nog niets vreemds gemerkt (…). Toen ik op mijn slaapkamer kwam zag ik dat mijn portemonnee geopend was en dat er 4 briefjes van 20 euro weg waren genomen. [35] Ik heb geen schade aan mijn voordeur kunnen ontdekken en gezien het feit dat ik op de 2de verdieping woon is dat de enige ingang tot mijn woning. De politie vertelde mij dat men de voordeur zeer vermoedelijk middels zogenaamd flipperen hebben geopend. Ik hoorde van een andere bewoner dat er deze middag een viertal onbekende mensen met een donkere huidskleur gezien zijn op verschillende verdiepingen in onze flat. Men had een bos bloemen bij zich en zij gingen langs diverse deuren. Wanneer er open werd gedaan zeiden zij dat ze verkeerd waren en op een andere verdiepingen moesten zijn. [36]
Een proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 336 t/m 339, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 14] :
Op zondag 25 juni 2017 zijn er in serviceflat [serviceflat] , gevestigd aan de [adres] in [woonplaats] in diverse woningen insluipingen geweest. Hierbij is vermoedelijk gebruik gemaakt van de zogenaamde flippermethode. (…) De insluipingen hebben bij de volgende woningen plaatsgevonden:
(…)
[adres] (BHV 2017169471)
[adres] (BHV 2017166025)
(…)
(…) De beelden zijn van goede kwaliteit. Rechts bovenin beeld staat de datum 25 juni 2017. Op de camerabeelden is het volgende te zien: Om 14.18 uur komen er een viertal personen vanaf het parkeerterrein het gebouw binnenlopen. Voorop lopen twee vrouwen en direct daarachter loopt links een man en rechts een vrouw. Opvallend is dat de vrouw links voor (…) een bos bloemen voor haar hoofd houdt. [37] (…) Ik verbalisant [verbalisant 14] herken de vrouw rechtsachter alszijnde [verdachte] , geboren op [1994] te [geboorteplaats] . [38]
Een proces-verbaal van bevindingen en herkenning door opsp. ambtenaar, dossierpagina’s 308 t/m 313, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] :
Op vrijdag 20 oktober 2017 ontving ik van min collega, mevr. [verbalisant 14] van de politie in Noord-Oost Fryslân, een email met daarin het verzoek om de beelden in een zaak van hen te bekijken. Dit betrof een zaak waarbij drie dames en een man, waarvan één van hen een bos bloemen bij zich had, in een seniorencomplex waren binnen gekomen en vermoedelijk (…) hadden ingebroken. Deze inbraken hebben plaatsgevonden middels de zogenaamde ‘flipper’ methode. De genoemde seniorenwoningen bevinden zich aan de [adres] te [woonplaats] (Groningen). De betreffende zaken zijn:
(…)
nr [nummer] – 2017169471
nr [nummer] – 2017166025
(…)
(…) Ik zag dat er op de beelden te zien was wat hierboven reeds is genoemd. (…) Ik zag dat [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] richting een ingang kwam lopen. Dit betrof de ingang van het genoemde seniorencomplex aan de [adres] . Ik zag dat [medeverdachte 3] een bos bloemen voor haar gezicht hield [39]
5.3.3
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Mede naar aanleiding van de standpunten die de verdediging naar voren heeft gebracht, heeft de rechtbank de volgende overwegingen ten aanzien van een aantal onderdelen van het bewijs.
5.3.3.1 Overwegingen ten aanzien van de herkenningen
Door de verdediging is – kort gezegd – bepleit dat de herkenningen onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer de kwaliteit van de camerabeelden en de zichtbaarheid van de dader op die beelden van belang. De ten aanzien van de feiten 2, 3, 4, 5, 8, 11 en 12 in het dossier gevoegde stills van camerabeelden waarop de daders te zien zijn, zijn van voldoende kwaliteit en ook voldoende duidelijk om als basis voor een herkenning te dienen. Verder hebben de verbalisanten in de hierboven genoemde processen-verbaal telkens gedetailleerd en uitvoerig omschreven waaraan zij verdachte(n) herkennen en daarbij specifieke kenmerken genoemd. De rechtbank heeft met betrekking tot verdachte dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en de juistheid van deze herkenningen. Het gevoerde verweer wordt dan ook verworpen.
5.3.3.2 Overwegingen ten aanzien van de modus operandi en het medeplegen
De verdediging heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat bij de ten laste gelegde woninginbraken sprake is geweest van het openen van de deur middels ‘flipperen’ (gebruik valse sleutel) en dat de feiten tezamen en in vereniging zijn gepleegd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 11 januari 2000, NJ 2000, 194) volgt dat het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend bewijs (schakelbewijs) is toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
In de onderhavige zaak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het bewijs voor het ene ten laste gelegde feit als schakelbewijs kan dienen voor een ander ten laste gelegde feit. Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen blijken de volgende overeenkomsten en hieruit leidt de rechtbank de volgende modus operandi af:
  • alle aangevers zijn woonachtig in een seniorenwoning, die deel uitmaakt van een seniorencomplex;
  • alle aangevers hadden hun voordeur niet op slot gedraaid, maar enkel achter zich dichtgetrokken;
  • de groep daders, waar verdachte onderdeel van uitmaakt, waren voorzien van een bos bloemen;
  • de daders belden bij de voordeur aan bij diverse woningen en indien er werd open gedaan werden aan de bewoner verontschuldigingen aangeboden omdat zij naar eigen zeggen bij de verkeerde woning hadden aangebeld. In het geval er op het aanbellen niet werd open gedaan, werd de woning binnen gegaan of werd dat geprobeerd;
  • bij de woningen is telkens geen braakschade aangetroffen;
  • de voordeur werd opengemaakt middels het zogenaamde ‘flipperen’. Hierbij heeft de rechtbank, naast het feit dat er telkens geen braakschade is aangetroffen op/bij de voordeuren, gelet op de op 1 augustus 2017 in de zeer nabije aanwezigheid van verdachte aangetroffen ‘flippers’ en op de verklaring van aangeefster [aangever 6] (feit 8, zaak 9) dat zij op aanbellen niet had opengedaan, dat zij vervolgens gestommel hoorde aan de voordeur en dat hierna de voordeur ineens openging;
  • de groep daders ging na te hebben ingebroken in de seniorenwoning weer gezamenlijk weg.
Uit hetgeen hiervoor is weergegeven volgt dat verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraken en een poging daartoe en dat de voordeuren zijn opengemaakt middels een meegebracht stuk plastic, een zogenaamde ‘flipper’. Dit maakt dat er sprake is van gekwalificeerde woninginbraken. De volgende vraag is of de betrokkenheid van verdachte kan worden aangemerkt als medeplegen.
Verdachte heeft geen openheid van zaken willen geven en heeft zich beroepen op haar zwijgrecht. Hierdoor kan de rechtbank zich slechts baseren op de uiterlijke verschijningsvorm van de vastgestelde feiten en omstandigheden van de modus operandi. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is sprake van een – op grond van een plan dat alle deelnemers vooraf kennelijk duidelijk was – in bewuste en nauwe samenwerking uitgevoerde woninginbraken en een poging daartoe. Weliswaar kan niet precies worden vastgesteld welke rol de verdachte bij de uitvoering daarvan heeft vervuld, maar wel staat vast dat zij samen met haar mededaders, waaronder medeverdachte(n), naar de seniorencomplexen, waar de betreffende woningen deel van uitmaakten, toe is gegaan, er daar sprake is geweest van een (poging tot) inbraak en zij uiteindelijk samen met haar mededaders het complex weer heeft verlaten. Op grond van de uiterlijke verschijningsvorm moet het er voor worden gehouden dat verdachte tezamen met haar mededaders, waaronder de (eveneens aangehouden) medeverdachten, de woninginbraken en de poging daartoe heeft gepleegd. Gezien het voorgaande oordeelt de rechtbank dat, ook al kan niet worden vastgesteld door wie precies wat is begaan, sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar mededaders die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van woninginbraken en een poging daartoe in seniorencomplexen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
5.3.3.3 Eindconclusie
De rechtbank acht, gelet op alle hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder
2, 3, 4, 5, 8, 11 en 12 ten laste gelegde feiten, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
2.
op 01 augustus 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een bruine portemonnee met inhoud en geld (in totaal circa 500 euro), toebehorende aan [aangever 1] (geboren op [1932] ), waarbij verdachte en haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
3.
op 30 maart 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een geldkistje met inhoud (ongeveer 5700,-) en twee trouwringen, toebehorende aan [benadeelde 1] (geboren op [1933] ), waarbij verdachte en haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
4.
op 30 maart 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een gouden horloge en een geldbedrag (te weten 24 muntstukken van 2,-), toebehorende aan [aangever 3] (geboren op [1930] ), waarbij verdachte en haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
5.
op 30 maart 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een kentekenbewijs, toehorende aan [aangever 4] (geboren op [1936] ), waarbij verdachte en haar mededaders zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
8.
op 25 januari 2017 te [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ of haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld/goed(eren) onder hun bereik te brengen door middel van van een valse sleutel, te weten door de deur van die woning te openen met een stuk plastic (flipperen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
11.
op 25 juni 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] )
heeft weggenomen een gouden horloge en twee gouden kettingen, toebehorende aan [aangever 7] (geboren op [1935] ), waarbij verdachte en haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
12.
op of omstreeks 25 juni 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een geldbedrag (van circa 80 euro), toebehorende aan [aangever 8] (geboren op [1939] ), waarbij verdachte en haar mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen verdachte onder de feiten 2, 3, 4, 5, 8, 11 en 12 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde onder
feit 2, 3, 4, 5, 11 en 12levert volgens de wet
telkenshet volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Het bewezen verklaarde onder
feit 8levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de feiten die hij bewezen acht, te veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft in zijn requisitoir te kennen gegeven dat hij, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden per woninginbraak passend acht.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – verzocht aan verdachte een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van gekwalificeerde woninginbraken, maar van insluipingen en acht per insluiping hooguit een gevangenisstraf van 2 maanden passend. Met betrekking tot de strafmaat heeft de raadsman nog gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat zij de zorg heeft voor een 4,5 jaar oud zoontje.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een zestal vermogensdelicten waarbij senioren op hoge leeftijd het slachtoffer zijn geworden. Daarnaast heeft verdachte tezamen met anderen zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een seniorenwoning.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat zij (hoog)bejaarde personen als een makkelijke prooi heeft gezien en hen daarom bewust heeft uitgekozen. Verdachte en haar mededaders gingen ten aanzien van de diefstallen uit de woningen zeer planmatig te werk. Met een door hen meegebrachte bos bloemen belden zij bij seniorenwoningen aan. In het geval de voordeur op hun aanbellen niet werd opengedaan werd de deur met een stuk plastic open gemaakt door middel van ‘flipperen’. In het geval wel werd opengedaan werd aan de bewoner verontschuldigingen aangeboden en medegedeeld dat zij bij de verkeerde persoon hadden aangebeld.
Verdachte heeft met haar handelen het vertrouwen in de medemens, van wie oudere mensen in toenemende mate afhankelijk zijn, in ernstige mate geschaad. Bij de diefstallen zijn onder meer sieraden, waaronder meerdere trouwringen weggenomen, welke voor de slachtoffers een zeer grote emotionele waarde hebben. Verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door haar zucht naar financieel gewin en geenszins stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. Dit volgt temeer uit de omstandigheid dat verdachte met het plegen van deze feiten een invulling aan haar leven lijkt te geven, nu zij (nog) geen enkele (legale) bron van inkomsten schijnt te hebben.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 21 december 2017. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat zij al meerdere malen is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze eerdere veroordelingen en gevangenisstraffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van misdrijven.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een inbraak in een woning (art. 311 Sr.), waarbij recidive aan de orde is, een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. In dit geval ziet de rechtbank in de kwetsbaarheid van de slachtoffers, in het planmatige karakter en in het feit dat de feiten tezamen met anderen zijn gepleegd strafverzwarende omstandigheden. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank in dit geval, evenals de officier van justitie, als uitgangspunt per voltooide woninginbraak een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend.
Uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde volgt dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden passend en geboden. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, zal van deze duur worden afgetrokken.
In de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen.

10.BENADEELDE PARTIJ

De benadeelde partij [aangever 1]
De benadeelde partij [aangever 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.500,--. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade, te weten: een hoeveelheid contant geld van in totaal € 500,-- en een geschatte waarde aan juwelen van
€ 4.000,--.
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.569,--. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, te weten: een hoeveelheid contant geld van in totaal € 5.700,-- en een geschatte waarde van twee trouwringen van € 569,--, alsmede uit immateriële schade van € 300,--.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vordering van [aangever 1] op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 500,--, het contante geld, voor toewijzing in aanmerking komt. Met betrekking tot de juwelen ontbreekt volgens de officier van justitie het causaal verband.
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vordering van [benadeelde 1] op het standpunt gesteld dat de vordering geheel voor toewijzing in aanmerking komt
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van de toe te wijzen bedragen, alsmede voor de verschuldigde wettelijke rente, de zogenoemde schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op de leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op zijn pleidooi tot integrale vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden. Subsidiair heeft de raadsman met betrekking tot de vordering van Top aangevoerd dat het causaal verband tussen de schadepost van de juwelen en het bewezen verklaarde ontbreekt en dat met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] het bedrag van € 5.700,- onvoldoende is onderbouwd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [aangever 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost van het contante geld komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank overweegt dat uit de aangifte en de bevindingen omtrent de aangetroffen portemonnee volgt dat dit geldbedrag door verdachte en haar mededaders is weggenomen, zodat de rechtbank deze schadepost voldoende onderbouwd acht. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 500,-- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling.
Met betrekking tot de schadepost van – kort gezegd – de juwelen is de rechtbank van oordeel dat het causaal verband tussen het gevorderde en het bewezen verklaarde ontbreekt. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte of haar mededader(s) is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling door verdachte of haar mededader(s) is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost van de twee trouwringen (ter hoogte van € 569,--) komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank acht op basis van de aangifte en de overgelegde uitdraai van de website bol.com deze schade voldoende onderbouwd. De geleden immateriële schade stelt de rechtbank naar billijkheid vast op een bedrag van € 300,--. Deze beide schadeposten zijn ook niet door de verdediging betwist. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot het weggenomen geldbedrag van € 5.700,- eveneens toewijzen omdat dit bedrag door aangever gelijk bij het opnemen van zijn aangifte is benoemd en hij toen ook heeft aangegeven uit welke coupures (114 biljetten van € 50,--) dit bedrag bestond. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring. De rechtbank zal de vordering, gelet op het vorenstaand geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2017 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 6.569,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 67 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die door verdachte of haar mededader(s) is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling door verdachte of haar mededader(s) is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, 6, 7, 9 en 10 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2, 3, 4, 5, 8, 11 en 12 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in paragraaf 6 is vermeld;
- verklaart het onder feit 2, 3, 4, 5, 8, 11 en 12 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
40 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [aangever 1]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 1] ter zake van het bewezenverklaarde onder feit 2 tot het bedrag van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), geheel bestaande uit materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen hechtenis. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezenverklaarde onder feit 3 tot het bedrag van € 6.569,--. (zegge: zesduizend vijfhondernegenenzestig euro), bestaande uit € 6.259,-- aan materiële schade en € 300,-- aan immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 6.569,--. (zegge: zesduizend vijfhondernegenenzestig euro)te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 67 dagen hechtenis. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Ebbens, voorzitter, mrs. C.M.A.T van der Geest en A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Zaak 1
zij op of omstreeks 01 augustus 2017 te Bunnik (aan de Rijksweg A12), althans
in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een bos bloemen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
tankstation De Forten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of haar mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
Zaak 2
zij op of omstreeks 01 augustus 2017 te [woonplaats] , gemeente Zeist,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft
weggenomen een (bruine) portemonnee (met inhoud) en/of geld (in totaal circa
500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1]
(geboren op [1932] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en / of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of door middel
van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
3.
Zaak 3
zij op of omstreeks 30 maart 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen
een geldkistje met inhoud (ongeveer 5700,-) en/of twee trouwring(en), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] (geboren op
[1933] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /
of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
Zaak 4
zij op of omstreeks 30 maart 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning
(gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een (gouden)
horloge en/of (een) geld(bedrag (te weten 24 muntstukken van 2,-), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] (geboren
op [1930] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of haar mededader(s) waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
Zaak 5
zij op of omstreeks 30 maart 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning
(gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een kentekenbewijs,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4] (geboren
op [1936] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of haar mededader(s) waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
6.
Zaak 6
zij op of omstreeks 10 februari 2017 te [woonplaats] , althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen
geld en/of goederen van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen geld/goed(eren) onder haar/hun bereik te brengen
door middel van braak en/of verbreking en/of door middel van een valse
sleutel, te weten door de deur van die woning te openen met een stuk plastic
(flipperen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
Zaak 8
zij op of omstreeks 05 mei 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een
hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 3] (geboren op [1923] ), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of haar mededader(s)
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking
en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
8.
Zaak 9
zij op of omstreeks 25 januari 2017 te [woonplaats] , althans in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]
316) weg te nemen geld en/of goederen van haar/hun gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning
te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld/goed(eren) onder haar/hun
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of door middel
van een valse sleutel, te weten door de deur van die woning te openen met een
stuk plastic (flipperen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
9.
Zaak 10
zij op of omstreeks 12 mei 2017 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres] ) heeft weggenomen één of meer (zilveren) ring(en) en/of
een (zilveren) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 4] (geboren op [1928] ), in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) waarbij verdachte
en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
10.
Zaak 11
zij op of omstreeks 28 april 2017 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk
van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]
) heeft weggenomen een geldbedrag (van circa 200 euro), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] (geboren
op [1934] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en /
of haar mededader(s) waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg
te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
11.
Zaak 15
zij op of omstreeks 25 juni 2017 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] )
heeft weggenomen een (gouden) horloge en/of twee (gouden) kettingen, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 7] (geboren op
[1935] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of haar mededader(s) waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
12.
Zaak 16
zij op of omstreeks 25 juni 2017 te [woonplaats] , althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] )
heeft weggenomen een geldbedrag (van circa 80 euro), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 8] (geboren op [1939] ), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of haar
mededader(s) waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met proces-verbaalnummer PL0900-2017238015 Z (pagina 1 t/m 444) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] , pag. 15.
3.Idem, pag. 16.
4.Idem, pag. 17.
5.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pag. 19.
6.Idem, pag. 20.
7.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] , pag. 27.
8.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 7] , pag. 28.
9.Idem, pag. 29.
10.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 13] , pag. 148.
11.Kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0900-2017236168-17, opgenomen na pagina 293.
12.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pag. 106.
13.Idem, pag. 107.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pag. 111.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pag. 113.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pag. 115.
17.Idem, pag. 116.
18.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , namens [benadeelde 1] , pag. 225.
19.Idem, pag. 226.
20.Proces-verbaal “sporenonderzoek” van verbalisant [verbalisant 10] , pag. 249.
21.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , pag. 251.
22.Idem, pag. 252.
23.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , pag. 258.
24.Goederenbijlage, behorende bij het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , pag. 260
25.Proces-verbaal “sporenonderzoek” van verbalisant [verbalisant 11] , pag. 261.
26.Idem, pag. 262.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , pag. 254 en 255.
28.Proces-verbaal “buurtonderzoek” van verbalisant [verbalisant 12] , pag. 248.
29.Proces-verbaal “herkenning persoon door opsporingsambtenaar” van [verbalisant 1] , pag. 197.
30.Fotocollage, behorende bij het proces-verbaal “herkenning persoon door opsporingsambtenaar” van A.L Venema, pag. 199 en 200.
31.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] , pag. 399.
32.Idem, pag. 400.
33.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 13] , pag. 306 en 307.
34.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] , pag. 437.
35.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] , pag. 440.
36.Idem, pag. 441.
37.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 14] , pag. 336.
38.Idem, pag. 337.
39.Proces-verbaal van bevindingen en herkenning door opsp. ambtenaar van [verbalisant 9] , pag. 308.