ECLI:NL:RBMNE:2018:5321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2018
Publicatiedatum
1 november 2018
Zaaknummer
16/660255-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens geweld en bedreiging met vuurwapen

Op 1 november 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder geweld en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank constateerde dat de verklaringen van de slachtoffers bij de politie wezenlijk verschilden van die bij de rechter-commissaris. Het overige bewijs werd als marginaal beschouwd en vormde geen wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers onbetrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij, een van de slachtoffers, had een vordering ingediend voor schadevergoeding, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank besloot dat de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter kon indienen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660255-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 november 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats] ,
verblijvende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 januari 2017, 2 februari 2017, 8 juni 2017 en 18 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. van Waveren en van hetgeen verdachte en mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, alsmede mr. R.G.M. Rijkhoff namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 9 september 2016 te Eemnes en/of Baarn tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door met geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van huissleutels, een horloge en geld terwijl het geweld dan wel de bedreiging met geweld bestond uit een vuurwapen op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te richten, die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te slaan met de vuist en het vuurwapen en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot het afleggen van een belastende verklaring;
en/of
op 9 september 2016 te Eemnes en/of Baarn tezamen en in vereniging met een ander huissleutels, een horloge en geld hebben weggenomen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wat voorafgegaan, vergezeld of gevolgd werd van geweld of bedreiging met geweld;
en/of
op 9 september 2016 te Eemnes en/of Baarn tezamen en in vereniging met een ander door geweld of andere feitelijkheid of bedreiging daarmee [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben gedwongen een bekentenis af te leggen;
feit 2
op 9 september 2016 te Eemnes en/of Baarn tezamen en in vereniging met een ander heeft geprobeerd zich wederrechtelijk te bevoordelen door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van € 5.000,-;
feit 3
op 9 september 2016 te Eemnes en/of Baarn tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun vrijheid hebben beroofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1, tweede alternatief (voor zover dat betrekking heeft op de diefstal), feit 1, derde alternatief (de dwang) en feit 3 wettig en overtuigend te bewijzen. Voor feit 1, eerste alternatief en feit 2 heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het toegepaste geweld en het gebruik van een vuurwapen en dat de verdachten van die twee onderdelen dienen te worden vrijgesproken.
De officier van justitie meent dat de verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de eerste verklaring van [slachtoffer 2] bij de politie en objectieve bewijsmiddelen, te weten de historische gegevens van de telefoons, het aantreffen van het horloge van [slachtoffer 1] in de woning van verdachte [verdachte] , tapgesprekken waaruit blijkt dat er druk wordt uitgeoefend op de slachtoffers en dat [slachtoffer 1] niet meer in het bezit is van zijn huissleutels en tot slot de camerabeelden waarop te zien is dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een bekentenis afleggen op een donkere plek. Uit de verklaringen van de verdachten zelf volgt dat er is gesproken met stemverheffing en dat ervoor is gekozen om [verdachte] het woord te laten voeren, omdat hij gelet op zijn voorkomen indruk zou maken op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De officier van justitie acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat het horloge en de huissleutels wederrechtelijk zijn weggenomen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gedwongen tot het afleggen van een verklaring en zij ook wederrechtelijk van hun vrijheid zijn beroofd. Zij acht daarnaast bewezen dat deze feiten in vereniging met de twee medeverdachten zijn gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft verklaard dat de goederen die onder hem zijn aangetroffen door [slachtoffer 1] zijn afgegeven als een vorm van onderpand en dat dit op initiatief van [slachtoffer 1] is gebeurd.
Op het filmpje is geen enkele geweldshandeling van de zijde van verdachte te zien. Er is geen sprake van een dreiging of van een sfeer die past bij de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook is het vermeende vuurwapen nooit aangetroffen.
Door het NFI is het filmpje bekeken en daarop wordt ook geen letsel waargenomen.
De verklaring die [slachtoffer 1] bij de politie heeft afgelegd, wordt door hem op onderdelen herroepen bij de rechter-commissaris. Het gaat daarbij om cruciale elementen die niet blijken te kloppen en juist het vermeende strafwaardige handelen van verdachte betreffen. De raadsman heeft dan ook gesteld dat de verklaring van [slachtoffer 1] moet worden uitgesloten van het bewijs.
De verklaring van [slachtoffer 2] wordt door [slachtoffer 1] weersproken. Volgens [slachtoffer 1] , zoals hij heeft verklaard bij de rechter-commissaris, hebben ze maar heel even op hun knieën gezeten en toen werd er niet gefilmd. Het filmen vond pas plaats toen zij allebei stonden. [slachtoffer 1] zegt dat hij éénmaal is geslagen en dat [slachtoffer 2] tweemaal is geslagen. [slachtoffer 2] heeft uiteindelijk bij de rechter-commissaris verklaard dat hij bij de politie heeft gelogen en dat maakt dat ook die verklaring dient te worden uitgesloten van het bewijs.
De raadsman heeft gemeend dat op grond van de inconsistenties, de stellige ontkenning van verdachte, het herroepen van potentieel belastende politieverklaringen door verschillende betrokkenen, de objectieve vaststelling van het NFI en de eigen waarneming van het filmpje, er niet gesteld kan worden dat er sprake is van wettig en overtuigend bewijs en dat verdachte dus dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. In dit dossier zijn de objectieve gegevens beperkt, geven geen directe steun voor het strafwaardige karakter van het handelen van verdachten en weerspreken ook niet de verklaringen van de verdachten. Voor een bewezenverklaring zou de rechtbank dus in zeer belangrijke mate moeten varen op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben op 2 oktober 2016 respectievelijk 4 oktober 2016 een eerste verklaring afgelegd bij de politie. Zij hebben toen een gedetailleerde verklaring afgelegd, met name over het geweld dat door de verdachten zou zijn gepleegd. Deze verklaringen werden ondersteund door ander bewijs, onder andere door de historische gegevens van de telefoons waaruit de route volgt die zij met de verdachten zouden hebben afgelegd en het aantreffen van het horloge van [slachtoffer 1] bij verdachte [verdachte] . Ook komen de eerste verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met elkaar overeen.
[slachtoffer 1] heeft in zijn eerste verklaring bij de politie verklaard dat er op meerdere momenten fors geweld en dreiging daarmee heeft plaatsgevonden. Zo verklaart hij dat de verdachte [verdachte] meerdere malen een doorgeladen vuurwapen op hem heeft gericht en hem daarmee met kracht in zijn gezicht heeft geslagen. Verder verklaart hij dat hij met [slachtoffer 2] op een afgelegen terrein bij de Witte Bergen op hun knieën moesten gaan zitten met hun handen achter hun hoofd, dat er een wapen op hun hoofd werd gericht, dat zij in het gezicht werden geslagen en dat zij werden gedwongen een verklaring af te leggen wat met de mobiele telefoon van één van de verdachten werd gefilmd. Voor de zitting van 26 januari 2017 is dit betreffende filmpje aan het dossier toegevoegd. Hierop is te zien dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staan, zonder hun handen achter hun hoofd en dat zij een verklaring afleggen. Op het filmpje is geen enkele vorm van geweld dan wel dreiging daarmee te zien. Uit het forensisch geneeskundig rapport van het NFI van 19 april 2017 blijkt bovendien dat de forensisch arts géén voor letsels verdachte afwijkingen bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op het filmpje heeft waargenomen.
Een belangrijk onderdeel van de verklaring van [slachtoffer 1] bij de politie wordt dus door dit objectieve bewijsmiddel weersproken. Vervolgens wordt [slachtoffer 1] op 30 januari 2017 bij de rechter-commissaris gehoord. In die verklaring komt hij terug op bepaalde onderdelen van zijn eerste verklaring bij de politie. Het betreft met name de onderdelen over het toegepaste geweld en de dreiging daarmee. Zo verklaart [slachtoffer 1] , nadat hij door de rechter-commissaris is beëdigd, dat zij pas zijn gefilmd toen ze stonden en dus niet op het moment dat zij op hun knieën zaten zoals hij eerder bij de politie heeft verklaard. Ook heeft [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris verklaard dat hij die dag slechts één keer is geslagen en dat dit niet met een vuurwapen is gebeurd.
[slachtoffer 2] is op 23 mei 2017 door de rechter-commissaris als getuige gehoord. Hij heeft tijdens dat verhoor verklaard dat hij bij de politie het verhaal uit zijn duim gezogen heeft en hij komt daarmee dus op zijn gehele verklaring bij de politie terug.
De rechtbank constateert aldus dat de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen bij de politie wezenlijk verschillen met de verklaringen zoals afgelegd bij de rechter-commissaris, met name voor wat betreft de strafwaardige elementen van het handelen van de verdachten. Het toegepaste geweld wordt door [slachtoffer 1] gereduceerd tot één klap en [slachtoffer 2] komt in zijn geheel terug op hetgeen hij eerder heeft verklaard. Nu er voorts geen concrete verklaring wordt gegeven waarom op eerdere verklaringen wordt teruggekomen, kan de rechtbank niet anders dan de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als onbetrouwbaar terzijde schuiven. Zij zal deze bewijsmiddelen dan ook niet voor het bewijs gebruiken.
Nu de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet voor het bewijs zal gebruiken, moet gekeken worden naar het overige bewijs. Zoals eerder al gezegd is dit overige, objectieve bewijs marginaal en vormt geen wettig en overtuigend bewijs voor het strafwaardig handelen door verdachten, hetgeen door de verdachten juist wordt betwist. Het objectieve bewijs past in het door verdachten geschetste alternatieve scenario.
Gelet op het bovenstaande, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde strafbare handelingen ontbreekt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van alle ten laste gelegde feiten.

5.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.031,53. Dit bedrag bestaat uit € 31,53 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Daarnaast wordt er
€ 2.420,00 aan proceskosten gevorderd.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade en de proceskosten volledig toegewezen kunnen worden. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit tot een bedrag van
€ 1.000,00 dient te worden gematigd, nu zij niet tot een bewezenverklaring van het geweld en het vuurwapen komt en de aangehaalde uitspraken in de vordering juist daarop zien.
De officier van justitie heeft gevraagd om de vordering hoofdelijk toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering wegens de bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dient te worden afgewezen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. J.A. Spee en B.G.W.P. Heijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. S. Passchier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2018.
Mr. B.G.W.P. Heijne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Eemnes en/of Baarn, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van
(huis)sleutels en/of een horloge en/of geld, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die de [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
en/of
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Eemnes en/of Baarn althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (huis)sleutels en/of horloge en/of geld, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
- een (doorgeladen) pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] met de vuist/hand en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp in/op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (daarbij) hebben gedwongen tot het afleggen van een voor hem/hen zelf en of derde(n) belastende verklaring en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] mee te nemen naar een donkere en/of afgelegen parkeerplaats en/of
- dreigend en /of intimiderend in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met stemverheffing en/of geschreeuw de woorden “wie heeft het gedaan, moet ik jou hebben of jou?”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking te uiten
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Eemnes en/of Baarn, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of
door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging, met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] meegenomen naar een donkere afgelegen parkeerplaats en/of
- driegend en/of intimiderend in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met stemverheffing en/of geschreeuw de woorden “wie heeft het gedaan, moet ik jou hebben of jou?”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking geuit en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een bekentenis van een diefstal van een goed laten afleggen en/of die bekentenis opgenomen op camera van een telefoon
Art 284 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 9 september 2016 te Eemnes en/of Baarn ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van (in totaal) 5000 euro, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- een (doorgeladen) pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met de vuist/hand en/of dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp in/op/tegen het lichaam heeft/hebben gestompt/geslagen
en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (daarbij) hebben gedwongen tot het afleggen van een voor hem/hen zelf en of derde(n) belastende verklaring en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] mee te nemen naar een donkere en/of afgelegen parkeerplaats en/of
- dreigend en/of intimiderend in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met stemverheffing en/of geschreeuw de woorden “wie heeft het gedaan, moet ik jou hebben of jou?”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, te uiten;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 09 september 2016 te Eemnes en/of Baarn, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk, onder bedreiging van een (doorgeladen) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of fysiek geweld en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] niet weg mochten
-hem/hen gedwongen in een auto plaats te nemen en/of in die auto te blijven en/of
-hem/hen mee te nemen naar een afgelegen plaats en/of hem/hen daar gedwongen
uit de auto te stappen en/of hen daar gedwongen enige tijd te verblijven;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht