ECLI:NL:RBMNE:2018:5386
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot intrekking machtiging uithuisplaatsing door minderjarige
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot intrekking van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van verzoekster]. De minderjarige, geboren in 2003, heeft op 21 augustus 2018 een verzoek ingediend bij de gecertificeerde instelling (GI) om de uithuisplaatsing te beëindigen, omdat haar oom en tante bereid waren om haar in hun gezin op te nemen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, haar ouders, de GI en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam van verzoekster] wordt uitgeoefend door haar ouders en dat zij sinds 8 mei 2018 onder toezicht is gesteld. De uithuisplaatsing is destijds verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de feiten en standpunten van alle betrokken partijen gehoord. De vader van [voornaam van verzoekster] is van mening dat het schadelijk is voor haar om bij haar tante te wonen, terwijl de moeder een andere oplossing voorstelt.
De kinderrechter heeft beoordeeld of [voornaam van verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoek en of het verzoek gericht is aan de juiste wederpartij. De kinderrechter concludeert dat de minderjarige ontvankelijk is in haar verzoek, maar dat de GI de juiste partij is om het verzoek aan te richten. De kinderrechter heeft ook overwogen of er gewijzigde omstandigheden zijn die een beëindiging van de uithuisplaatsing rechtvaardigen. Uiteindelijk heeft de kinderrechter geoordeeld dat de minderjarige niet bij haar tante kan worden geplaatst, omdat deze niet neutraal is in het conflict tussen de ouders en de grootouders. De kinderrechter heeft het verzoek tot intrekking van de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen.