In deze zaak heeft de kantonrechter op 31 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een huurovereenkomst met betrekking tot een horecaruimte. [eiser] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur, terwijl [gedaagde] zich beriep op gebreken aan het gehuurde en huurprijsvermindering eiste. De procedure begon met een huurovereenkomst die op 1 augustus 2017 inging, waarbij [gedaagde] de bedrijfsruimte casco huurde. Gedurende de huurperiode ontstonden er geschillen over gebreken, waaronder het ontbreken van eigen nutsvoorzieningen en geluidsoverlast van een naastgelegen sportschool. [gedaagde] stelde [eiser] in gebreke en weigerde huur te betalen, wat leidde tot een huurachterstand van € 21.000,00. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet gerechtigd was om de huurbetaling op te schorten, omdat de gebreken niet zodanig waren dat dit gerechtvaardigd was. De rechter ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde [gedaagde] tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, contractuele boetes en proceskosten. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie werden afgewezen, omdat zij onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar claims.