ECLI:NL:RBMNE:2018:5385

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
467021 / FO RK 18-1435
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot uitbreiding van contactmomenten voor minderjarige onder toezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam van verzoekster]. Het verzoek is ingediend door [voornaam van verzoekster] zelf, die onder toezicht is gesteld tot 8 mei 2019. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, haar ouders, de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, en de Raad voor de Kinderbescherming betrokken waren.

[Voornaam van verzoekster] verzocht de kinderrechter om haar meer vrijheid te geven in het contact met haar familieleden, met name haar oma, ooms, tantes, neefjes en nichtjes. Momenteel mag zij haar oma en tante één keer per twee weken zien, maar zij wenst een uitbreiding van deze regeling. De gezinsvoogd en de ouders hebben de huidige regeling vastgesteld, die door de jeugdhulpaanbieder wordt uitgevoerd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is tussen de betrokkenen en dat het verzoek van [voornaam van verzoekster] ontvankelijk is op basis van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek.

De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat het verzoek niet in het belang van [voornaam van verzoekster] is. De huidige beperkingen zijn ingesteld om haar welzijn te waarborgen, gezien de complexe situatie met verschillende familieleden die aan haar trekken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat een onbeperkte bezoekregeling niet past binnen het kader van de uithuisplaatsing van [voornaam van verzoekster]. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek afgewezen.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
zaakgegevens : C/16/467021 / FO RK 18-1435
datum uitspraak: 19 oktober 2018

Beschikking geschillenregeling

in de zaak van

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [voornaam van verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. W.A. Breddels.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen: de vader,

wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] , hierna te noemen: de moeder,

wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. van Andel,

de gecertificeerde instelling SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,

hierna te noemen: de GI.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is betrokken op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de minderjarige van 22 augustus 2018, ingekomen bij de griffie op 23 augustus 2018; en
- het verweerschrift met bijlagen van de moeder van 2 oktober 2018, ingekomen bij de griffie op 2 oktober 2018.
Op 5 oktober 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam van verzoekster] ,
- de moeder,
- de vader,
- mevrouw [A] namens de GI,
- mevrouw [B] namens de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van verzoekster] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 8 mei 2018 is [voornaam van verzoekster] onder toezicht gesteld tot 8 mei 2019.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [voornaam van verzoekster] voor de duur van de ondertoezichtstelling in een accommodatie jeugdhulpaanbieder. Deze is tot op heden ten uitvoer gelegd in [locatie 1] in [plaatsnaam] .

Het verzoek

[voornaam van verzoekster] heeft een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling. [voornaam van verzoekster] verzoekt de kinderrechter om te bepalen dat het haar vrijstaat contact met haar familieleden, in het bijzonder met haar oma, haar ooms, tantes, neefjes en nichtjes, te hebben. Dit contact kan bestaan in het afleggen van een bezoek, of per WhatsApp, telefoon of e-mail.

De standpunten

[voornaam van verzoekster] mag op dit moment één keer per twee weken haar oma en tante afzonderlijk van elkaar één uur zien, terwijl zij hier meer vrijheid in wil. Ze zou graag een keer een weekend bij één van hen logeren of hen een dag willen bezoeken. Deze regeling is door de gezinsvoogd in samenspraak met haar ouders bedacht en wordt door [locatie 1] uitgevoerd. Voor haar zusje is geen bezoekregeling afgesproken, maar meestal komt zij één keer per week langs. Volgens [voornaam van verzoekster] is zij vrij in contact per WhatsApp en e-mail.
Ook volgens de GI is de regeling in het contact met oma en tante in samenspraak met de ouders tot stand gekomen. Door [locatie 1] wordt het contact tussen [voornaam van verzoekster] en haar oma en tante geobserveerd. Daarbij is geconstateerd dat oma en tante zich niet altijd aan de afspraken houden in die zin dat [voornaam van verzoekster] en haar oma en tante elkaar ook buiten de afgesproken contactmomenten treffen. Volgens de GI kan er sprake zijn van opbouw in het contact tussen [voornaam van verzoekster] en haar oma en tante als het een periode goed gaat.
De moeder heeft op dit moment op geen enkele manier contact heeft met [voornaam van verzoekster] , maar zij hoopt dat dit in de toekomst weer kan worden opgebouwd. Ze zorgt er voor dat het zusje van [voornaam van verzoekster] in ieder geval één keer per week bij [voornaam van verzoekster] langs gaat.
Ook de vader heeft nu geen contact met [voornaam van verzoekster] en hoopt dat dit contact op termijn weer kan ontstaan. Hij is van mening dat de beperkingen in het contact tussen [voornaam van verzoekster] en oma en tante een goede reden hebben, omdat zij misbruik hebben gemaakt van de contactmomenten.

De beoordeling

De kinderrechter stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is en acht de volgende beslissing in het belang van [voornaam van verzoekster] wenselijk.
Allereerst moet de kinderrechter beoordelen of [voornaam van verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoek. Op grond van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een minderjarige ouder dan twaalf geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen voorleggen aan de kinderrechter. Een geschil over de contactmomenten met oma en tante valt onder de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Gelet hierop acht de kinderrechter [voornaam van verzoekster] ontvankelijk in haar verzoek.
De kinderrechter moet verder beoordelen of het verzoek door [voornaam van verzoekster] in haar belang is. Door de GI is in overleg met de ouders, het contact tussen [voornaam van verzoekster] en haar oma en tante beperkt. Over de contacten met andere familieleden is geen geschil. [voornaam van verzoekster] mag vrij contact mag hebben via WhatsApp, e-mail en social media. Omdat [voornaam van verzoekster] behoefte heeft aan meer contact met haar oma en tante, heeft zij een onbeperkte bezoekregeling met haar oma en tante verzocht. De afspraken in het contact met oma en tante die door de GI aan [voornaam van verzoekster] zijn opgelegd, zijn echter met een reden gemaakt. Er wordt door verschillende familieleden aan [voornaam van verzoekster] getrokken, waarbij het belang van [voornaam van verzoekster] uit het oog wordt verloren. Het is op dit moment van belang dat [voornaam van verzoekster] op een neutrale plek gaat wonen. Een onbeperkte bezoekregeling met haar oma en tante past niet binnen het kader van de uithuisplaatsing van [voornaam van verzoekster] .
Op grond van het vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat het niet in het belang van [voornaam van verzoekster] is om de bezoekregeling met haar oma en tante uit te breiden.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2018 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Hoogeveen-van de Vrede als griffier.